ECLI:NL:RBGEL:2024:7300

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/438108 KG RK 24-521
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak

Op 5 augustus 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigden, mr. J.B. Boone en mr. M. Hoevers. De verzoekers stelden dat de rechters in hun hoedanigheid van leden van de wrakingskamer in eerdere zaken (RK 24/470 en RK 24/471) partijdig waren, omdat zij niet direct een beslissing hadden genomen over de ontvankelijkheid van hun wrakingsverzoek. Dit zou volgens hen de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid oproepen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024 hebben de verzoekers hun gronden toegelicht. Ze voerden aan dat er mogelijk contact was geweest tussen de voorzitter van de wrakingskamer en de officier van justitie, wat in strijd zou zijn met de Wet op de Rechterlijke Organisatie. De rechters hebben echter aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben hun standpunt toegelicht. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers niet voldoende concrete omstandigheden hadden aangevoerd die de schijn van partijdigheid rechtvaardigden. De beslissing om het wrakingsverzoek eerst inhoudelijk te behandelen en pas later over de ontvankelijkheid te beslissen, werd als een procesbeslissing beschouwd. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/438108 / KG RK 24/521
Beslissing van 5 augustus 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1]
verblijvende te Hoenzadriel
hierna te noemen: verzoekster,
en
[verzoeker 2]
verblijvende te Wijk bij Duurstede
hierna te noemen: verzoeker,
tezamen: verzoekers
gemachtigden: mr. J.B. Boone en mr. M. Hoevers
strekkende tot de wraking van
mr. G.W.B. Heijmans, mr. Y. Marijs en mr. A.S.W. Kroon,
rechters in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting van 2 juli 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 16 juli 2024.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigden mr. J.B. Boone en mr. M. Hoevers
  • één van de rechters, te weten mr. G.W.B. Heijmans.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in hun hoedanigheid van rechters van de wrakingskamer in de zaken met nummers RK 24/470 en RK 24/471.
2.2
Verzoekers hebben blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan hun verzoek het volgende ten grondslag gelegd. De wrakingskamer wilde niet direct op de zitting een beslissing nemen over de ontvankelijkheid van de verzoeken. Dat is een onbegrijpelijke beslissing, waardoor verzoekers ernstig benadeeld worden. Gelet op artikel 283 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering en de teleologische interpretatie daarvan had de wrakingskamer direct moeten beslissen over de ontvankelijkheid. Nu dit niet is gedaan doet dit het vermoeden en de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid van de wrakingskamer ontstaan.
2.3.
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek – onder meer en voor zover van belang – de volgende gronden toegevoegd. Tijdens de wrakingszitting droegen de rechters van de meervoudige kamer en de officier van justitie een toga en werd hen door de wrakingskamer in de zittingszaal een plek toegewezen. Er moet hierover contact zijn geweest tussen de voorzitter van de wrakingskamer en de officier van justitie en dit is in strijd met artikel 12 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) indien dit contact inhoudelijk is geweest. Dit levert de schijn van partijdigheid op. Daarnaast kregen verzoekers sterk de indruk dat het verzoek zou worden afgewezen, doordat eerst de ontvankelijkheid aan de orde werd gesteld, zodat de behandeling van de strafzaak onmiddellijk kon worden voortgezet. Deze gang van zaken geeft voeding aan het vermoeden dat op voorhand door de wrakingskamer was gecommuniceerd met de meervoudige kamer en de officier van justitie. Handelen in strijd met artikel 12 RO levert een grond voor wraking op.
2.4
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Ten aanzien van de gronden die pas tijdens de mondelinge behandeling naar voren zijn gebracht overweegt de wrakingskamer als volgt. De wet [1] schrijft voor dat alle feiten en omstandigheden die leiden tot een wrakingsverzoek tegelijk moeten worden voorgedragen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De door de verzoekers toegevoegde gronden waren echter al bij het indienen van het schriftelijke wrakingsverzoek bekend. De wrakingskamer zal de later aangevoerde gronden daarom niet in de beoordeling betrekken.
3.3.
De verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat de wrakingskamer ter zitting van 2 juli 2024, alvorens het verzoek inhoudelijk te gaan behandelen, een beslissing had moeten nemen over de ontvankelijkheid van de wrakingsverzoeken. Deze stelling vindt echter geen steun in het recht. Artikel 283 lid 6 Sv kan, anders dan verzoekers betogen, niet analoog worden toegepast op de wrakingsprocedure, temeer omdat deze procedure niet het preliminaire verweer kent. De beslissing van de wrakingskamer om het wrakingsverzoek eerst ook inhoudelijk te gaan behandelen en pas na de zitting over de ontvankelijkheid en (eventueel) de inhoud van het wrakingsverzoek te beslissen is een procesbeslissing. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming daarvan zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Het door verzoekers aangevoerde haalt deze hoge drempel niet.
3.4.
Voor zover verzoekers tijdens de mondelinge behandeling een toelichting hebben gegeven op de redenen van het wrakingsverzoek van de meervoudige kamer, zoals door hen in hun pleitnota aangeduide met “de Kamer”, zal de wrakingskamer dit buiten beschouwing laten omdat dit in het kader van het onderhavige wrakingsverzoek niet relevant is.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en mr. G. Edelenbos, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering.