In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en VITENS N.V. (hierna: Vitens) over een aanbesteding voor de levering van watermeteropstellingen en toebehoren. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing van Vitens, die de opdracht voor perceel 1 had voorbehouden aan een andere inschrijver, [tussenkomende partij]. Eiseres betwistte de geldigheid van de inschrijving van [tussenkomende partij] en vorderde dat Vitens het voornemen om de opdracht aan [tussenkomende partij] te gunnen, zou intrekken en de opdracht aan haar zou gunnen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Vitens een Europese openbare aanbesteding had georganiseerd en dat de inschrijvingen van zowel eiseres als [tussenkomende partij] geldig waren bevonden. Eiseres voerde aan dat [tussenkomende partij] niet voldeed aan de geschiktheidseisen, met name wat betreft de referentieopdracht en de leverperformance. Vitens had de klacht van eiseres voorgelegd aan de Klachtencommissie, die adviseerde dat er geen grond was om de inschrijving van [tussenkomende partij] ongeldig te verklaren, maar dat er wel nader onderzoek naar de referentie moest plaatsvinden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Vitens onvoldoende effectieve controle had uitgevoerd op de referentie van [tussenkomende partij]. De rechtbank heeft Vitens veroordeeld om niet eerder tot gunning van perceel 1 over te gaan dan nadat zij nader onderzoek had gedaan naar de door [tussenkomende partij] ingediende referentie. De vorderingen van [tussenkomende partij] in de hoofdzaak werden afgewezen, en Vitens en [tussenkomende partij] werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres.