ECLI:NL:RBGEL:2024:7236

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
05/195069-24 en 05-288644-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van gereedschap uit bedrijfsbussen door verdachte en medeverdachte

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie diefstallen van gereedschap uit werkbusjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken en hem verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De feiten vonden plaats op 12 en 14 juni 2024 in Velp, Rheden en Zevenaar, waar de verdachte samen met een medeverdachte gereedschap heeft weggenomen uit niet afgesloten bedrijfsbussen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen, onder andere door getuigenverklaringen en het schakelbewijs dat de modus operandi van de verdachte en zijn medeverdachte aantoont. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd. De rechtbank heeft ook de civiele vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 2.200,21, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte als hoofdelijk aansprakelijk voor de schade verklaard, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummers: 05/195069-24 en 05-288644-23 (tul)
Datum uitspraak : 3 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres aan de [adres 1] ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. H. Hadzic, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te Zevenaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 12 juni 2024 te Velp, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde. De herkenning van verdachte door de verbalisant is niet betrouwbaar nu deze verbalisant vooringenomen lijkt te zijn geweest ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte. Bovendien is deze herkenning niet onderbouwd met een uiteenzetting over specifieke onderscheidende uiterlijke kenmerken. Dit proces-verbaal dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [aangever 1] (werkzaam bij aangever [bedrijf] ) heeft op 14 juni 2024 zijn bedrijfsbus aan de Oranjelaan in Zevenaar geparkeerd. De bus zat niet op slot. Om kwart over 11 miste er nog niets uit de bus. Om kwart voor 12 was de politie ter plaatse, die hem vertelde dat een getuige had gezien dat er spullen uit de bus werden gehaald. Bij nakijken van de inhoud van de bus zag aangever dat gereedschap uit zijn bus was weggenomen. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zijn auto bij de kruising van de Oranjelaan en Wilhelmina had geparkeerd. Hij zag twee mannen zonder werkkleding rondom een werkbus van een bedrijf lopen. De schuifdeur van de bus was geopend en één van de mannen ging de bus in. Deze man was geheel in het zwart gekleed. Hij droeg een zwarte helm en had een donkere tas bij zich. De man liep uit de bus naar de scooter die aan de overkant van de straat staat. De persoon op de scooter droeg een zwarte fietshelm. De scooter had een blauwe kentekenplaat en was zwart van kleur. [3]
De politie is naar aanleiding van de melding van de diefstal ter plaatse gegaan. Het zou gaan om twee personen die na de diefstal op een scooter waren weggereden. De passagier zou een racefietshelm dragen. Op de Oranjestraat zagen verbalisanten een zwarte scooter rijden met daarop twee personen. Ze waren beide volledig in het zwart gekleed en één van de personen droeg een fietshelm. [4] Na een korte achtervolging zijn rond 12:11 uur de twee personen aangehouden. De bestuurder droeg een gewatteerde jas. [5] De twee aangehouden mannen bleken verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. [6]
De scooter wordt door verbalisanten aangetroffen op de Gasperistraat met daarbij een jas met witte letters en twee helmen, waaronder één blauwe (race)fietshelm. [7]
Aangever [bedrijf 2] heeft verklaard dat zijn werknemer [getuige 2] op 14 juni 2024 aan het werk was in Rheden. Er is die dag gereedschap uit de bedrijfsbus weggenomen. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij de bedrijfsbus op de Mauritsiusstraat/Parallelweg in Rheden had geparkeerd. Hij zag rond 08:30 uur een persoon in de bus staan. Hij zag op 10 meter afstand een andere persoon op een scooter. De scooter was blauw/zwart en had een blauw kenteken. Getuige liep naar de bus toe en pakte de persoon in de bus vast. Getuige hoorde de persoon zeggen: ‘Ik leg het terug’. De getuige omschrijft deze persoon als volgt: droeg een zwarte jas, Nike sneakers wit met blauw en droeg een zwarte tas over zijn schouder. De spullen waren weg nadat de persoon in de bus was geweest. Deze personen renden weg en ze reden vervolgens samen op de scooter weg. [9]
Aangever [bedrijf 3] heeft verklaard dat hij op 12 juni 2024 aan het werk was in Velp. Hij had zijn bedrijfsbus in de Bankertlaan te Velp geparkeerd. De deur van de bedrijfsbus was niet op slot. De bewoonster van [adres 2] vertelde aangever dat er twee mannen rond de bedrijfsbus hadden gehangen. Deze persoon had een foto van de mannen gemaakt. Later bleek dat er gereedschap uit de bedrijfsbus ontbrak. Op 14 juni 2024 zag aangever dezelfde scooter als op de foto voorbij rijden. Aangever zag dat de bestuurder een donkere jas met tekst droeg en de andere opzittende in het zwart gekleed was. [10]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij zich op 12 juni 2024 buiten haar woning aan de [adres 2] in Velp bevond. Ze zag dat er een donkere scooter geparkeerd stond bij een werkbusje. Op de scooter zat een man. Ze hoorde een knal en daarna zag ze een man uit het laadgedeelte van de werkbus stappen. De man rende vervolgens de straat uit met spullen in zijn hand. Zij maakte een foto van de twee mannen.
Door verschillende getuigen zijn foto’s en video’s die betrekking zouden hebben op de hiervoor aangehaalde aangiftes, overgelegd. De politie heeft daarover het volgende gerelateerd:
"In het fotoblad met registratienummer [nummer 1] (diefstal Zevenaar) zie ik foto'svan de aangetroffen scooter. Ik zie dat het merk, type en kleur van deze scooterovereenkomt met de scooter in fotoblad met registratienummer [nummer 2] (diefstalVelp, getuige [getuige 3] ).In het fotoblad met registratienummer [nummer 1] (diefstal Zevenaar) zie ik foto'svan een aangetroffen blauwe fietshelm. Ik zie dat deze fietshelm overeenkomt met defietshelm op de foto in fotoblad met registratienummer [nummer 2] (diefstal Velp,getuige [getuige 3] ).In het fotoblad met registratienummer [nummer 1] (diefstal Zevenaar) zie ik foto'svan de aangetroffen zwarte jas. Ik zie dat deze jas overeenkomt met de jas welkegedragen wordt door de man op de scooter in fotoblad met registratienummer [nummer 2] (diefstal Velp, getuige [getuige 3] ) en welke de man op de scooter draagt in het filmpje in registratienummer [nummer 3] (diefstal Rheden).In het fotoblad van de kleding van [verdachte] (registratienummer [nummer 1] ) zie ikfoto's van de schoenen van verdachte [verdachte] . Ik zie dat deze schoenen overeenkomenmet de schoenen van man 2 in het filmpje in registratienummer [nummer 3] (diefstalRheden)." [11]
Schakelbewijs
De rechtbank is van oordeel is van oordeel dat de als feit 1 tenlastegelegde diefstal te Zevenaar wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige 1] en de processen-verbaal van bevindingen die zien op de aanhouding van verdachten.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs, het zogenoemde schakelbewijs, is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte (modus operandi), welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Verdachte en de medeverdachte zijn op 14 juni 2024 aangehouden. Eerder die dag vond eveneens een diefstal van gereedschap uit een bedrijfsbus plaats in Rheden waarbij ook twee personen rondom die bus zijn gezien met een signalement gelijk aan dat waaraan verdachten bij hun aanhouding voldeden. Op 12 juni 2024 vond een vergelijkbare diefstal plaats in Velp.
Deze diefstallen komen op meerdere kenmerkende punten met elkaar overeen, in het bijzonder ten aanzien van het signalement van de daders, de wijze waarop die zich vervoerden, het object van de diefstallen en de werkwijze.
Alle drie de diefstallen zagen op werkgereedschap uit niet afgesloten bedrijfsbusjes, waarbij (het personeel van) de aangevers in nabij gelegen woningen werkzaam waren. Bij alle drie de diefstallen waren steeds twee personen betrokken. Daarbij bleef één persoon op/bij de zwarte scooter en de andere persoon betrad de werkbus en nam gereedschap weg, om zich daarna bij de ander te voegen om gezamenlijk op de scooter weg te rijden. De daders van deze diefstallen droegen, voor zover hier relevant, een donkergekleurde
fietshelm en een andere helm en een donkere/zwarte jas. De scooter, de zwarte jas die werd gedragen door een van de daders en de het specifieke helmenpaar die onder de verdachte en zijn medeverdachte rond hun aanhouding werden aangetroffen werden door de politie herkend als overeenstemmend met de scooter, jas en helmen die werden gedragen tijdens de eerdere diefstallen.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijsmateriaal voor het onder 1 tenlastegelegde feit op essentiële punten zodanige overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal voor de onder 2 en 3 tenlastegelegde diefstallen dat sprake is van een specifiek en herkenbaar patroon.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de drie diefstallen uit bedrijfsbussen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te Zevenaar tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,gereedschap
, in elk geval enig goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan [bedrijf]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te Rheden tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,gereedschap,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan [bedrijf 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks12 juni 2024 te Velp, gemeente Rheden tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, gereedschap,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan [bedrijf 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, vanwege de bepleite vrijspraak voor feit 3, verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij rekening wordt gehouden met het strafblad van verdachte.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan drie diefstallen van gereedschap. Dit zijn brutale en zeer hinderlijke feiten, die de slachtoffers overlast bezorgen en schade berokkenen. De gebruikers en/of eigenaren van deze bedrijfsbussen werden op klaarlichte dag van gereedschap dat zij nodig hadden voor hun werk bestolen terwijl zij hun dagelijkse werkzaamheden aan het verrichten waren. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen belang, namelijk geldelijk gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het strafblad
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 19 augustus 2024 van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiervoor heeft hij (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Bovendien zijn onderhavige feiten tijdens een proeftijd begaan. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Reclasseringsrapport
De reclassering concludeert dat verdachte een hardnekkig delictpatroon heeft ten aanzien van vermogensdelicten. De reclassering ziet problemen op het gebied van sociaal netwerk, financiën, pro-criminele houding en psychosociaal functioneren. Er is geen sprake van beschermende factoren en er is vermoedelijk sprake van middelenproblematiek. Bij voorlopige hechtenis of detentie lijkt verdachte gemotiveerd, maar wanneer het toezicht van de reclassering start is de motivatie van verdachte verdwenen. Het toezicht van de reclassering is herhaaldelijk mislukt, waardoor de reclassering geen mogelijkheid meer ziet tot toezicht houden. Kortom, verdachte lijkt niet te beïnvloeden in zijn houding en gedrag.
Op te leggen straf
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 weken met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[bedrijf]
De benadeelde partij [bedrijf] heeft in verband met het ten laste gelegde onder feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 803,34 aan materiële schade.
[bedrijf 2]
De benadeelde partij [bedrijf 2] heeft in verband met het ten laste gelegde onder feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 489,90 aan materiële schade.
[bedrijf 3]
De benadeelde partij [bedrijf 3] heeft in verband met het ten laste gelegde onder feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 906,00 aan materiële schade.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] kan worden toegewezen.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] gedeeltelijk kan worden toegewezen voor een bedrag van € 404,87De materiële schadepost die ziet op de btw dient te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3] onvoldoende is onderbouwd met facturen, maar dat het aannemelijk is dat deze goederen zijn weggenomen. De officier van justitie heeft verzocht om de vordering te begroten op € 500,00.
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle vorderingen verzocht om toewijzing van de wettelijke rente vanaf de pleegdatum om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [bedrijf] .
De verdediging heeft zich voor de vordering benadeelde partij van [bedrijf 2] op het standpunt gesteld de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat de vordering reeds is ingediend en toegewezen bij de medeverdachte. De politierechter heeft geen hoofdelijkheid uitgesproken waardoor [bedrijf 2] een dubbele grond heeft om zijn schade te verhalen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [bedrijf 3] op het standpunt gesteld dat [bedrijf 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in den vordering, omdat bij de vordering geen uittreksel van het KvK is gevoegd. Hierdoor is het onduidelijk of [bedrijf 3] dit bedrijf mag vertegenwoordigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
1.
[bedrijf]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor een bedrag van € 804,34 kan worden toegewezen.
2.
[bedrijf 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost btw komt niet voor vergoeding in aanmerking nu de benadeelde partij het ontvreemde gereedschap kennelijk voor zijn bedrijfsvoering gebruikte en de btw voor hem dus aftrekbaar is. De rechtbank zal deze schadepost afwijzen. De overige schadeposten zijn voldoende. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 404,87 kan worden toegewezen.
3.
[bedrijf 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het verweer dat ziet op (het gebrek aan bewijs van) de vertegenwoordigingsbevoegdheid mist feitelijke grondslag nu de benadeelde partij volgens de aangifte een natuurlijk persoon is en zijn onderneming voert als éénmanszaak.
De hoogte van de gestelde schadeposten in relatie tot de opgave van het gestolen gereedschap komt de rechtbank niet onredelijk voor en deze zijn toewijsbaar, te meer daar voor wat betreft de hoogte van die posten geen specifiek verweer is gevoerd. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor een bedrag van € 906,00 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 14 juni 2024 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd over de toegewezen bedragen van de benadeelde partijen [bedrijf] en [bedrijf 2] . Verdachte is vanaf 12 juni 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd voor de benadeelde partij [bedrijf 3] .
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag van alle benadeelde partijen (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed. Dat de medeverdachte kennelijk niet hoofdelijk is veroordeeld maakt dit niet anders, omdat de hoofdelijke veroordeling van verdachte mede strekt tot bescherming van zijn positie als schuldenaar; immers: verdachte kan op grond hiervan niet worden veroordeeld ‘dubbel’ te voldoen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, evenals de bijbehorende gijzeling als verdachte niet betaalt. Verdachte wordt verplicht het aan alle benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van bromfiets met kenteken: [kenteken] (Omschrijving:PL0600- [nummer 1] -G1792237, Peugeot) aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-288644-23)

De politierechter heeft verdachte op 22 december 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 25 dagen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet aanleiding de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen. De rechtbank neemt hierbij in overweging het lange strafblad van verdachte en de onderhavige veroordeling, waardoor, ter voorkoming van recidive, verdachte gebaat is bij een stok achter de deur.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) weken;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op TUL met parketnummer: 05-288644-23:
 verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter van 22 december 2024 met 1 jaar;
De beslissing op de civiele vorderingen:
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1,2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
[bedrijf] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3]van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [bedrijf] € 803,34 14 juni 2024;
2. [bedrijf 2] € 404,87 14 juni 2024;
3. [bedrijf 3] € 906,00 12 juni 2024;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [bedrijf] € 803,34 16 dagen;
2. [bedrijf 2] € 404,87 8 dagen;
3. [bedrijf 3] € 906,00 18 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2024.
mr. H.C. Leemreize is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024273999 gesloten op 16 juni 2024 in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [bedrijf] , p. 7.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 15.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32, 33.
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 84.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18 en bijlagen p. 23-25.
8.Proces-verbaal van aangifte [bedrijf 2] , p. 61.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 64, 65.
10.Proces-verbaal van aangifte [bedrijf 3] , p. 76.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.