ECLI:NL:RBGEL:2024:7225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
05/066888-24 en 16/162375-24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie, alarmpistolen, een valmes en andere wapens die voor afdreiging geschikt zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2024 in Ermelo en Harderwijk meerdere wapens van categorie III en I in zijn bezit had, en op 4 mei 2024 in Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 254 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, waaronder ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geadviseerd om forensische behandeling op te leggen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- toegewezen aan een van de slachtoffers, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het ongecontroleerd bezit van wapens en de impact van geweld op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/066888-24 en 16/162375-24 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 24 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S.D. Polat, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/066888-24
1
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Ermelo, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerde) alarmrevolver, van het merk Bruni, model Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 38, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle voorhanden heeft gehad;
2
hij (op een of meer tijdstippen) op of omstreeks 25 februari 2024 te Harderwijk , althans in Nederland, een (of meerdere) wapen(s) van categorie III, onder 4 te weten
- een alarmpistool, van het merk Bruni, model 315 AUTO, kaliber 8mm knal en/of
- een alarmpistool van het merk Kimar, kaliber 8mm knal en/of
een wapen van categorie III, onder 1 te weten
- een gasrevolver, van het merk Ekol, model Viper, kaliber 9mm R. knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij (op een of meer tijdstippen) op of omstreeks 25 februari 2024 te Harderwijk , althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een (of meerdere)
- hagelpatro(o)n(en) van het kaliber 12 en/of
- knalpatro(o)n(en) van het kaliber 9mm RK en/of
- hagelpatro(o)n(en) van het kaliber 2,30 mm en/of 2,40 mm
voorhanden heeft gehad;
4
hij (op een of meer tijdstippen) op of omstreeks 25 februari 2024 te Harderwijk , althans in Nederland, een (of meerdere) wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, te weten
- een (ingekort) luchtdrukwapen en/of geweer van het merk Daisy, type 1938 B, kaliber 4,5 mm en/of
- een gasdrukpistool van het merk Colt, model Automatic, kaliber 25 en/of
een wapen, van categorie I, onder 1° te weten
- een valmes
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/162375-24
hij op of omstreeks 4 mei 2024 te Amersfoort openlijk, te weten op/aan de Sint Jorisstraat (in een parkeergarage), in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (of meerdere) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] bij de nek en/of keel vast te pakken en/of in een nekklem te houden en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het lichaam te trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw en/of bebloed oog en/of een wond en/of een kleine snee in het gezicht voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 mei 2024 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] bij de nek en/of keel vast te pakken en/of in een nekklem te houden en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het lichaam te trappen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 05/066888-24 onder 1 tot en met 4 en het onder parketnummer 16/162375-24 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/066888-24 [1]
Ten aanzien van onderstaande feiten is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 12-13;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 26-28, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van bevindingen p. 34;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 8-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 22-24 aanvullend dossier, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen p. 42-43;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 25 aanvullend dossier;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 44 aanvullend dossier;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.
Feit 4
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 42-43;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 54-56 inhoudende de beschrijving van ‘wapen 1’ en ‘wapen 6’, met uitzondering van de omschrijving van “wapen 2”;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 48-49 aanvullend dossier;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.
Parketnummer 16/162375-24 [2]
Ten aanzien van onderstaand feit is eveneens sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 1-2 aanvullend proces-verbaal;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] p. 1-2 aanvullend proces-verbaal;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/066888-24 onder 1 tot en met 4 en het onder parketnummer 16/162375-24 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/066888-24
1
hij op
of omstreeks25 februari 2024 te Ermelo
, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
(getransformeerde
)alarmrevolver, van het merk Bruni, model Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolen
/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 38
, althans een hoeveelheid,kogelpatronen van het kaliber .22 long rifle voorhanden heeft gehad;
2
hij (op een of meer tijdstippen) op
of omstreeks25 februari 2024 te Harderwijk
, althans in Nederland, een (ofmeerdere
)wapen
(s
)van categorie III, onder 4 te weten
- een alarmpistool, van het merk Bruni, model 315 AUTO, kaliber 8mm knal en
/of
- een alarmpistool van het merk Kimar, kaliber 8mm knal en
/of
een wapen van categorie III, onder 1 te weten
- een gasrevolver, van het merk Ekol, model Viper, kaliber 9mm R. knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistoolvoorhanden heeft gehad;
3
hij (op een of meer tijdstippen) op
of omstreeks25 februari 2024 te Harderwijk
, althans in Nederland,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een (of meerdere)
- hagelpatro
(o)n
(en
) van het kaliber 12en
/of
- een knalpatro
(o
)n
(en) van het kaliber 9mm RK en/of
- hagelpatro(o)n(en) van het kaliber 2,30 mm en/of 2,40 mm
voorhanden heeft gehad;
4
hij (op een of meer tijdstippen) op
of omstreeks25 februari 2024 te Harderwijk
, althans in Nederland, een (ofmeerdere
)wapen
(s
)van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen
en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, te weten
- een
(ingekort
)luchtdrukwapen en/of geweer van het merk Daisy, type 1938 B, kaliber 4,5 mm en
/of
- een gasdrukpistool van het merk Colt, model Automatic, kaliber 25 en
/of
een wapen, van categorie I, onder 1° te weten
- een valmes
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/162375-24
hij op
of omstreeks4 mei 2024 te Amersfoort openlijk, te weten op
/aande Sint Jorisstraat
(in een parkeergarage
),
in elk geval opeen voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een (ofmeerdere
)perso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] door
meermalen, althanseenmaal,
- die [slachtoffer 1] bij de nek
en/of keelvast te pakken en
/ofin een nekklem te houden en
/of- die [slachtoffer 2]
op/tegen het hoofd
en/of lichaamte slaan en
/of- die [slachtoffer 2]
op/tegen het lichaam te trappen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw
en/of bebloedoog en
/ofeen wond en
/ofeen kleine snee in het gezicht voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/066888-24
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermaals gepleegd
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermaals gepleegd
parketnummer 16/162375-24 (primair)
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 254 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert op te leggen, met een proeftijd van drie jaar. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte daarnaast een taakstraf van 240 uur wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, met een duur die gelijk is aan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. De raadsvrouw heeft bepleit dat een alcoholverbod als bijzondere voorwaarde geen meerwaarde zal hebben.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, (bijbehorende) munitie en het voorhanden hebben van meerdere alarmpistolen, een valmes en wapens die dusdanig echt lijken en daardoor voor afdreiging geschikt zijn. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd bezit van diverse wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat vuurwapens een gevaar vormen voor de samenleving blijkt wel uit het feit dat er regelmatig vuurwapenincidenten plaatsvinden, ook met dodelijke afloop of met zwaar letsel tot gevolg. In dat kader is dit feit temeer ernstig, nu verdachte het vuurwapen geladen en met bijbehorende munitie bij zich had tijdens het uitgaan. Daarnaast heeft verdachte zich minder dan drie maanden later schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij verdachte verschillende keren met zijn hand een vuurwapengebaar heeft gemaakt en waarbij het slachtoffer letsel opliep. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het slachtoffer hier nog lang last van heeft gehad.
Uit het rapport van de psychologen volgt dat verdachte lijdt aan een aandachtstekort stoornis (ADHD) en een andere gespecificeerde persooonlijkheidsstoornis met narcistische, paranoïde en antisociale trekken. Hij leed ook aan deze stoornissen ten tijde van de tenlastegelegde feiten. De psychologen achtten het aannemelijk dat de ontwikkelings- en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte van invloed zijn geweest op zijn denken en handelen ten tijde van de aanschaf en bezit van het vuurwapen en de munitie. Verdachte heeft het wapen immers aangeschaft vanuit een angst door bedreigingen. Daarom wordt geadviseerd dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ook bij de openlijke geweldpleging stelt verdachte dat hij uit angst voor (vermeende) dreiging is overgegaan tot het slaan. Door de emotionele toestand waarin hij verkeerde (getriggerd door de persoonlijkheidspathologie), in combinatie met het onder invloed zijn van alcohol, was verdachte niet goed in staat zijn handelen te overzien en af te wegen. Door de persoonlijkheidsstoornis was hij onvoldoende in staat de emotionele toestand te reguleren en is hij overgegaan tot het plegen van geweld. Ook hier adviseren de psychologen het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de overige wapens wordt er geen doorwerking van de stoornissen gezien en wordt geadviseerd deze feiten verdachte (volledig) toe te rekenen.
De deskundigen schatten de kans op vergelijkbaar gewelddadig gedrag (zonder passende behandeling of verandering van situationele factoren) in als hoog. Er zijn veel risicofactoren aanwezig en vrijwel geen beschermende factoren. Verdachte is nog relatief jong, heeft inzicht in eigen patronen en kwetsbaarheden, is in staat zich kwetsbaar op te stellen en toont zich gemotiveerd voor verandering. Mede daarom is de persoonlijkheidsstoornis goed te behandelen. De deskundigen adviseren dan ook een forensische ambulante behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Omdat het alcoholgebruik de al beperkte emotieregulatie vaardigheden verder onder druk legt en daarmee risicoverhogend werkt, wordt geadviseerd ook een alcoholverbod op te leggen.
De rechtbank onderschrijft deze conclusies van de deskundigen en zal bij de strafoplegging rekening houden met de - gedeeltelijke - verminderde mate van toerekenbaarheid van verdachte.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering het risico op herhaling als gemiddeld-hoog inschat. Zij vindt het noodzakelijk dat verdachte forensisch ambulant behandeld wordt en adviseert een alcoholverbod op te leggen, aangezien alcohol een risicoverhogende factor op geweld is. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden forensische ambulante behandeling, een alcoholverbod en een meldplicht. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de reclassering niet wenselijk, vanwege de positieve ontwikkeling, dat verdachte is gestart met nieuw werk en een forensische behandeling ondergaat.
De vraag is welke straf hier passend is. In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Alleen al voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten zou ook geen andere straf passend zijn dan een dergelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet zich echter geconfronteerd met het feit dat verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in maart 2024 in positieve zin heeft ontwikkeld en dat de forensische behandeling van zijn persoonlijkheidsstoornis – die nu nog goed behandelbaar is – is gestart. Om herhaling te voorkomen is het belangrijkste dat verdachte behandeld wordt en vrij van alcohol blijft. De stoornissen waren immers van invloed bij de bewezenverklaarde feiten en de geweldpleging is gepleegd onder invloed van alcohol. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan de door verdachte ingezette positieve ontwikkelingen op het spel zetten. Verdachte terugsturen naar de gevangenis is niet in het belang van verdachte en zeker niet in het belang van de maatschappij. Gelet daarop zal de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan dienen als 'stok achter de deur' om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat en als aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg. Verdachte krijgt zo het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd in aanraking met justitie, dan kan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden alsnog ten uitvoer worden gelegd. Verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij de positief ingeslagen weg kan vervolgen.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 254 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank stelt daarbij de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder het alcoholverbod. Het alcoholgebruik werkt immers risicoverhogend doordat het de beperkte emotieregulatie van verdachte verder onder druk zet. Daarnaast acht de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis passend en geboden. De rechtbank begrijpt dat het uitvoeren van een taakstraf naast meerdere dagen behandeling en werken een opgave is, maar een lagere straf zou op geen enkele wijze recht doen aan de ernst van de feiten. De rechtbank legt wel een lagere taakstraf op dan gevorderd, omdat zij rekening houdt met de door de reclassering in dit kader genoemde kans op overvraging.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder parketnummer 16/162375-24 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden gelet op de eigen schuld van aangever, als bedoeld in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het feit heeft de benadeelde partij immers lichamelijk letsel opgelopen, hetgeen is onderbouwd met foto’s van het letsel en met medische informatie. Dit is ook niet door verdachte weersproken.
Eigen schuld
De geleden schade is het gevolg van de openlijke geweldpleging door verdachte. Dat de geleden schade voor een deel voor rekening van de benadeelde partij zou dienen te komen, zoals is aangevoerd, gaat voorbij aan het gegeven dat de schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte en niet door een eigen aandeel van benadeelde partij in de geweldpleging. Daarvan is niet gebleken en in dit kader is onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat sprake is van eigen schuld.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en het letsel, en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank een schadebedrag van € 750,- toewijzen. Verdachte is vanaf 4 mei 2024 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als de toegewezen bedragen niet worden betaald, kunnen vijftien dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 254 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 240 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zich laat behandelen door Forensische polikliniek Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en verdachte zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt geen alcohol zal gebruiken, en mee zal werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. In overleg met verdachte is ook de alcoholmeter een mogelijk controlemiddel. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 16/162375-24 (primair) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 750,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024088067, gesloten op 27 februari 2024 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024088067, gesloten op 16 april 2024 en de in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2024139856, gesloten op 14 mei 2024 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal van aangifte, dossiernummer 2024139811, gesloten op 4 mei 2024 en het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, dossiernummer 2024139811, gesloten op 4 mei 2024 en de in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.