In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De vader, die verblijft in een TBS-kliniek, verzocht de rechtbank om een raadsonderzoek te gelasten naar de mogelijkheden voor contact met zijn kind, [minderjarige], geboren in 2011. De moeder van [minderjarige] verzet zich tegen dit verzoek en vraagt de rechtbank om de vader niet-ontvankelijk te verklaren of zijn verzoeken af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter in gesprek gegaan met [minderjarige], die ernstige bezwaren tegen omgang met zijn vader heeft geuit. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat er momenteel geen ruimte is voor contact. De rechtbank oordeelt dat omgang met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank wijst het verzoek van de vader af, omdat [minderjarige] bang is voor zijn vader en er veel trauma's zijn die behandeld moeten worden. De rechtbank benadrukt dat het belang van [minderjarige] voorop staat en dat de vader geduld moet hebben en de wens van zijn kind moet respecteren.