ECLI:NL:RBGEL:2024:7176

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
441658
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak betreft het een kort geding dat is aangespannen door [eiseres], handelend als bewindvoerder van [rechthebbende], tegen STICHTING TALIS. De procedure is gestart naar aanleiding van een ontruimingsvonnis van de kantonrechter, waarbij de huurovereenkomst tussen [rechthebbende] en Talis is ontbonden wegens huurachterstand. De eisende partij stelt dat er na het verstekvonnis van 2 februari 2024 een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen, waardoor ontruiming niet mogelijk zou zijn. De voorzieningenrechter heeft op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [rechthebbende] huurde sinds 28 januari 2021 een woning van Talis, maar kwam in betalingsproblemen. Na een huurachterstand van € 3.242,68 heeft Talis [rechthebbende] gedagvaard, maar deze zaak werd ingetrokken. Vervolgens heeft [rechthebbende] een andere woning van Talis gehuurd, maar ook hier ontstond een huurachterstand van € 5.157,73. Het verstekvonnis van 2 februari 2024 heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming bevolen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen nieuwe huurovereenkomst is ontstaan na het verstekvonnis, omdat [rechthebbende] niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een voortzetting van de huurovereenkomst. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten van Talis, die in totaal € 1.973,00 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. O. Nijhuis en openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/441658 / KG ZA 24-325
Vonnis in kort geding van 7 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] ,handelend onder de naam
[bedrijf 1] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[rechthebbende](hierna: [rechthebbende] ),
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. K.T. Ghaffari te Nijmegen,
tegen
STICHTING TALIS,
te Nijmegen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Talis,
gemachtigde: [gemachtigde gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 13;
- de pleitnota van [eiseres]
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 7 oktober 2024 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] heeft per 28 januari 2021 van Talis een woning gehuurd gelegen aan de [adres 1] .
2.2.
Na verloop van enige tijd is in november 2022 een achterstand ontstaan in de betaling van de huurprijs ter hoogte van € 3.242,68. Met betrekking tot die huurachterstand heeft Talis [rechthebbende] op 29 november 2022 gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. Enige tijd later heeft Talis deze zaak weer ingetrokken.
2.3.
Middels een woningruil huurt [rechthebbende] van Talis met ingang van 21 augustus 2023 de woning gelegen aan het adres [adres 2] (hierna: de woning) voor een huurprijs van € 647,19 per maand.
2.4.
Talis heeft [rechthebbende] opnieuw gedagvaard, deze keer wegens een huurachterstand van € 5.157,73 met betrekking tot de woning. De kantonrechter van deze rechtbank heeft vervolgens bij verstekvonnis van 2 februari 2024 (hierna: het verstekvonnis) onder meer de huurovereenkomst tussen [rechthebbende] en Talis ontbonden en de ontruiming van de woning bevolen. Het verstekvonnis is onherroepelijk geworden.
2.5.
Het verstekvonnis is bij exploot van 29 februari 2024 aan [rechthebbende] betekend. In het exploot is bevel gedaan aan [rechthebbende] om binnen twee dagen een bedrag van € 7.327,20 te betalen. De ontruiming is in dit exploot niet aangezegd.
2.6.
Met een bericht van 28 augustus 2024 heeft Talis een formulier “huuropzegging” verzonden naar [rechthebbende] en daarbij aangegeven dat zij beschikt over een ontruimingsvonnis en zo snel mogelijk tot ontruiming van de woning wil overgaan.
2.7.
Bij deurwaardersexploot van 17 september 2024 is door Talis de ontruiming van de woning aangezegd tegen 8 oktober 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Talis te verbieden om op basis van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 2 februari 2024 bij verstek gewezen vonnis onder zaak-/rolnummer 10897951 CV EXPL 24-301, over te gaan tot ontruiming van de woning van [rechthebbende] , op straffe van een dwangsom;
Talis te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Talis voert verweer. Talis concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres]
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vorderingen en is door [eiseres] voldoende gemotiveerd.
Tenuitvoerlegging verstekvonnis
4.2.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Daarbij moet ook gelet worden op de belangen van de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat wanneer Talis het verstekvonnis ten uitvoer legt en de woning doet ontruimen, sprake is van misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [eiseres] is na het verstekvonnis een nieuwe huurovereenkomst ontstaan tussen [rechthebbende] en Talis op grond van artikel 7:230 BW, dan wel is de oude huurovereenkomst voortgezet (artikel 7:201 BW), zodat niet op basis van het verstekvonnis kan worden ontruimd. Volgens [eiseres] is er stilzwijgend een nieuwe huurovereenkomst ontstaan, dan wel de oude voortgezet, omdat de ontruiming na het verstekvonnis niet is aangezegd door Talis en [rechthebbende] meerdere maanden na het verstekvonnis nog steeds in de woning woont zonder dat daarover met Talis uitdrukkelijk afspraken zijn gemaakt. Talis heeft betwist dat tussen partijen een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat de oude huurovereenkomst is voortgezet.
4.4.
Op grond van artikel 7:230 BW wordt in het geval na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvinden van de verhuurder het gebruik van het gehuurde behoudt, de overeenkomst daardoor, ongeacht de tijd waarvoor zij was aangegaan, voor onbepaalde tijd verlengd, tenzij van een andere bedoeling blijkt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het geval waarin een huurder na ontbinding van de huurovereenkomst door de kantonrechter nog enige tijd het gebruik van het gehuurde behoudt met het vonnis als stok achter de deur dat hij zich aan dat vonnis houdt, een ander geval is dan het geval waarop artikel 7:230 BW in beginsel ziet. Het gedogen van het voortgezet gebruik is volgens de wetgever namelijk in belangrijke mate gericht op het voorlopig niet ten uitvoer leggen van het vonnis, waartoe de verhuurder zich evenwel het recht voorbehoudt. Pas als de verhuurder zijn recht tot tenuitvoerlegging van het vonnis zou prijs geven of dit recht zou hebben verwerkt, doet zich de in artikel 230 bedoelde situatie voor (Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1999-2000, 26089, nr. 6, p. 36). Daarvan uitgaande oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.5.
Met het verstekvonnis is vast komen te staan dat [rechthebbende] op 2 februari 2024 een bedrag van € 7.327,20 aan Talis verschuldigd was aan onbetaalde huursommen, incassokosten en proceskosten. Omdat het verstekvonnis onherroepelijk is geworden, moet de voorzieningenrechter ervan uitgaan dat [rechthebbende] voornoemd bedrag verschuldigd is aan Talis. Tussen partijen is niet in geschil dat [rechthebbende] tot op heden het door hem aan Talis verschuldigde bedrag nog niet (volledig) heeft betaald en dat tussen hen met betrekking tot dit bedrag ook geen betalingsregeling is getroffen. Daarbij zijn ook na het verstekvonnis problemen ontstaan bij het betalen van de huur door [rechthebbende] . Na het verstekvonnis is [rechthebbende] in de woning blijven wonen en de huursommen die hij vervolgens over die periode verschuldigd is geworden, zijn namelijk telkens of gestorneerd of te laat betaald aan Talis. Aangezien de betalingsachterstand van [rechthebbende] heeft geleid tot ontbinding van de huurovereenkomst, deze achterstand nog steeds niet (volledig) is voldaan en ook na het verstekvonnis problemen met de betaling van de huur zijn ontstaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [rechthebbende] er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat tussen hem en Talis een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen in de zin van artikel 7:230 BW, dan wel dat Talis de oude huurovereenkomst heeft willen voortzetten. De omstandigheden dat Talis de ontruiming pas een half jaar na het verstekvonnis heeft aangezegd en dat Talis en [rechthebbende] geen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot het wonen van [rechthebbende] in de woning na het verstekvonnis, zijn onvoldoende om dit wel aan te nemen. Dit betekent dat er tussen [rechthebbende] en Talis geen huurovereenkomst bestaat en dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geen misbruik van recht oplevert in de zin van artikel 3:13 BW. Om die reden zal de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
Belangenafweging
4.6.
[rechthebbende] heeft nog aangevoerd dat hij kampt met psychische problemen en het verlies van zijn woning zijn herstel in de weg zal staan. Deze omstandigheid in aanmerking genomen leidt de voorzieningenrechter bij een belangenafweging niet tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres] wel toewijsbaar zijn. Van Talis kan immers niet worden verlangd dat zij de woning aan [rechthebbende] beschikbaar blijft stellen gelet op de aanhoudende betalingsachterstanden.
Proceskosten
4.7.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Talis worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024. De feiten en motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd door mr. O. Nijhuis en ondertekend door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel op 21 oktober 2024.