ECLI:NL:RBGEL:2024:7173

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/434679 / HZ ZA 24-134
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en contractuele boetes in het kader van een energiecontract

In deze zaak vordert de eisende partij, Nieuw Hollands Energiebedrijf B.V. (NHE), betaling van een bedrag van € 26.790,99 van de gedaagde partij, die een restaurant exploiteert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit, die op 1 januari 2019 tot stand kwam, en een wijziging van deze overeenkomst op 7 oktober 2021. NHE stelt dat de gedaagde partij de gewijzigde overeenkomst heeft aanvaard, maar de gedaagde betwist dit en voert aan dat hij niet op de hoogte was van de gevolgen van de wijziging naar dynamische tarieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de overeenkomst heeft aanvaard door op een aanbod te klikken en bevestigingsmails te openen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de facturen moet betalen, inclusief een contractuele boete wegens voortijdige beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank wijst de vordering van NHE toe en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/434679 / HZ ZA 24-134
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
NIEUW HOLLANDS ENERGIEBEDRIJF B.V.,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: NHE,
advocaat: mr. J.W. Hilhorst,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.W.H. Rouers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juni 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
NHE voert een onderneming die energie aan zakelijke afnemers levert. [gedaagde] exploiteert onder de naam [de onderneming] een restaurant. Met tussenkomst van het Ondernemers Collectief is op 1 januari 2019 een overeenkomst tot stand gekomen tussen partijen. Het betrof een overeenkomst voor de levering van gas en elektra tegen vaste tarieven op het privé-adres van [gedaagde] en op het adres van [de onderneming] . De leveringstarieven werden bij deze overeenkomst vastgelegd voor de duur van vijf jaren.
2.2.
Op 7 oktober 2021 heeft NHE aan [de onderneming] een offerte gestuurd betreffende levering van gas en elektra op basis van dynamische tarieven. Diezelfde dag heeft NHE per e-mail aan [gedaagde] bevestigd dat hij (namens [de onderneming] ) het aanbod voor levering van gas en elektriciteit heeft geaccepteerd. NHE heeft ondertekende leveringsovereenkomsten voor gas en elektra van 7 oktober 2021 in het geding gebracht (hierna: de leveringsovereenkomsten). Daarin staat dat de leveringsovereenkomst met vaste tarieven is omgezet naar een leveringsovereenkomst tegen de dagmarkt prijzen.
2.3.
NHE heeft vervolgens vanaf 1 november 2021 – de ingangsdatum van het contract – gas en elektriciteit geleverd aan [de onderneming] tegen dynamische tarieven. Hierna is op enig moment tussen partijen een geschil ontstaan over de door NHE aan [de onderneming] in rekening gebrachte tarieven. [gedaagde] heeft vervolgens meerdere door NHE gezonden facturen niet betaald. NHE heeft daarop op 27 februari 2023 de leveringsovereenkomsten voor het einde van de looptijd beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
NHE vordert – samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan NHE van € 26.790,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom vanaf 22 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
II. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van NHE, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van NHE, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NHE in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
NHE vordert betaling van een bedrag van € 22.804,88 in hoofdsom. Dit bedrag ziet op verschillende volgens NHE onbetaalde facturen en de contractuele boete in verband met het voortijdig beëindigen van de leveringsovereenkomsten. Deze vordering baseert NHE op de volgens haar op 7 oktober 2021 met [gedaagde] gesloten leveringsovereenkomsten. [gedaagde] betwist dat tussen partijen op 7 oktober 2021 nieuwe leveringsovereenkomsten tot stand zijn gekomen. Voor zover dat wel het geval is, beroept [gedaagde] zich op dwaling.
Op 7 oktober 2021 zijn de leveringsovereenkomsten gewijzigd
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of op 7 oktober 2021 tussen hen een rechtsgeldige (gewijzigde) leveringsovereenkomst tot stand is gekomen. NHE stelt dat dit het geval is. Volgens haar is op 7 oktober 2021 op initiatief van [gedaagde] een wijziging van de bestaande overeenkomst overeengekomen in die zin dat deze is omgezet van een overeenkomst tegen vaste leveringstarieven in een overeenkomst tegen dynamische leveringstarieven. [gedaagde] betwist dit.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft NHE toegelicht dat een (wijziging van een) leveringsovereenkomst online via een link op haar website kan worden aangevraagd. Wanneer een klant via deze link een aanvraag doet en daarbij de gegevens doorgeeft, krijgt de klant een offerte toegestuurd op het door hem opgegeven e-mailadres. NHE heeft gegevens uit haar CRM-systeem overgelegd waaruit blijkt dat op 7 oktober 2021 om 8.59 uur een online aanbod is gestuurd naar [e-mailadres] . [gedaagde] heeft erkend dat dit zijn e-mailadres is en dat hij als enige toegang heeft tot dit e-mailadres. In de aan [gedaagde] gestuurde e-mail – die eveneens door NHE is overgelegd – is een button met de tekst “
BEKIJK HET AANBOD” te zien. Uit het CRM-systeem van NHE volgt dat op 7 oktober 2021 om 9.01 uur op deze button is geklikt. Vervolgens zijn om 9.08 uur diezelfde dag twee bevestigingsmails aan [e-mailadres] gestuurd (voor gas en elektriciteit) die blijkens het CRM-systeem om 9.23 uur en 9.25 uur zijn geopend.
4.4.
[gedaagde] betwist dat hij op enig moment een offerte voor levering op basis van dynamische tarieven heeft aangevraagd. Hij voert ter onderbouwing aan dat hij hiervoor onvoldoende kennis van computers heeft. Verder voert hij aan dat uit het CRM-systeem van NHE niet volgt dat hij een offerte heeft aangevraagd. Of [gedaagde] een offerte heeft aangevraagd, is echter niet doorslaggevend voor de vraag of tussen partijen een (gewijzigde) overeenkomst tot stand is gekomen. Daarvoor is van belang of door NHE een aanbod is gedaan dat door [gedaagde] is aanvaard (artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.3 staat vast dat NHE op 7 oktober 2021 om 8.59 uur aan [gedaagde] een aanbod heeft gestuurd en dat dit aanbod door [gedaagde] is ontvangen en geopend.
4.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het aanbod van NHE door [gedaagde] is aanvaard. Volgens NHE is dit het geval. Zij wijst er in dit verband op dat de overeenkomsten door [gedaagde] zijn ondertekend, waarbij een handtekening in het Chinees/Mandarijn is gebruikt. Verder heeft NHE tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat een klant, na het klikken op het toegestuurde aanbod, akkoord moet gaan met de voorwaarden en de bevestiging moet verzenden en dat de klant vervolgens een e-mail met bevestiging van NHE ontvangt. [gedaagde] betwist dat hij het aanbod heeft aanvaard. Hij betwist dat de handtekening op de door NHE overgelegde leveringsovereenkomst van hem is. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] verschillende documenten in het geding gebracht waarop een andere handtekening te zien is dan degene onder de leveringsovereenkomsten van 7 oktober 2021.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het aanbod door [gedaagde] is aanvaard. Vast staat immers dat het aanbod is ontvangen op het e-mailadres [e-mailadres] en dat het vanuit dat e-mailadres is geopend. [gedaagde] heeft niet betwist dat het systeem van NHE geautomatiseerd is en dat de bevestiging van het aanbod door de klant moet worden verzonden alvorens NHE een bevestigingsmail stuurt. De rechtbank heeft ook geen aanleiding om aan deze stellingen van NHE te twijfelen. Tussen partijen staat verder vast dat op het e-mailadres [e-mailadres] twee bevestigingsmails zijn ontvangen op 7 oktober 2021 om 9.08 (één voor gas en één voor elektriciteit). Dit volgt uit het CRM-systeem van NHE. Nu [gedaagde] als enige toegang had tot voornoemd e-mailadres, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat [gedaagde] op het aanbod heeft geklikt en de bevestiging van dit aanbod aan NHE heeft verzonden. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat niemand anders dan hij deze handelingen vanuit zijn e-mail kan hebben verricht. Door de bevestiging aan NHE te verzenden, heeft [gedaagde] het aanbod van NHE aanvaard. Aanvaarding kan namelijk vormvrij geschieden (artikel 3:37 BW). Dat de handtekening onder de overeenkomsten anders is dan de handtekening die [gedaagde] op andere documenten heeft gezet, doet aan het voorgaande niet af. Het zetten van een handtekening is immers geen vereiste voor het tot stand komen van een overeenkomst.
[gedaagde] kan geen geslaagd beroep doen op dwaling
4.7.
[gedaagde] stelt subsidiair dat de op 7 oktober 2021 gesloten leveringsovereenkomsten onder invloed van dwaling tot stand zijn gekomen. Hij stelt dat hij een onjuiste voorstelling van zaken had over de nadelige financiële gevolgen van een contract met dynamische tarieven ten opzichte van zijn lopende contract met vaste tarieven. Het beroep van [gedaagde] op dwaling slaagt niet. Zoals NHE terecht heeft aangevoerd, is [gedaagde] in de overeenkomsten geïnformeerd over de toepasselijke tarieven. In de overeenkomsten staat namelijk dat de leveringskosten bestaan uit de LEBA maandprijs (gas) en de EPEX maandprijs (elektriciteit) vermeerderd met een vaste opslag. [gedaagde] wist dus, althans had kunnen weten, welke financiële gevolgen het aangaan van de leveringsovereenkomsten voor hem zou hebben.
[gedaagde] moet de door NHE gestuurde facturen betalen
4.8.
Gelet op het voorgaande moet [gedaagde] de door NHE aan hem gestuurde facturen betalen. Het verweer van [gedaagde] dat hij hooguit zijn verbruik zou moeten afrekenen op basis van de oude, vaste tarieven, slaagt niet. In de op 7 oktober 2021 tot stand gekomen gewijzigde leveringsovereenkomsten zijn partijen immers nieuwe leveringstarieven overeengekomen. [gedaagde] moet de door hem afgenomen gas en elektriciteit vanaf die datum op basis van de dynamische tarieven betalen.
4.9.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij blijkens een factuur met kenmerk JEN1126647_2 in de periode 1 juli 2022 tot en met 31 oktober 2022 minder gas heeft verbruikt dan het bij hem in rekening gebrachte voorschot. De door NHE gevorderde bedragen moeten daarom volgens [gedaagde] worden verlaagd. Dit verweer van [gedaagde] wordt gepasseerd. NHE heeft terecht verwezen naar artikel 13.13 van haar algemene voorwaarden. Daaruit volgt dat de afnemer binnen twee maanden na de factuurdatum schriftelijk kenbaar dient te maken dat hij van mening is dat een factuur niet juist is, op straffe van verval van alle rechten. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] binnen twee maanden na ontvangst van de facturen aan NHE kenbaar heeft gemaakt dat de facturen volgens hem onjuist zijn. Eventuele rechten die [gedaagde] aan (vermeende) onjuistheden in de facturen zou kunnen ontlenen zijn daarom vervallen.
4.10.
[gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden van NHE ook gehouden de contractuele boetes wegens voortijdige beëindiging van de leveringsovereenkomsten te betalen. De leveringsovereenkomsten zijn immers beëindigd omdat [gedaagde] niet aan zijn daaruit voortvloeiende betalingsverplichting voldeed, ondanks aanmaningen van NHE. De door NHE gevorderde hoofdsom van € 22.804,88 zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
[gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente betalen
4.11.
NHE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.003,05 toegewezen.
4.12.
De door NHE gevorderde wettelijke handelsrente zal ook worden toegewezen, aangezien [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de facturen.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke handelsrente tot 22 februari 2024

22.804,88
2.983,06
- buitengerechtelijke incassokosten
1.003,05
+
Totaal
26.790,99
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NHE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.755,39

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan NHE te betalen een bedrag van € 26.790,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 22.804,88, met ingang van 22 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.755,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
RG/KH