ECLI:NL:RBGEL:2024:7160

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
05-062903-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 18 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 mei 2023 in Apeldoorn een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van ongeveer 83,7 km/h op de Laan van Zevenhuizen, waar de maximumsnelheid 50 km/h was. Door zijn onvoorzichtige rijgedrag botste hij tegen twee fietsers, die op dat moment de weg overstaken. Beide slachtoffers raakten gewond; de een had onder andere een scheurtje in haar pols en de ander een lichte hersenschudding en diverse schaafwonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een taakstraf van 40 uur op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank concludeerde dat het letsel van de slachtoffers niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat zij wel tijdelijk verhinderd waren in hun normale bezigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-062903-24
Datum uitspraak : 18 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Laan van Zevenhuizen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend terwijl hij beginnend bestuurder was en/of terwijl het nacht was in de zin van artikel 1 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1900 en/of
terwijl de straatverlichting in werking was en/of terwijl het voor hem geldende verkeerslicht geel licht knipperde,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 83,7 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Laan van Zevenhuizen) en de kruising met de Sluisoordlaan kon overzien en waarover deze vrij was/waren,
immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee fietsers, ten gevolge waarvan deze twee fietsers ten val zijn gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Laan van Zevenhuizen,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl het nacht was in de zin van artikel 1 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1900 en/of
terwijl de straatverlichting in werking was en/of
terwijl het voor hem geldende verkeerslicht geel licht knipperde,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 83,7 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Laan van Zevenhuizen) en de kruising met de Sluisoordlaan kon overzien en waarover deze vrij was/waren, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met twee fietsers, ten gevolge waarvan deze twee fietsers ten val zijn gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Apeldoorn, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Laan van Zevenhuizen, heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 83,7 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 mei 2023 reed verdachte rond 23.44 uur als bestuurder van een personenauto op de Laan van Zevenhuizen in Apeldoorn. Het was donker en de straatverlichting was aan. De verkeerslichten op de kruising met de Sluisoordlaan waren buiten werking en knipperden geel. De maximumsnelheid ter plaatse bedroeg 50 km/h. Op deze kruising is verdachte tegen fietsers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangebotst die op dat moment op de oversteekplaats het kruispunt overstaken. [2]
Als gevolg van deze botsing zijn beide fietsers gevallen en hebben letsel opgelopen.
[slachtoffer 2] had onder meer een scheurtje in haar pols waaraan zij mogelijk geopereerd moet worden, pijn aan beide knieën, een losse voortand en bij twee ondertanden was een stukje afgebroken. Door de pijn aan haar tanden kon zij slecht eten en had zij last van hoofdpijn. Als gevolg van het ongeval fietst ze niet meer en gaat zij de deur bijna niet meer uit. [3]
[slachtoffer 1] had een lichte hersenschudding, pijn aan zijn nek, een schaafwond van ongeveer 25 centimeter op zijn linker dijbeen, een schaafwond op zijn linkerknie, een bult op zijn hoofd en schaafwonden op zijn linkervoet en de knokkels van zijn linkerhand. Hij is een nacht opgenomen in het ziekenhuis en heeft de eerste drie dagen alleen maar kunnen slapen. Door het letsel kon [slachtoffer 1] vier weken niet sporten en kon hij tot aan de zomervakantie niet (volledig) naar school. [4]
Verdachte heeft sinds 16 november 2022 een rijbewijs en is dus beginnend bestuurder. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW), waarbij de mate van schuld als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit, omdat verdachte slechts één verwijt kan worden gemaakt, namelijk dat hij te hard heeft gereden. Bij de vaststelling van de mate van schuld moet worden betrokken dat de fietsers geen licht voerden, zij donker gekleed waren en voorrang hadden moeten verlenen aan verdachte. Bovendien bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel of letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van de subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn auto in botsing is gekomen met twee fietsers die daarbij gewond zijn geraakt. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of deze aanrijding in juridische zin aan de schuld van verdachte is te wijten.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot het oordeel te komen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval zoals bedoeld in artikel 6 WVW, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
Verdachte heeft verklaard dat hij te hard heeft gereden. [6] In zijn beleving reed hij rond de 55-60 km/h.
De politie heeft onder meer onderzoek verricht naar de snelheid van de auto van verdachte kort voor het ongeval. Uit de analyse van de data van de verkeersregelinstallatie bleek dat de auto van verdachte voorafgaand aan het incident het kruispunt was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 78 km/h en 97 km/h. [7]
De voertuigdata van de auto van verdachte zijn door de politie uitgelezen en geanalyseerd. Daaruit bleek dat de snelheid van het voertuig 1,3 seconden voor het botsmoment 85 km/h bedroeg. Na het toepassen van een correctie van 1,54 procent is dit een snelheid van 83,7 km/h. [8]
Vervolgens is door de politie onderzoek gedaan naar de dynamische vermijdbaarheid van het verkeersongeval. Daarbij is aan de hand van berekeningen en computersimulaties onderzocht of de fietsers hadden kunnen oversteken, zonder door de auto te worden geraakt, als verdachte had gereden met de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/h. Uit dit onderzoek bleek dat geen aanrijding zou hebben plaatsgevonden indien verdachte 50 km/h had gereden. Hij zou in dat geval achter de fietsers zijn langsgereden en zou niet hebben hoeven remmen. [9]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte kort voor de aanrijding met een snelheid van ongeveer 83,7 km/h heeft gereden. Dit is aanzienlijk harder dan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/h. Hiermee heeft hij de snelheid van zijn voertuig niet zodanig geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg en de kruising kon overzien en waarover deze vrij waren. Door zijn (veel) te hoge snelheid was hij niet meer in staat tijdig te stoppen op het moment dat hij de fietsers zag.
Verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met de situatie ter plaatse en wist dat na de bocht een kruispunt volgde. [10] Hij wist dus dat hij ter plekke andere verkeersdeelnemers zou kunnen tegenkomen. Zeker nu de verkeerslichten het verkeer niet regelden, omdat zij geel knipperden, had hij op de omstandigheden ter plekke moeten anticiperen en veel behoedzamer moeten rijden.
Dat de fietsers hem geen voorrang verleenden doet aan het voorgaande niets af. Verdachte reed weliswaar op een voorrangsweg, maar mocht er gelet op zijn (veel) te hoge snelheid niet zonder meer vanuit gaan dat het verkeer dat deze voorrangsweg kruiste, voor hem de doorgang zou vrijmaken of vrijlaten. Verkeersdeelnemers moeten altijd bedacht zijn op de mogelijkheid dat iets onverwachts kan gebeuren, waaronder ook eventuele verkeersfouten van anderen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat van slechts één moment van onoplettendheid geen sprake is. Door de maximumsnelheid fors te overschrijden en zijn voertuig niet tijdig tot stilstand te brengen heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Schuld in de zin van artikel 6 WVW is daarmee bewezen.
Letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het letsel van slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Wel staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat zij door het opgelopen letsel zijn verhinderd in de uitoefening van hun normale bezigheden. Slachtoffer [slachtoffer 1] kon vier weken niet sporten en gedurende meer dan zes weken kon hij niet (volledig) naar school. [slachtoffer 2] stapt als gevolg van het ongeval niet meer op de fiets, zij gaat de deur bijna niet meer uit en heeft door de pijn aan haar tanden moeite met eten.
Concluderend acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 mei 2023 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Laan van Zevenhuizen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend
terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
terwijl het nacht was in de zin van artikel 1 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1900 en
/of
terwijl de straatverlichting in werking was en
/ofterwijl het voor hem geldende verkeerslicht geel licht knipperde,
- heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 83,7 km/uur,
althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
- in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto) zodanig te regelen dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Laan van Zevenhuizen) en de kruising met de Sluisoordlaan kon overzien en waarover deze vrij was/waren,
immers is hij gebotst tegen
, althans in aanrijding gekomen mettwee fietsers, ten gevolge waarvan deze twee fietsers ten val zijn gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] )
zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en bepleit dat aan hem een geldboete wordt opgelegd van € 1.000,-, te betalen in termijnen, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft binnen de bebouwde kom de toegestane maximumsnelheid fors overschreden en heeft hierdoor een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op een kruispunt twee overstekende fietsers in de flank geraakt. Verdachte was beginnend bestuurder en bekend met de situatie ter plaatse. Hij heeft onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers en heeft met zijn handelen gevaar veroorzaakt voor andere weggebruikers. Dat gevaar heeft geresulteerd in een ernstig ongeval, waarbij de slachtoffers letsel hebben opgelopen. Door dit letsel waren zij enige tijd niet in staat hun dagelijkse bezigheden uit te voeren.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Daarnaast getuigt het feit dat hij contact heeft opgenomen met beide slachtoffers ervan dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en de gevolgen daarvan.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend. Gelet op het feit dat verdachte beginnend bestuurder is en hij werkzaam is als vrachtwagenchauffeur ziet de rechtbank de voorwaardelijke rijontzegging als een stevige waarschuwing om zich te gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa en mr. M. Oldenburger, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2024.
mr. Steenweg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023238903, gesloten op 2 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal FO Verkeer, forensisch onderzoek plaats delict, p. 27, 40-41, 43, 61.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 243, 245.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 239-240.
5.Proces-verbaal aanrijding, p. 8; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024.
7.Proces-verbaal analyse VRI-data, p. 82.
8.Proces-verbaal FO Verkeer, verkorte analyse voertuigdata, p. 175.
9.Proces-verbaal snelheid & impact analyse, dynamische vermijdbaarheid, p. 192-204.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2024.