ECLI:NL:RBGEL:2024:7094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
05/098772-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige vrouw uit Rhede, die als beginnend bestuurder betrokken was bij een verkeersongeval op 6 januari 2024 in Lichtenvoorde. De vrouw reed met een snelheid van ongeveer 105 kilometer per uur door een rood verkeerslicht, dat al 43,8 seconden rood licht uitstraalde, en botste tegen een ander voertuig. Het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], liep als gevolg van het ongeval letsel op, waaronder een lichte hersenschudding en letsel aan haar onderrug en bekken. De rechtbank oordeelde dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag, maar sprak haar vrij van roekeloosheid en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden op. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/098772-24
Datum uitspraak : 17 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] (Roemenië),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland).
raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 6 januari 2024 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Varseveld, gaande in de richting van Hamelandweg, daarmede heeft gereden over de N18/Europaweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij moe/vermoeid was en/of
terwijl een over diezelfde weg (de N18/Europaweg) rijdend, tegemoetkomend voertuig (personenauto) linksaf sloeg en/of
terwijl de aldaar op de kruising (van de N18/Europaweg en/of de Hamelandweg/N313) geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: ‘Stop’,
voornoemde kruising is genaderd met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 105 kilometer per uur en/of
in strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een dat driekleurig verkeerslicht dat (reeds (ongeveer) 43,8 seconden) rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was zij niet in staat het door haar bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van dat andere voertuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat andere voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 januari 2024 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Varseveld, gaande in de richting van Hamelandweg, daarmede heeft gereden over de N18/Europaweg,
terwijl zij beginnend bestuurder was en/of
terwijl zij moe/vermoeid was en/of
terwijl een over diezelfde weg (de N18/Europaweg) rijdend, tegemoetkomend voertuig (personenauto) linksaf sloeg en/of
terwijl de aldaar op de kruising (van de N18/Europaweg en/of de Hamelandweg/N313) geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: ‘Stop’,
voornoemde kruising is genaderd met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 105 kilometer per uur en/of
in strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een dat driekleurig verkeerslicht dat (reeds (ongeveer) 43,8 seconden) rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was zij niet in staat het door haar bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van dat andere voertuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat andere voertuig (personenauto),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 6 januari 2024 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre als bestuurder van een voertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hamelandweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 januari 2024 heeft omstreeks 04:20 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de N18/Europaweg en de Hamelandweg/N313 in Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre. Het verkeer op deze kruising werd geregeld door middel van een verkeersregelinstallatie. Verdachte reed als beginnend bestuurder van een personenauto komende uit de richting van Varsseveld en gaande in de richting van Groenlo. Het verkeerslicht in haar richting straalde 43,8 seconden rood licht uit toen verdachte dit licht passeerde. Op dezelfde N18/Europaweg komende uit de richting van Groenlo reed een voertuig met daarin onder anderen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) over de rechterrijstrook voor het links afslaande verkeer. Dit voertuig sloeg linksaf terwijl de voor dat voertuig geldende verkeerslichten minimaal 3,9 seconden groen licht uitstraalden. Terwijl het voertuig linksaf sloeg, is verdachte tegen het voertuig gebotst. [slachtoffer] had als gevolg van het ongeluk last van haar onderrug, bekken/schaambot, een lichte hersenschudding en in haar tong zat een snee. Tot medio maart 2024 kon zij geen huishoudelijke taken verrichten. In juli 2024 had [slachtoffer] nog klachten aan haar nek en rug. [slachtoffer] was toen nog niet volledig aan het werk en kon niet fanatiek sporten.
Verdachte verklaarde dat zij vermoeid was en dat zij het rood licht uitstralende verkeerslicht en het voertuig met daarin [slachtoffer] niet gezien heeft. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde met uitzondering van de bestanddelen “roekeloos” en “toebrengen van zwaar lichamelijk letsel”.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat de gedraging van verdachte aan te merken is als één enkele verkeersfout waardoor een botsing heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft het slachtoffer niet tijdig opgemerkt. Er is sprake van een enkel moment van onoplettendheid. Er is geen evident gevaarlijk rijgedrag vertoond en daarmee is niet voldaan aan de minimale normen voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 dan wel artikel 5 van de Wegenverkeersweg 1994 (hierna: WVW). Ook de raadsman is van oordeel dat er geen sprake is van roekeloosheid en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de indicatieve snelheidsberekening op basis van detectielussen in het wegdek onvoldoende betrouwbaar is.
Beoordeling door de rechtbank
Snelheidsmeting
De raadsman heeft samengevat als verweer aangevoerd dat de indicatieve snelheidsberekening op basis van detectielussen in het wegdek onvoldoende betrouwbaar is. Er kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte met een bepaalde snelheid heeft gereden, zoals tenlastegelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gebruikte onderzoeksmethode betrouwbaar is.
Uit het proces-verbaal blijkt dat een indicatieve snelheid van het voertuig van verdachte is berekend, waarbij afstanden tussen de detectielussen zijn gebruikt, die zijn opgemeten op een VRI-kruispunttekening; een en ander aan de hand van data van de betreffende verkeersregelingsinstallatie (VRI) ter plaatse. Een dergelijke onderzoeksmethode is op zichzelf niet onbetrouwbaar of ondeugdelijk, maar geeft (slechts) een indicatie van een bepaald gereden snelheid en is onvoldoende om met voldoende zekerheid vast te stellen dát een bepaalde snelheid daadwerkelijk is gereden.
Het dossier bevat verder geen gegevens dat ter bevestiging van de indicatieve onderzoeksresultaten ook rijproeven zijn gehouden om de snelheid te meten dan wel dat een deskundige de adequate werking van de detectielussen tijdens een onderzoek heeft gecontroleerd, zoals in de zaken van de door de raadsman respectievelijk de officier van justitie aangehaalde jurisprudentie. Nu het dossier verder geen enkel ander aanknopingspunt bevat voor het verwijt dat verdachte harder dan de maximaal ter plaatse toegestane snelheid zou hebben gereden, moet verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Overige ten laste gelegde gedragingen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vermoeid in de auto is gestapt. Verdachte heeft daarbij een stoplicht dat al langdurig rood licht uitstraalde over het hoofd gezien en is door rood gereden. Verdachte heeft onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, nu zij op de kruising het voertuig met daarin onder andere [slachtoffer] heeft aangereden. Verdachte kan daarbij aangemerkt worden als beginnend bestuurder. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
Aan haar schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van een verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval, gelet op de verkeersovertredingen die verdachte heeft begaan.
In de tweede plaats moet verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat vrijspraak moet volgen voor het bestanddeel roekeloosheid.
Voor de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dat verdachte wist dat zij, mede in verband met haar werkuren, vermoeid de auto in stapte. Ondanks dat verdachte merkte dat zij vermoeid was, heeft zij de auto toch bestuurd en heeft zij het voertuig niet tot stilstand gebracht of haar bijrijder laten rijden. Zij heeft het verkeerslicht in het geheel niet gezien en is zodoende een al langdurig rood uitstralend verkeerslicht gepasseerd. Verdachte heeft daarbij onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer. Zij heeft niet alleen het rode verkeerslicht gemist, ook heeft zij het voertuig waarin [slachtoffer] zat in het geheel niet opgemerkt. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte te hard heeft gereden of doelbewust tegen het voertuig is gebotst of bewust door rood heeft gereden, acht de rechtbank het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Letsel
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] niet is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen, onder meer aan haar lip, onderrug, bekken/schaambot. Ook had [slachtoffer] een lichte hersenschudding. In juli 2024 waren haar klachten nog niet (geheel) over. Gedurende de periode van januari tot juli 2024 heeft zij zowel haar normale dagelijkse bezigheden als haar werkzaamheden niet (volledig) kunnen uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dergelijk letsel in juridische zin worden aangemerkt als zodanig (lichamelijk) letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zodanig letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks6 januari 2024 te Lichtenvoorde in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Varsseveld, gaande in de richting van Hamelandweg,
daarmede heeft geredenover de N18/Europaweg,
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij beginnend bestuurder was en
/ofterwijl zij
moe/vermoeid was en
/ofterwijl een over diezelfde weg
(de N18/Europaweg
)rijdend, tegemoetkomend voertuig
(personenauto
)linksaf sloeg en
/ofterwijl de aldaar op de kruising
(van de N18/Europaweg en
/ofde Hamelandweg/N313
)geplaatste, voor haar, verdachte, van toepassing zijnde en in haar richting gekeerde verkeerslichten rood licht uitstraalden, inhoudende: ‘Stop’,
voornoemde kruising is genaderd met een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 105 kilometer per uur en/ofin strijd met artikel 62 jo. 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is zij niet gestopt voor een dat driekleurig verkeerslicht dat
(reeds
(ongeveer
)43,8 seconden
)rood licht uitstraalde, maar is zij doorgereden en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was zij niet in staat het door haar bestuurde voertuig
(tijdig
)tot stilstand te brengen, bij nadering van dat andere voertuig
(personenauto
)en
/ofis gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen met,dat andere voertuig
(personenauto
),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair oplegging van een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 6 januari 2024 als (beginnend) bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Verdachte is vermoeid in de auto gestapt. Verdachte heeft een verkeerslicht over het hoofd gezien, is vervolgens door rood gereden en heeft niet gezien dat het voertuig waarin [slachtoffer] zat linksaf sloeg. Verdachte is tegen het voertuig gebotst. De rechtbank rekent dit verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. Verdachte heeft met haar handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor verkeersdelicten, zodat de rechtbank hiermee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Die oriëntatiepunten benoemen als uitgangspunt in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge voor het slachtoffer, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld een geldboete van € 1000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 maanden. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank komt daartoe omdat zij niet bewezen acht dat verdacht ook te hard heeft gereden en om die reden een mindere mate van schuld bewezen acht. Maar omdat verdachte heeft gereden wetende dat zij vermoeid was, een rood verkeerslicht volledig heeft gemist dat al langdurig rood licht uitstraalde, bestaat aanleiding een iets hogere straf op te leggen dan genoemd in de LOVS oriëntatiepunten.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank passend een taakstraf voor de duur van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2024.
mr. J.L. Wesstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024008712, gesloten op 20 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf, p. 2-5; het proces-verbaal van bevindingen, p. 35-36; het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 29; het proces-verbaal van bevindingen, aanvullend proces-verbaal van 24 juli 2024, ongenummerd; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2024.