ECLI:NL:RBGEL:2024:7062

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/396947 / HA ZA 21-607 en C/05/402238 / HA ZA 22-153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over defect motor landbouwspuit en aansprakelijkheid verzekeraar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de aansprakelijkheid van de verzekeraar, Interpolis, centraal in verband met een defect aan de motor van een landbouwspuit. De motor raakte defect, en de vraag was of dit defect het gevolg was van een verzekerd evenement of van achterstallig onderhoud. De rechtbank oordeelde dat de deskundige niet met voldoende zekerheid kon vaststellen of het defect was veroorzaakt door een van buiten komend voorwerp of door achterstallig onderhoud. De deskundige had vastgesteld dat de staat van de motor 'matig' was, maar kon niet definitief concluderen dat dit het gevolg was van achterstallig onderhoud. De rechtbank oordeelde dat de onzekerheid die was ontstaan door het handelen van Interpolis voor rekening van de verzekeraar kwam. Hierdoor was Interpolis gehouden om de schadevergoeding aan de eisende partij, bestaande uit de kosten voor een nieuwe motor en deskundigenkosten, te vergoeden. De rechtbank bepaalde dat Interpolis een bedrag van € 24.330,83 aan de eisende partij moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Interpolis veroordeeld in de proceskosten en de kosten van het deskundigenbericht. De vordering in vrijwaring van Interpolis tegen Deutz werd afgewezen, omdat de vordering onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/396947 / HA ZA 21-607
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
1. de maatschap naar burgerlijk recht
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
3.
[eiseres sub 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. A. Buth te Middelharnis,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
tevens handelend onder de naam
Interpolis,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
gedaagde partij,
advocaat: mr. E.H. Verweij te Apeldoorn,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/402238 / HA ZA 22-153 van
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. E.H. Verweij te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEUTZ BENELUX B.V.,
gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van den Berg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] , Interpolis en Deutz worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 maart 2024
- het deskundigenrapport van de heer [naam 1] van 16 april 2024
- de conclusie van [eisers] van 5 juni 2024
- de conclusie van Interpolis van 5 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in de tussenvonnissen van 2 augustus 2023,
11 oktober 2023 en 27 maart 2024 is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis van 11 oktober 2023 is de heer [naam 1] , als schade-expert verbonden aan [bedrijf 1] , als deskundige benoemd (hierna: de deskundige). In het tussenvonnis van 27 maart 2024 is het voorschot van de deskundige verhoogd. De deskundige heeft op 16 april 2024 zijn definitieve rapport bij de rechtbank ingediend. In dat rapport staat onder meer:
(...)
7. Onderzoek en eigen beschouwing
(...)
Beoordeling staat van de motor en rapportages [bedrijf 2] / [bedrijf 3] :
Op basis van de door [bedrijf 2] verstrekte foto’s en meetresultaten kan ik stellen dat de algehele staat van de motor voordat de schade ontstond als matig moet worden beoordeeld. Deze stelling baseer ik met name op het volgende:
 De staat en meetwaardes van verschillende zuigerveren.
 Vervuiling van de rand van zuigerkronen.
 Afwijkend en slecht verstuivingspatroon waarneembaar op een zuiger.
 De geconstateerde speling in de as van de turbo.
 Het slijtagebeeld van de lagers.
 Overmatige vervuiling/verstopping van de carterontluchting.
 Het kleppendeksel was vervuild met aangekoekte olie- en verbrandingsresiduen (sludge).
 Vervuiling van aangekoekte olie- en verbrandingsresiduen op onderdelen van de motor. Door de details van deze foto’s, is de locatie op de motor niet exact te duiden.
 De overmatige vervuiling is een sterke indicator voor slechte kwaliteit verbranding in de cilinders van de motor en/of een toename van uitlaatgassen die langs de zuiger weglekken (staat van de zuigerveren).

8.Antwoorden op de vragen

1. Van buiten komend onheil
a. Hoe kan naar uw mening de situatie zijn ontstaan waarin de retourpijp van de motor aan één zijde los hangt en het beugeltje dat die pijp op zijn plek houdt is verbogen?
Voor het loskomen van de retourpijp van het motorblok, zonder het losnemen van het
beugeltje ter fixatie van het aansluitstuk aan het uiteinde van de retourpijp in het motorblok,
zou een aanzienlijke krachtsinwerking nodig zijn. De richting van deze krachtsinwerking zou ook grotendeels tegengesteld moeten zijn ten opzichte van de insteekrichting van het uiteinde van de retourpijp in het motorblok.
De afbeelding hiernaast toont de enige beschikbare foto van het bewuste “beugeltje”. De beschikbare informatie wijst niet uit op welk moment de voornoemde foto werd gemaakt en of er daarvoor mogelijk al sprake is geweest van manipulatie van het beugeltje (en/of de
retourpijp).
Er is onvoldoende beeldmateriaal beschikbaar waarop ik kan vaststellen of de in de vraag
omschreven situatie zich heeft voorgedaan.
b. Is het mogelijk dat de retouroliepijp van de motor is losgeslagen door een van buiten komend voorwerp, zoals een losliggende steen of tak?
Gezien het ontwerp van de retourpijp en de aansluitingen van de retourpijp in het motorblok en aan de turbo, de positie van de retourpijp aan de motor en de machine als geheel ten opzichte van de wielen en de grondspeling van de retourpijp acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat de retourpijp werd losgeslagen door een “van buiten komend voorwerp”.
c. Valt op basis van de foto’s en de beschreven bevindingen vast te stellen of een dergelijk voorval heeft plaatsgevonden?
Op basis van de beschikbare foto’s kan ik niet vaststellen of een van buiten komend
voorwerp de retourpijp heeft doen loskomen van de motor.
[bedrijf 3] rapporteerde als bevindingen “smeerolieleiding turbo afgebroken” en volgend op de
beoordeling van rapportage van [bedrijf 2] “Wat wel de oorzaak zou kunnen zijn is volgens ons dat op enig moment tijdens het gebruik van de landbouwspuit de olieretourpijp is losgeslagen.”
De beschikbare foto’s van de retourpijp laten zien dat er sprake is van geringe vervormd en
de retourpijp. Van breuk(vorming) van het materiaal van de retourpijp is geen sprake.
Gezien de afwijking in de door [bedrijf 3] beschreven bevindingen en de laatste bevinding inhoudelijk, kan ik op basis van deze bevindingen geen conclusie trekken ten aanzien van het eventueel losraken van de retourpijp en de mogelijke oorzaken daarvan.
De aansluitzijde van de retourpijp die in het blok valt is aan de onderzijde vervormd, zoals te zien is op de foto hiernaast. Op basis van deze afwijking kan ik niet uitsluiten dat er geringe hoeveelheden olie weglekte bij de aansluiting van de retourpijp op het motorblok en dat [bedrijf 3] haar standpunt ten aanzien van het afbreken dan wel losslaan van de retourpijp baseerde op basis van de constatering van de voornoemde olielekkage.
d. Zo nee: had u dit wel kunnen vaststellen als u de motor fysiek had kunnen onderzoeken?
Mogelijk dat met het fysiek onderzoeken van de bewuste motor ik met meer zekerheid een standpunt had in kunnen nemen ten aanzien van de aannemelijkheid van het losraken van de retourpijp zoals in onderhavige casus wordt geclaimd.
2. Losraken olieretourpijp
a. Kan het losraken van de olieretourpijp in zijn algemeenheid leiden tot het vastlopen van de motor? Zo ja, kunt u omschrijven wat de gevolgen daarvan zijn?
In zijn algemeenheid zou het losraken van de retourpijp kunnen leiden tot het vastlopen van een motor met het ontwerp als de onderhavige motor. Als de retourpijp los raakt zal de smeerolie niet meer van de turbo terugstromen in het carter van de motor, hetgeen leidt tot een afname van smeerolie in het carter van de motor.
Mogelijk dat er in het bewakingssysteem van een dergelijk type motor een alarmering is voorzien op een laagolieniveau in het carter. Dan zal deze alarmering worden geactiveerd.
Als het niveau van de olie in het carter verder daalt, zal op enig moment de smeeroliepomp onvoldoende of geen olie meer aanzuigen, hetgeen leidt tot een drukval in het smeeroliesysteem. Deze drukval zal bij een correct functionerende motor een smeeroliedrukalarm activeren.
Wanneer de motor vervolgens doordraait met een te lage smeeroliedruk zal de smeeroliefilm tussen de draaiende delen van de motor worden verbroken, hetgeen overmatige en exponentiële slijtage van deze delen (de lagers in eerste instantie) tot gevolg hebben.
b. Past het schadebeeld zoals u dat op de foto’s ziet daarbij? Zo ja, hoe?
Het schadebeeld zoals ik dat op de foto’s zie past niet bij het langdurig draaien van een motor met een te lage smeeroliedruk.
c. Hoe beoordeelt u de opmerking van [bedrijf 2] dat als de retourpijp van de turbo zou zijn los geschoten, de oliepomp het carter van de motor zou hebben leeggepompt met schade aan de andere lagerschalen tot gevolg?
De opmerking van [bedrijf 2] sluit aan bij mijn antwoord op vraag 2b.
d. Hoe beoordeelt u de opmerking van [bedrijf 3] dat bij het losraken van de olieretourpijp de olie weglekt, waarna de cilinder die als eerste droogloopt stuk gaat en de drijfstang vervolgens breekt?
Ik acht het zeer onwaarschijnlijk dat het langdurig draaien van de motor met een te lage
smeeroliedruk niet is terug te zien in het slijtbeeld van de draaiende delen van de motor.
e. Indien u hierover op basis van enkel foto’s en de beschreven bevindingen geen uitspraken
kunt doen, had u dit wel kunnen doen als u de motorfysiek had kunnen onderzoeken?
Het fysiek onderzoeken van de motor had tot een nauwkeurigere analyse van het
faalmechanisme geleid en daaropvolgend een stelligere inname van het standpunt
daaromtrent.
3. Staat motor
a. Kunt u op basis van de foto’s en de beschreven bevindingen onderbouwde uitspraken doen over de staat van de motor?
Ja, op basis van de foto’s en bevindingen van [bedrijf 2] kan ik uitspraken doen over de staat van
de motor. Zoals omschreven in voorgaand hoofdstuk “Onderzoek” beoordeel ik de staat van
de motor als matig.
Zo ja:
b. Hoe beoordeelt u het feit dat er onvoldoende olie in de motor aanwezig was om een goede
olieanalyse te maken?
Over de hoeveelheid olie in de motor direct nadat de schade ontstond kan ik niet oordelen.
Door [bedrijf 2] werd aangegeven dat zij onvoldoende olie in de motor aantroffen voor een
olieanalyse.
[bedrijf 3] had, voordat de motor bij [bedrijf 2] werd aangeboden, het carter van de motor
losgenomen en inwendige onderdelen van de motor losgenomen (op verzoek van de expert
van Achmea).
[bedrijf 3] rapporteerde (bij de “second opinion”) dat er “weinig” olie in de motor werd
aangetroffen. [bedrijf 3] geeft niet aan of op dat moment een analyse van deze hoeveelheid olie was overwogen of mogelijk was.
c. Hoe beoordeelt u de klepspeling? Wat is uw mening over de conclusie van [bedrijf 2] dat deze ruim is (inlaat 0,7 mm en uitlaat 0,9 mm, waar dit 0,3 mm en 0,5 mm had moeten zijn)? Wat is uw mening over de opmerking van [bedrijf 3] dat de ruimte te verklaren is doordat cilinder 6 tegen de klep heeft aangestoten?
Als de door [bedrijf 2] opgeven gemeten waardes en voorgeschreven waardes correct zijn was er
sprake van te ruime klepspelling. Echter merk ik op dat [bedrijf 2] niet benoemd bij welke cilinder
of cilinders de gemeten waardes behoren.
Een eventuele afwijking in de klepspeling zou te verklaren zijn door contact tussen de
kleppen en de zuiger tijdens het draaien van de motor.
d. Hoe beoordeelt u de carterontluchting?
Op basis van de beschikbare foto’s kan ik niet oordelen over de carterontluchting. Echter een
afnemende mindere staat van de zuigerveren (nader te duiden bij vraag 3e) leidt tot het
weglekken van uitlaatgassen langs de zuiger het carter in. Dit leidt vervolgens tot overmatige
vervuiling van de carterontluchting en andere onderdelen van de motor.
e. Hoe beoordeelt u de (speling op de) olieschraapveer? Wat is uw mening over de conclusie
van [bedrijf 2] dat er een speling is gemeten van 3 mm waar dat 1,15 mm mag zijn en op de
topveer 0,9 mm waar dit 0,8 mm mag zijn?
[bedrijf 2] vermeldt niet specifiek van welke zuiger(s) de meetresultaten zijn. Uitgaande dat de
door [bedrijf 2] gerapporteerde meetwaardes en waardes juist zijn, kan worden gesteld dat er
sprake is van zuigerveren die wat betreft maatvoering buiten de door de fabrikant opgegeven
afmeting vallen (slijtage).
f. Hoe beoordeelt u de speling op de turbo, zowel axiaal als radiaal? Wat is uw mening over de opmerking van [bedrijf 2] dat er ‘niets van buiten af doorheen is gegaan’?
Enige speling op de as van de turbo is niet afwijkend. Echter in dit geval worden er geen
waardes opgegeven.
Mijns inziens duidt de opmerking van [bedrijf 2] dat “er niets van buiten af doorheen is gegaan”
dat [bedrijf 2] geen gebreken aan de schoepen van de turbo heeft geconstateerd.
g. Hoe beoordeelt u de drijfstanglagerbouten van de zesde cilinder?
Het beschikbare beeldmateriaal van de drijfstanglagerbouten van de zesde cilinder is
onvoldoende om te oordelen over de staat of het eventueel falen van dit onderdeel.
h. Hoe beoordeelt u de overige lagerschalen?
Het slijtagebeeld van de lagers zoals te zien op de door [bedrijf 2] op foto’s vastgelegde lagers die
in het procesdossier zijn opgenomen, passen bij een slijtagebeeld dat verwacht kan worden
van een dergelijke motor met een bedrijfsurenstand van circa 7.000 uur.
Zo nee:
i. Had u de staat van deze onderdelen wel kunnen vaststellen als u de motor fysiek had kunnen onderzoeken?
Vraag niet van toepassing.
4. Achterstallig onderhoud
a. Hoe beoordeelt u het onderhoud dat [eisers] blijkens de door haar overgelegde
onderhoudsstaten en facturen heeft laten verrichten aan de motor?
Op basis van de verstrekte onderhoudsstaat beoordeel ik dat er door [eisers] met een conform
de fabrikant van de motor voorgeschreven interval de smeerolie en de filters van de motor
werden vervangen.
Van de facturen in het procesdossier leid ik met betrekking tot (periodiek) onderhoud af dat
in januari 2018 de kleppen van de motor werden gesteld. Verder hebben geen van de op de
voornoemde facturen vermelde werkzaamheden betrekking op onderhoud aan de motor van
de landbouwspuit.
Ik kan niet oordelen over de intervallen van de voorgeschreven controles van de
vloeistofniveaus van de motor (als omschreven in hoofdstuk 6). Het is niet gebruikelijk
dergelijke controles te registreren.
b. Kunt u op basis van de foto‘s vaststellen of sprake was van achterstallig onderhoud aan de motor ten aanzien van de hiervoor onder 3b tot en met 3h genoemde onderdelen?
Met betrekking tot 3b, zijnde de smeerolie, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4a.
De onder 3e tot en met 3h genoemde onderdelen maken geen onderdeel uit van
werkzaamheden of controles die dienen te worden beschouwd bij regulier periodiek
gebruiksafhankelijk onderhoud bij dergelijke motoren.
Zo ja:
c. Kunt u vaststellen of dit achterstallig onderhoud op deze onderdelen heeft geleid tot het
schadebeeld zoals dat is ontstaan, en zo ja, hoe?
Ik kan niet uitsluiten dat het niet conform de instructie van de fabrikant uitvoeren van de
controle van vloeistofniveaus van de motor of de kwaliteit van de smeerolie in de motor
voorafgaand aan het ontstaan van onderhavige schade van onderdeel uitmaakt van het
faalmechanisme.
Zo nee:
d. Kunt u in het algemeen zeggen of achterstallig onderhoud op deze onderdelen kan leiden
tot het schadebeeld zoals dat is ontstaan, en zo ja, hoe?
Uitgaande dat “deze onderdelen” alleen de smeerolie betreft kan in het algemeen worden
gesteld dat onvoldoende kwaliteit en/of kwantiteit van de smeerolie in een motor kan leiden
tot het schadebeeld zoals is ontstaan.
e. Had u wel kunnen vaststellen of achterstallig onderhoud heeft geleid tot het defect raken van de motor als u deze fysiek had kunnen onderzoeken?
Het fysiek onderzoeken van de motor had tot een nauwkeurigere analyse van het
faalmechanisme geleid en daaropvolgend een stelligere inname van het standpunt aangaande
het faalmechanisme.
5. Overige vragen
a. Ziet u op de foto’s andere onderdelen van de motor die opvallende kenmerken vertonen, en zo ja, welke?
Zoals eerder omschreven is mij de vervuiling van verschillende motoronderdelen opgevallen. Deze vervuiling duidt op een verminderde staat en functioneren van de motor.
Gelet op de overmatig vervuilde carterontluchting en de speling en vervuiling op de
zuigerringen, acht ik het waarschijnlijk dat de kwaliteit van de verbranding in de motor niet
optimaal is geweest (mogelijk afwijking kleur uitlaatgas) en acht ik het waarschijnlijk dat het
smeerolie verbruik van de motor bovenmatig was. [eisers] heeft aangegeven dat er geen sprake zou zijn geweest van een bovenmatig verbruik van smeerolie. Er is geen gedetailleerde informatie beschikbaar over het smeerolieverbruik van de motor in de periode voorafgaand aan het ontstaan van de schade.
b. Hoe is naar uw mening het gat in het motorblok ontstaan?
Het gat in het motorblok is ontstaan door het falen van het drijfstanglager van cilinder 6 van
de motor. De oorzaak van het falen van het lager kan zijn gelegen in een eigen gebrek van het lager, of een gebrekkige smering van het lager.
Mogelijk dat de gebrekkige smering het gevolg is geweest van een (gedeeltelijke) blokkade
van de smeerolietoevoer naar het lager door de vervuiling in de motor.
c. Kunt u op basis van de foto’s vaststellen of één van de onderdelen van de motor gebrekkig was, en zo ja, hoe dit heeft geleid tot het defect raken van de motor?
Zie antwoord op vraag 5b.
d. Kan het schadebeeld aan de motor zijn ontstaan als gevolg van meerdere oorzaken, en zo ja, welke?
Ik meen dat het falen van het lager van de drijfstang van cilinder 6 heeft geleid tot het gat dat
in het motorblok is ontstaan.
De eerder benoemde mogelijke geringe lekkage van olie bij de aansluiting van de retourpijp
op het motorblok kan hebben geleid tot een langzame daling van het olieniveau in het carter.
Indien deze geleidelijke daling van het olieniveau niet wordt opgemerkt omdat er geen, of
onvoldoende, periodieke controle (onderhoud) plaatsvindt van de vloeistofniveaus van de
motor, kan de daling van het olieniveau leiden tot gebrekkige smering van de onderdelen in
de motor.
Verder acht ik het waarschijnlijk dat als gevolg van de staat waarin de motor verkeerde er
waarschijnlijk sprake is geweest van een verhoogd verbruik van smeerolie, hetgeen eveneens
tot een geleidelijke daling van het olieniveau in het carter leidt.
[eisers] heeft in reactie op voorgaande aangegeven dat er van een verhoogd smeerolieverbruik
geen sprake zou zijn geweest.
e. Hoe groot is naar uw mening de kans dat elk van die oorzaken tot het vastlopen van de motor heeft geleid?
Over de kans dat het falen van het lager werd veroorzaak door een eigen gebrek, of werd
veroorzaakt door gebrekkige smering kan ik niet oordelen.
f. Heeft u nog overige opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak door de rechter?
Er werd tot op het moment van mijn inspectie van de landbouwspuit geen aanpassing
gemaakt in het ontwerp van de landbouwspuit. Dit zou ik wel verwachten als het “los slaan”
van de retourpijp van de motor in de praktijk als een reëel risico wordt beschouwd.
Verder zou ik het als voor de hand liggend beschouwen dat er beeldmateriaal van de
retourpijp zoals deze “los” aan de motor zou zijn aangetroffen beschikbaar is, hetgeen in
onderhavig geval echter niet zo is.
(...)

10.Reactie van deskundige op opmerkingen en verzoeken

(...)
In mijn deskundigenbericht, antwoord vraag 1b, omschrijf ik waarom een ‘van buiten komend voorwerp’ als oorzaak zeer onwaarschijnlijk acht.
Uit de verklaring van [bedrijf 3] blijkt niet op welke moment het ‘los hangen’ van het pijpje werd geconstateerd ( [bedrijf 3] rapporteerde: ‘smeerolie leiding turbo afgebroken’).
Beeldmateriaal van de beschadigde motor nog in de machine (met ‘los hangend’ pijpje is niet beschikbaar is.
Zoals bij 1b reeds aangegeven, een ‘van buiten komend voorwerp’ als oorzaak van de schade acht ik zeer onwaarschijnlijk. Als op basis van de beschikbare foto’s vastgesteld kon worden dat een ‘van buiten komend voorwerp’ ten grondslag heeft gelegen aan het ontstaan van de schade had ik deze oorzaak niet als zeer onwaarschijnlijk geduid.
(...)
Op basis van de beschikbare informatie en foto’s kan ik zeker niet uitsluiten dat er een verband bestaat tussen de staat van de motor kort voor de schade ontstond en het kunnen ontstaan van de schade. Derhalve heb ik naar aanleiding van deze opmerking geen aanpassing gemaakt in het deskundigenbericht.
(...)
De genoemde onderhoudsstaten geven geen inzicht in het uitvoer van reguliere periodieke controles (voor aanvang gebruik) die betrekking hebben op onder andere de vloeistofniveaus van de machine (en motor). Deze periodieke controles dienen eveneens te worden aangeduid als onderhoud.
(...)
Ik doel bij de beantwoording van vraag 5b specifiek op het drijfstanglager van cilinder 6. Het falen van dat lager heeft geleid tot het gat in het motorblok. indien de gebrekige smering zou zijn veroorzaak door plotseling onvoldoende smeerolie in de motor, zou (zoals eerder omschreven) dat terug te zien zijn geweest op andere onderdelen in het drijfwerk van de motor.
Standpunten partijen
2.3.
In haar conclusie na deskundigenbericht stelt [eisers] zich op het standpunt dat de deskundige de oorzaak van het incident met de landbouwspuit niet precies en niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen. [eisers] wijst erop dat de deskundige suggesties doet over de oorzaak, maar dat dit een mening is die niet met objectief en verifieerbaar bewijsmateriaal is onderbouwd. Dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de schade is veroorzaakt door een van buiten komend onheil, maar ook niet als gevolg van achterstallig onderhoud, is het gevolg van het feit dat onvoldoende beeldmateriaal beschikbaar is, aldus [eisers] De deskundige heeft, volgens [eisers] , veel vragen niet of niet compleet kunnen beantwoorden omdat er weinig goed beeldmateriaal beschikbaar is en de motor niet meer fysiek kan worden onderzocht. Daarmee staat vast, zo stelt [eisers] , dat hem de kans is ontnomen om het rapport van [bedrijf 2] te weerleggen met een contra-expertise. Die omstandigheid komt voor rekening van Interpolis, zodat zij gehouden is het gevorderde bedrag uit te keren en de kosten van de deskundige te voldoen, aldus [eisers]
2.4.
Interpolis benadrukt in haar conclusie na deskundigenbericht dat volgens de deskundige de oorzaak van het falen van het drijfstanglager kan zijn gelegen in een eigen gebrek van het lager of een gebrekkige smering daarvan. Volgens haar oordeelt de deskundige bovendien dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan. Volgens Interpolis is [eisers] , gezien de bevindingen van de deskundige, er niet in geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat zich een verzekerde gebeurtenis heeft voorgedaan. De vorderingen van [eisers] moeten dan ook worden afgewezen, aldus Interpolis.
Deskundigenbericht
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. In het tussenvonnis van 11 oktober 2023 (hierna: het tussenvonnis) is in r.ov. 5.14. vastgesteld dat Interpolis haar zorgplicht uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst tussen haar en [eisers] heeft geschonden. Als gevolg van haar handelen bij de schadeafwikkeling kan de motor niet meer fysiek worden onderzocht. Ter beantwoording van de vraag in hoeverre op basis van de beschikbare foto’s en beschreven bevindingen conclusies kunnen worden getrokken, heeft de rechtbank het onderhavige deskundigenonderzoek bevolen. In r.ov. 5.17. heeft de rechtbank de verschillende uitkomsten van het deskundigenonderzoek besproken. In dat verband is overwogen dat van schade aan de zijde van [eisers] niet kan worden gesproken indien de deskundige alsnog met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen dat de motor defect is geraakt door (1) een van buiten komend onheil of (2) door achterstallig onderhoud. Indien wordt vastgesteld dat alleen fysiek onderzoek tot onderbouwde antwoorden had kunnen leiden (3), geldt dat [eisers] de mogelijkheid is ontnomen om het rapport van [bedrijf 2] te weerleggen. In het eerste en het derde geval leidt dat, zo is ook overwogen, tot een uitkeringsplicht aan de zijde van Interpolis. In het tweede geval komt vast te staan dat [eisers] geen schade heeft geleden in de vorm van verlies van een kans op contra-expertise en dat Interpolis zich met succes op een uitsluitingsgrond in de polis kan beroepen.
Van buiten komend onheil
2.6.
De eerste vraag die aan de orde komt, is of de deskundige met voldoende mate van zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de motor defect is geraakt door een van buiten komend onheil. Duidelijk is dat dit niet het geval is. De deskundige schrijft in zijn antwoord op vraag 1b dat hij “zeer onwaarschijnlijk acht” dat de retouroliepijp van de motor is losgeslagen door een van buiten komend voorwerp, zoals een losliggende steen of tak. Bij vraag 1c heeft de deskundige geantwoord dat hij op basis van de beschikbare foto’s niet kon vaststellen of een van buiten komend voorwerp de retourpijp heeft doen loskomen van de motor. Met het voorgaande is dan ook niet reeds het bewijs geleverd van de stelling van [eisers] dat zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan.
Achterstallig onderhoud, eigen gebrek
2.7.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de deskundige (wel) met voldoende mate van zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de motor defect is geraakt door achterstallig onderhoud. De rechtbank is van oordeel dat dit evenmin het geval is. De deskundige rapporteert dat hij de staat van de motor ‘matig’ acht en werkt dit uit in acht punten (zie h. 7 deskundigenrapport). Bij het negende punt lijkt de deskundige een conclusie te trekken, als hij schrijft dat de overmatige vervuiling een “sterke indicator” is voor slechte kwaliteit verbranding in de cilinders, en/of een toename van uitlaatgassen die langs de zuiger weglekken. Ook in zijn antwoorden bij de vragen 3b, 4b tot en met 4d en 5a tot en met 5e lijkt de deskundige de oorzaak voor het defect raken van de motor te zoeken in een niet optimale kwaliteit van verbranding in de motor en een bovenmatig verbruik van smeerolie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige echter niet met de vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen dat deze factoren het gevolg zijn van achterstallig onderhoud én dat zij hebben geleid tot het falen van de motor. Het enkele feit dat de deskundige bij vraag 4c “niet [kan] uitsluiten” dat het niet conform instructie van de fabrikant uitvoeren van controle van de kwaliteit van de smeerolie in de motor onderdeel uitmaakt van het faalmechanisme, is daarvoor niet voldoende. Ook in vraag 4d blijft het antwoord van de deskundige daarvoor te algemeen, als hij alleen vaststelt dat in het algemeen onvoldoende kwaliteit en/of kwantiteit van de smeerolie
kanleiden tot het schadebeeld zoals dat is ontstaan. Daarbij komt dat de deskundige ook rapporteert dat hij niet kan oordelen over de hoeveelheid olie in de motor na de schade (vraag 3b), dat uit de onderhoudsstaat blijkt dat [eisers] conform het voorgeschreven interval de smeerolie en filters van de motor heeft laten vervangen (vraag 4a), dat [eisers] heeft aangegeven dat er geen sprake was van bovenmatig verbruik van smeerolie en dat er geen gedetailleerde informatie beschikbaar is over het smeerolieverbruik van de motor in de periode voorafgaand aan het ontstaan van de schade (vraag 5a). Uit het voorgaande blijkt onvoldoende dat de schade aan de motor is ontstaan door achterstallig onderhoud, al dan niet in de vorm van gebrekkige smering van het drijfstanglager. Het beroep van Interpolis op de uitsluitingsgrond ‘achterstallig onderhoud’ kan niet slagen.
2.8.
Voor zover Interpolis zich in deze procedure, mede op grond van het rapport van [bedrijf 2] , heeft beroepen op de uitsluitingsgrond ‘slijtage’ of ‘eigen gebrek in de motor’, geldt dat met het deskundigenrapport evenmin voldoende is gebleken dat daarvan sprake is. Van de door [bedrijf 2] genoemde aspecten, namelijk de klepspeling, de carterontluchting, de speling op de turbo en de versleten olieschraapveren, heeft de deskundige niet onderbouwd dat deze als gebreken moeten worden aangeduid en dat deze gebreken tot het defect raken van de motor hebben geleid. Voor zover de deskundige bij zijn antwoord op vraag 5a bedoelt te rapporteren dat de kwaliteit van de verbranding en het bovenmatige gebruik van smeerolie moet worden aangemerkt als een eigen gebrek of slijtage in de motor, geldt dat hiervoor onder 2.7. al is overwogen dat niet voldoende vast is komen te staan dat dit tot de ontstane schade heeft geleid. Interpolis wijst erop dat de deskundige mogelijk acht dat het falen van het drijfstanglager van cilinder 6 de oorzaak van de schade is geweest. Bij vraag 5e rapporteert de deskundige echter dat hij niet kan oordelen over de kans dat het falen van het lager werd veroorzaakt door een eigen gebrek. Op vraag 3d antwoordt de deskundige bovendien dat het beschikbare beeldmateriaal van de drijfstanglagerbouten van de zesde cilinder onvoldoende is om te oordelen over de staat of het eventueel falen van dit onderdeel. De rechtbank concludeert dat, ook indien met het deskundigenrapport al vast zou komen te staan dat de staat van de motor ‘matig’ was, niet voldoende duidelijk is geworden hoe dit tot het defect raken van de motor kan hebben geleid. Het beroep van Interpolis op de uitsluitingsgrond ‘slijtage’ of ‘eigen gebrek’ kan dus evenmin slagen. Haar verwijzingen naar het rapport van [bedrijf 2] vormen dan ook voldoende onderbouwing van haar stelling dat zich een uitsluitingsgrond heeft voorgedaan.
Fysiek onderzoek vereist
2.9.
Dan is aan de orde of met het deskundigenonderzoek is gebleken dat alleen fysiek onderzoek aan de motor tot onderbouwde antwoorden had kunnen leiden ten aanzien van de vragen of zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan en of sprake is van achterstallig onderhoud. De rechtbank is van oordeel dat uit het deskundigenrapport voldoende is af te leiden dat dit het geval is. In zijn antwoord op vraag 1d schrijft de deskundige dat hij mogelijk met meer zekerheid een standpunt had kunnen innemen over de aannemelijkheid van het losraken van de retourpijp. Bij de vragen 2e en 4e schrijft hij, met meer overtuiging, dat fysiek onderzoek van de motor tot een nauwkeurigere analyse van het faalmechanisme en een stelliger standpunt had geleid. Bij vraag 3i acht de deskundige de vraag over het fysieke onderzoek niet van toepassing, maar daaraan voorafgaand schrijft hij dat niet is benoemd bij welke cilinder(s) of zuiger(s) de gemeten waardes behoren (3c en 3e), dat op basis van foto’s niet kan worden geoordeeld over de carterontluchting (3d), dat meetwaardes van de speling op de turbo ontbreken (3f) en dat het beschikbare beeldmateriaal onvoldoende is om te oordelen over de staat van de drijfstanglagerbouten (3g). Het voorgaande acht de rechtbank voldoende voor het oordeel dat fysiek onderzoek van de motor tot beter onderbouwde antwoorden had kunnen leiden. Dat betekent dat [eisers] door het handelen van Interpolis de kans is ontnomen om het rapport van [bedrijf 2] te weerleggen en zijn stelling omtrent het verzekerde voorval verder te onderbouwen en te bewijzen.
2.10.
Daarbij acht de rechtbank ook het volgende van belang. De deskundige acht weliswaar zeer onwaarschijnlijk dat de retouroliepijp van de motor is losgeslagen door een van buiten komend voorwerp, maar naar het oordeel van de rechtbank bieden delen van het rapport wel degelijk aanknopingspunten voor dat scenario. De deskundige ontkent niet dat de retouroliepijp los hing. Hij schrijft dat daarvan beeldmateriaal ontbreekt, maar gaat niet in op de foto’s die [bedrijf 2] in haar rapport heeft opgenomen van de retouroliepijp die maar aan één zijde vast zit. Verder bevestigt de deskundige dat het beugeltje was verbogen en dat de retouroliepijp zelf was vervormd. Hij bevestigt ook dat lekkage van olie bij de aansluiting van de retourpijp kan hebben geleid tot een daling van het olieniveau in het carter, hetgeen leidt tot gebrekkige smering en uiteindelijk van overmatige slijtage van de lagers. Uit zowel de rapporten van [bedrijf 3] , [bedrijf 2] als de deskundige kan worden afgeleid dat de motor uiteindelijk defect is geraakt toen het drijfstanglager van cilinder 6 is afgebroken en deze een gat in het motorblok heeft geslagen. De oorzaak dat dit lager is afgebroken kan volgens de deskundige gelegen zijn in gebrekkige smering. De deskundige licht echter niet toe waarom hij van mening is dat het dan moet zijn gegaan om een langzame daling van het olieniveau, waar het schadebeeld niet bij past, en niet om een plotselinge lekkage als gevolg van het losslaan van de olieretourpijp. Zoals [eisers] ook in zijn reactie op het deskundigenrapport heeft opgemerkt, verklaart de deskundige niet wat er zou zijn gebeurd bij een plotselinge en snelle daling van het olieniveau door het volledig losraken van de retourpijp. De deskundige heeft op die opmerking van [eisers] enkel geantwoord dat hij geen aanleiding ziet het rapport te wijzigen. Ook verklaart de deskundige niet hoe het kan dat enkel het zesde drijfstanglager is afgebroken (hetgeen [bedrijf 3] juist relateert aan het losslaan van de olieretourpijp) terwijl hij daarvoor nog heeft opgemerkt dat gebrekkige smering zou leiden tot slijtage aan “de lagers” (meervoud). Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de deskundige niet onmogelijk acht dat de retouroliepijp is losgeslagen door een van buiten komend voorwerp. Hij acht dit, gezien het ontwerp en de aansluitingen van de retourpijp, de positie ervan aan de motor en de machine als geheel ten opzichte van de wielen en de grond, zeer onwaarschijnlijk, maar licht dat niet verder toe. Het enkele feit dat hij ook opmerkt dat een “aanzienlijke krachtsinwerking” nodig zou zijn die tegengesteld is ten opzichte van de insteekrichting van het uiteinde van de retourpijp, zegt evenmin dat het door [eisers] geschetste voorval niet kan hebben plaatsgevonden.
2.11.
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. Uit het deskundigenonderzoek blijkt niet dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan zoals [eisers] stelt. Dit gestelde voorval wordt echter ook niet voldoende onderbouwd ontkracht, waardoor er nog steeds relevante vragen onbeantwoord blijven die wel in de richting wijzen van het voorval zoals [eisers] dat steeds heeft gesteld. Een antwoord op die vragen kan, als gevolg van het handelen van Interpolis, niet meer worden verkregen. De deskundige heeft op verschillende vragen ook geantwoord dat een fysiek onderzoek van de motor tot meer onderbouwde antwoorden had kunnen leiden. De rechtbank is daarom van oordeel dat nu [eisers] de mogelijkheid is belet om zijn standpunt verder te onderbouwen en te bewijzen, de onzekerheid die blijft bestaan voor rekening moet komen van Interpolis. Zoals in r.ov. 5.17. van het tussenvonnis is overwogen, brengt dit mee dat Interpolis de stelling dat zich een verzekerd evenement heeft voorgedaan onvoldoende gemotiveerd heeft getwist en dat Interpolis gehouden is tot nakoming van haar uitkeringsplicht uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst.
Hoogte vordering
2.12.
Tot slot moet de hoogte van deze uitkering worden bepaald, waarbij de door [eisers] gevorderde uitkeringsposten moeten worden beoordeeld. [eisers] vordert in de dagvaarding een bedrag van € 35.613,78, bestaande uit de kosten van de aankoop van de nieuwe motor minus het statiegeldbedrag voor de oude motor en de kosten van [bedrijf 3] voor het demonteren van de oude motor en het monteren van de nieuwe motor. Ter zitting heeft [eisers] toegelicht dat hij zijn vordering in zoverre vermindert dat hij de genoemde bedragen exclusief btw vordert, zodat de vordering ter zake van de kosten voor de nieuwe motor € 27.974,56 bedraagt. Ook is Interpolis de deskundigenkosten van [bedrijf 3] van € 605,00 verschuldigd, aldus [eisers]
2.13.
Interpolis heeft de juistheid van de vorderingen van [eisers] betwist. Zij heeft allereerst aangevoerd dat [eisers] de gevorderde bedragen ten onrechte vermeerdert met btw. Verder houdt [eisers] , aldus Interpolis, ten onrechte geen rekening met de aftrek wegens nieuw voor oud. Zij verwijst ook hiervoor naar de polisvoorwaarden (zie ook r.ov. 2.2. van het tussenvonnis). Volgens Interpolis was de landbouwspuit op de schadedatum 13 jaar oud. De schade-expert van Interpolis, [naam 2] , heeft de herstelkosten, inclusief de kosten voor de nieuwe ruilmotor, vastgesteld op € 28.978,38 exclusief btw. Gezien de leeftijd van de landbouwspuit heeft [naam 2] daarbij een – volgens Interpolis ‘matige’ – aftrek toegepast van 30%. De schadevergoeding werd vastgesteld op € 20.101,07 exclusief btw. Volgens Interpolis is dit dan ook het maximale bedrag waarop [eisers] aanspraak kan maken en dient dit te worden verminderd met het eigen risico van € 1.000,00.
2.14.
Ten aanzien van de kosten voor de nieuwe motor geldt het volgende. Nu [eisers] zijn vordering reeds heeft verminderd ter zake van de btw, zal de rechtbank hier aan dit standpunt van Interpolis voorbij gaan. Uit de opdrachtbevestiging van Deutz blijkt dat de bij [eisers] in rekening gebrachte kosten voor de nieuwe motor € 20.059,39 exclusief btw bedragen (waarvan € 14.025,00 exclusief btw aan kosten voor de nieuwe ruilmotor, zie ook r.ov. 2.4. van het tussenvonnis). Het statiegeld van € 4.410,00 strekt in mindering op het totaalbedrag, zodat de totale kosten voor aanschaf van de nieuwe motor € 15.649,39 exclusief btw bedragen. De kosten van [bedrijf 3] voor het plaatsen van de nieuwe motor bedragen, zo blijkt uit haar factuur van 27 september 2018, € 13.283,49 btw. Dat betekent dat de totale kosten voor de nieuwe motor € 28.933,33 exclusief btw bedragen. [eisers] heeft niet weersproken dat in de polisvoorwaarden de volgende bepaling is opgenomen: “
bij beschadiging van onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn, wordt op de herstelkosten een redelijke aftrek nieuw voor oud toegepast.” Dat de motor een vervangbaar onderdeel van de verzekerde landbouwspuit is, is niet in geschil. Evenmin is in geschil dat de motor aan slijtage onderhevig is. Dat een aftrek nieuw voor oud moet worden toegepast, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook een gegeven. Het is echter aan Interpolis, die zich op deze bepaling beroept, om te onderbouwen wat een redelijke aftrek is.
2.15.
Interpolis heeft in dit verband gesteld dat met de nieuwe motor weer 12.000 kilometer kan worden gereden. [eisers] heeft hier tegenin gebracht dat de landbouwspuit op de schadedatum al 13 jaar oud was en 7.000 kilometer op de teller had staan. Volgens [eisers] geniet hij geen enkel voordeel van het feit dat een nieuwe motor in het voertuig is geplaatst, omdat dit de levensduur van de rest van de verouderde onderdelen niet zal verlengen. [eisers] heeft echter niet onderbouwd hoe snel de landbouwspuit in de regel zal slijten en hoe lang hij nog gebruik zal kunnen maken van het voertuig. Dat de machine voorafgaand aan het schadevoorval exact even veel waard was als na reparatie met een nieuwe motor, is dus onvoldoende gebleken. De rechtbank acht het dan ook niet redelijk om de aftrek nieuw voor oud op nihil te stellen, zoals [eisers] voorstaat. Dat een aftrek van 50% redelijk zou, zoals Interpolis heeft betoogd, heeft zij echter evenmin voldoende onderbouwd. De rechtbank acht de eerder door Interpolis genoemde aftrek van 30% wel redelijk en zal daarvan uitgaan. Deze aftrek betreft slechts de waarde van de nieuwe motor, en dus het hiervoor genoemde bedrag van € 14.025,00. De aftrek van 30%, een bedrag van € 4.207,50, moet dus in mindering worden gebracht op de totale kosten voor de nieuwe motor van € 28.933,33. Nu [eisers] niet heeft weersproken dat ook een eigen risico geldt van € 1.000,00, is het bedrag dat Interpolis aan schade dient uit te keren € 23.725,83.
2.16.
Interpolis betwist verder dat zij de kosten van het rapport van [bedrijf 3] verschuldigd is en verwijst ook hiervoor naar de polisvoorwaarden. Volgens haar kan [bedrijf 3] niet als contra-expert in de zin van de polisvoorwaarden worden aangemerkt, nu [eisers] haar pas heeft benaderd ruim na het afwijzende standpunt van Interpolis. Zoals echter in 5.7. van het tussenvonnis is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat Interpolis door haar handelwijze met betrekking tot het onderzoek door [bedrijf 2] , [eisers] ook niet in de gelegenheid heeft gesteld om een contra-expert voor te dragen. Dat komt voor haar rekening en risico en het kan [eisers] niet worden tegengeworpen dat hij na het afwijzende standpunt van Interpolis pas een rapport door [bedrijf 3] heeft laten opmaken. Interpolis komt in dit opzicht dan ook geen beroep toe op haar polisvoorwaarden, evenmin ten aanzien van de bepaling dat btw niet wordt uitgekeerd. Deze kosten komen op grond van artikel 7:959 lid 1 BW juncto artikel 6:96 lid 2 BW als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. Interpolis is op die grond gehouden het bedrag van € 605,00 te vergoeden.
2.17.
De gevorderde wettelijke rente over het totale bedrag van deze twee vorderingen, zijnde € 24.330,83, is toewijsbaar vanaf 13 juli 2020, nu het verzuim is ingetreden op de 15e dag na de aanmaning van [eisers] aan Interpolis van 29 juni 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en deskundigenkosten
2.18.
[eisers] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.961,76. De hoogte van dit bedrag heeft hij gebaseerd op het “Rapport Voorwerk II”. Met Interpolis is de rechtbank van oordeel dat de vraag of aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten bestaat moet worden beoordeeld op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het in het Besluit bepaalde tarief over de toegewezen hoofdsom van € 24.330,83 is € 1.118,31. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, alsmede de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
2.19.
Interpolis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het deskundigenbericht van [naam 1] . Nu Interpolis reeds het (aanvullende) voorschot heeft voldaan zal de deskundige ten laste van dit voorschot worden betaald. Een en ander zal in een afzonderlijke begrotingsbeschikking worden vastgelegd.
2.20.
Interpolis zal tevens worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. De kosten aan de zijde van [eisers] worden tot op heden begroot als volgt:
- kosten van de dagvaarding
103,13
- griffierecht
2.076,00
- salaris advocaat
2.298,00
(3 punten × € 766,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.655,13
Vrijwaring
2.21.
In het tussenvonnis is onder r.ov. 5.15. en 5.16. overwogen dat Interpolis in de vrijwaringsprocedure jegens Deutz haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de vordering in vrijwaring om Deutz te veroordelen tot betaling van al hetgeen Interpolis verschuldigd is, niet toewijsbaar is. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.22.
Interpolis zal ook in de vrijwaringsprocedure worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Deutz worden als volgt begroot:
- griffierecht
2.076,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2 punten × € 766,00)
Totaal
3.608,00

3.De beslissing

De rechtbank
in de procedure met zaaknummer C/05/396947 / HA ZA 21-607
3.1.
veroordeelt Interpolis om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 24.330,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van
13 juli 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Interpolis om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.118,31 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 26 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Interpolis in de proceskosten van € 4.655,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Interpolis niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de procedure met zaaknummer C/05/402238 / HA ZA 22-153
3.6.
wijst de vordering van Interpolis af,
3.7.
veroordeelt Interpolis in de proceskosten van € 3.608,00,
3.8.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2024.