ECLI:NL:RBGEL:2024:7029

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
187960-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeluk door onoplettendheid van beroepschauffeur op de A12

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2023 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk op de A12 bij Ede. De verdachte, een beroepschauffeur, reed met een zwaar beladen bergingsvrachtwagen en kwam in botsing met een stilstaande personenauto op de vluchtstrook. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onoplettendheid, wat leidde tot de dood van de bestuurder van de stilstaande auto. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar. De rechtbank concludeerde dat de verdachte meerdere keren van zijn rijstrook was afgeweken en onvoldoende had gelet op het verkeer om hem heen. Ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van een kortstondige black-out, oordeelde de rechtbank dat de verdachte gedurende langere tijd onoplettend was geweest. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke licht verstandelijke beperking, maar vond de ernst van de gedragingen te zwaar om een lichtere straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/187960-23
Datum uitspraak : 11 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman: mr. M. Broere, advocaat in Roosendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van Utrecht en/of gaande in de richting van Arnhem, daarmee rijdende over de weg, op de A12,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij een professioneel chauffeur was en/of terwijl op de vluchtstrook van de A12 een motorrijtuig (personenauto) stil stond en de bestuurder van het motorrijtuig achter dit motorrijtuig stond en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
- niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de A12) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- ( meerdere malen) in strijd met artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 niet het verloop van de door hem bereden rijstrook/rijbaan heeft gevolgd en/of bereden, maar met het door hem bestuurde voertuig (meerdere malen en/of enige afstand) in strijd met artikel 43 derde lid van voornoemd reglement op de vluchtstrook terecht is gekomen en/of heeft gereden en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de A12, kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemd motorrijtuig en de bestuurder van dit motorrijtuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te Ede als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de A12, terwijl hij een professioneel chauffeur was en/of terwijl op de vluchtstrook van de A12 een motorrijtuig (personenauto) stil stond en de bestuurder van het motorrijtuig achter dit motorrijtuig stond en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
- niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de A12) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- ( meerdere malen) in strijd met artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 niet het verloop van de door hem bereden rijstrook/rijbaan heeft gevolgd en/of bereden, maar met het door hem bestuurde voertuig (meerdere
malen en/of enige afstand) in strijd met artikel 43 derde lid van voornoemd reglement op de vluchtstrook terecht is gekomen en/of heeft gereden en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de A12, kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemd motorrijtuig en de bestuurder van dit motorrijtuig,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te Ede als bestuurder van een bedrijfsauto gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook van de voor het openbaar verkeer openstaande, als zodanig aangeduide autosnelweg, de A12, anders dan in een noodgeval, waarbij (dodelijk) letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en/of uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 juli 2023, omstreeks 12:00 uur, heeft op de A12 bij Ede een verkeersongeval plaatsgevonden. Daarbij was verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto (Mercedes-Benz), een bergingsvrachtwagen beladen met 3 voertuigen, betrokken en een personenauto die stilstond op de vluchtstrook. Verdachte kwam vanuit de richting van Utrecht en reed in de richting van Arnhem. Ter hoogte van Ede is verdachte vanaf de rechterrijstrook geleidelijk aan naar rechts uitgeweken waardoor hij grotendeels op de vluchtstrook kwam te rijden. Op de vluchtstrook is hij in botsing gekomen met een daarop stilstaande personenauto. De bestuurder van deze personenauto, [slachtoffer] , was op dat moment bezig met zijn fietsendrager en bevond zich aan de linker achterzijde van de auto. [2] [slachtoffer] is als gevolg van de botsing ter plaatse overleden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft meerdere malen het verloop van zijn rijstrook niet gevolgd door op de vluchtstrook te gaan rijden terwijl op hem, als beroepschauffeur met een zwaarbeladen bedrijfsvoertuig, een verhoogde zorgplicht rust. De officier van justitie is van mening dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Volgens de verdediging was slechts sprake van een kortstondig moment van mentale afwezigheid, iets wat iedereen wel eens overkomt. Een enkel moment van onoplettendheid is onvoldoende om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan te nemen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer komt naar voren dat het zicht van verdachte door de wegsituatie en de inrichting van de weg niet werd belemmerd. Het zicht naar voren was goed. Het was droog, bewolkt en helder weer. [4]
De bergingsvrachtwagen waarin verdachte reed was voorzien van een dashcam. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de opnames, die gemaakt zijn met deze dashcam, het volgende laten zien. [5]
De bergingsvrachtwagen rijdt met een snelheid van 79 km per uur op de meest rechtse rijstrook tussen de markeringen van de rijstrook. Om 11:44:31 uur rijdt de bergingsvrachtwagen over de doorgetrokken streep waardoor deze half op de vluchtstrook rijdt. Om 11:44:39 uur komt de bergingsvrachtwagen weer grotendeels terug op zijn rijstrook. In de daarop volgende drie minuten rijdt de bergingsvrachtwagen meermalen half op de vluchtstrook, waarna hij steeds weer terugkeert op zijn eigen rijstrook. Dit gebeurt zes keer, waarbij hij één keer vrijwel volledig op de vluchtstrook rijdt.
In het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer zijn, aan de hand van beelden van de dashcam, de bewegingen van de bergingsvrachtwagen beschreven in de seconden voorafgaand aan het ongeval. De beelden laten zien dat de bergingsvrachtwagen vanaf de rechterrijstrook gedurende 7 seconden geleidelijk aan naar rechts afwijkt zodanig dat hij grotendeels op de vluchtstrook komt te rijden. Hij nadert de op de vluchtstrook stilstaande personenauto. De opname stopt vlak voor de botsing plaatsvindt. [6]
Ook zijn dashcambeelden uitgekeken die zijn aangeleverd door een andere weggebruiker, getuige [getuige] . Getuige [getuige] had zowel een dashcam gericht naar voren als een dashcam gericht naar achteren. Uit deze beelden komt het volgende naar voren.
Om 12:07:48 uur rijdt het voertuig van getuige [getuige] op de middelste rijstrook links achter de bergingsvrachtwagen van verdachte die op de rechtse rijstrook rijdt. Het voertuig van getuige [getuige] haalt de bergingsvrachtwagen in. Op datzelfde tijdstip komt rechts op de vluchtstrook een zwarte personenauto, een BMW Sedan, in beeld die met de rechterwielen tegen de bermrand/vangrail staat, op circa één meter afstand van de doorgetrokken streep die de rechtse rijstrook scheidt van de vluchtstrook. Op de beelden is te zien dat achter op de BMW een fietsendrager zit en dat de gevarenlichten van de fietsendrager branden en de richtingaanwijzers links en rechts aan en uit knipperen. De bergingsvrachtwagen verplaatst zich vervolgens langzaam naar rechts en gaat met de rechterwielen over de rechter doorgetrokken streep en rijdt steeds meer op de vluchtstrook. Links achter de BMW komt ook een persoon in beeld. Hij staat links van de fietsendrager achter zijn auto. De persoon belemmert niet het zicht op de brandende gevarenlichten van de fietsendrager. Hij kijkt in de richting van het fietsenrek en ziet niet dat achter hem de bergingsvrachtwagen nadert. De bergingsvrachtwagen rijdt op dat moment zover op de vluchtstrook dat zijn linker wielen ook de doorgetrokken streep tussen de rijstrook en de vluchtstrook over gaan. Om 12:07:54 is een harde klap te horen door een botsing tussen de bergingsvrachtwagen en de BMW. De bergingsvrachtwagen verplaatst hierna van de vluchtstrook naar links tot tegen de vangrail naast de meest linkse rijstrook. [7]
Uit de analyse van de data is verder gebleken dat de bergingsvrachtwagen op het moment van de aanrijding met een geregistreerde snelheid van 79 km per uur heeft gereden. De eerste 3 seconden na de aanrijding ondervond de bergingsvrachtwagen minimale vertraging door de aanrijding. 4 seconden na de aanrijding werden vertragingswaarden behaald waaruit geconcludeerd kan worden dat het remsysteem van het voertuig pas na de aanrijding in werking is getreden. [8] Op basis hiervan constateert de rechtbank dat verdachte voorafgaand aan de botsing niet heeft geremd om het stilstaande voertuig te ontwijken.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend sinds 10:00 uur op de weg zat. Hij was uitgerust en het was rustig op de snelweg. Zijn ruiten waren schoon en hij had goed zicht op de weg. Hij reed op cruise control en wist dat de lijnprotector (‘lane control’) waarmee het voertuig is uitgerust en die een geluid maakt als je van de rijstrook afwijkt, niet aanstond. Op de momenten voorafgaand aan het ongeval en tijdens het ongeval was hij zich er niet van bewust dat hij op de vluchtstrook reed. Opeens hoorde hij een harde knal waardoor zijn voertuig naar links uitweek en uiteindelijk tegen de vangrail in de middenberm tot stilstand kwam. Hij verklaart dat hij, voorafgaand aan de aanrijding, niet heeft geprobeerd te remmen of uit te wijken omdat hij de auto en de bestuurder die erachter stond helemaal niet heeft gezien. De momenten voor de aanrijding en de aanrijding zelf zijn, naar zijn zeggen, een ‘zwart gat’. [9]
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij er zich niet van bewust was dat hij, ook in de periode voorafgaand aan het ongeval, meerdere keren de lijn met de vluchtstrook is gepasseerd en op de vluchtstrook heeft gereden. Hij heeft wel verklaard geregeld meer aan de rechterkant van de weg en op de streep met de vluchtstrook te rijden vanwege andere weggebruikers die hem soms naar rechts duwen door hun rijgedrag. [10]
Beoordelingskader
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Verdachte is in de 20 minuten voorafgaand aan het ongeval tenminste 7 keer van de rechterrijstrook afgeweken en heeft daarbij gedurende meerdere seconden half over de vluchtstrook gereden. Hierna heeft hij zich steeds gecorrigeerd door terug te sturen naar de rechtse rijstrook. Ook in de 7 seconden voorafgaand aan de aanrijding met het stilstaande voertuig op de vluchtstrook is hij geleidelijk naar rechts uitgeweken en over de vluchtstrook gaan rijden. Hij heeft, ondanks het feit dat zijn zicht niet belemmerd was en de stilstaande BMW en de fietsendrager daarop waarschuwingslichten voerden, het voertuig en de persoon erachter op de vluchtstrook niet opgemerkt. Op het moment van de aanrijding met de BMW reed verdachte met beide voorwielen, en dus geheel, op de vluchtstrook.
Gelet hierop kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte gedurende meerdere momenten voorafgaand aan het ongeval niet op het volgen van zijn rijbaan heeft gelet dan wel is blijven letten. Er was sprake van meerdere momenten van onoplettendheid waarbij verdachte naar de vluchtstrook ‘afdwaalde’ en zichzelf steeds weer corrigeerde door terug te sturen naar zijn rijstrook. Hij was zich er dus van bewust dat hij steeds weer, om welke reden dan ook, op de vluchtstrook ging rijden. Naar het oordeel van de rechtbank was er dan ook geen sprake van slechts momentane onoplettendheid zoals door de verdediging is aangevoerd.
De rechtbank ziet verder onvoldoende aanknopingspunten in het dossier voor de door verdachte aangevoerde stelling dat hij ten tijde van de aanrijding een ‘black out’ zou hebben gehad. Dit is ook niet nader onderbouwd door de verdediging. De rechtbank overweegt dat van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op komende verkeerssituaties en voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden om veilig aan het verkeer deel te nemen en om de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Deze zorgplicht geldt dus ook voor verdachte.
Van bestuurders van voertuigen zoals de bergingsvrachtwagen van verdachte, mag, gelet op de breedte en massa daarvan en het gevaar dat daarvan uitgaat, over het algemeen al een hoge mate van voorzichtigheid worden verwacht. Bovendien was verdachte op de hoogte van het feit dat de lijnprotector waarmee het voertuig was uitgerust en die bij het overschrijden van de belijning een waarschuwingssignaal geeft, niet was ingeschakeld. Juist met deze wetenschap mocht van hem verwacht worden dat hij extra alert was op overschrijding van de belijning van de weg.
Gelet op de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Hij heeft meerdere malen de belijning met de vluchtstrook overschreden en is, als gevolg daarvan, uiteindelijk met een snelheid van 79 km per uur tegen [slachtoffer] en de stilstaande BMW gebotst, waardoor [slachtoffer] ter plaatse is overleden. Zijn handelen was vermijdbaar en is verwijtbaar. De frontale botsing waardoor [slachtoffer] om het leven is gekomen is dan ook aan zijn schuld te wijten. Het primair ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 juli 2023 te Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting van Utrecht en
/ofgaande in de richting van Arnhem, daarmee rijdende over de weg, op de A12,
zeer, althansaanmerkelijk
, onvoorzichtig,onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij een professioneel chauffeur was en
/ofterwijl op de vluchtstrook van de A12 een motorrijtuig (personenauto) stil stond en de bestuurder van het motorrijtuig achter dit motorrijtuig stond en
/ofterwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd,
- niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de A12) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/of
-
(meerdere malen
)in strijd met artikel 10 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 niet het verloop van de door hem bereden rijstrook/rijbaan heeft gevolgd en
/ofbereden, maar met het door hem bestuurde voertuig
(meerdere malen
en/of enige afstand)in strijd met artikel 43 derde lid van voornoemd reglement op de vluchtstrook terecht is gekomen en
/ofheeft gereden en
/of
- (vervolgens
)in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de A12, kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
-
(vervolgens
)is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metvoornoemd motorrijtuig en de bestuurder van dit motorrijtuig,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraat van 6 maanden. Daarnaast is een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaar geëist.
Het standpunt van de verdediging
In geval van strafoplegging heeft de verdediging gepleit voor een taakstraf. In het geval de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid overweegt, pleit de raadsman voor een geheel voorwaardelijke ontzegging. Verdachte heeft voor zijn werk zijn rijbewijs nodig. De raadsman wijst daarbij op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geeft aan dat het chauffeurswerk ook noodzakelijk is voor het genereren van inkomsten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 25 juli 2023 als bestuurder van een zwaar beladen bergingsvrachtwagen door onoplettend rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte was, in het half uur voorafgaande aan de fatale botsing, al meerdere malen van de rijstrook naar rechts afgeweken en had de doorgetrokken lijn van de vluchtstrook gepasseerd. Vervolgens stuurde hij steeds weer terug naar de rijbaan. Hij heeft onvoldoende gelet op zijn eigen rijgedrag en dat heeft iemand zijn leven gekost.
Uit het strafblad van verdachte van 19 augustus 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voor wat betreft de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf geen sprake is van ernstige schuld aan de zijde van verdachte, maar van aanmerkelijke schuld. De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken als uitgangspunt hanteren en dus aansluiting zoeken bij de gradatie aanmerkelijke schuld. Hieruit volgt dat rechters in het land gemiddeld voor een feit als het onderhavige, 240 uur taakstraf en één jaar ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De rechtbank heeft echter redenen om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken.
De verdediging heeft aangevoerd dat bij verdachte mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking, hetgeen wordt ondersteund door een aantal verklaringen in het dossier (bijvoorbeeld die van de pleegvader van verdachte). Hier houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening mee. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor de betoogde spijt van de verdachte en het feit dat het voor hem niet mogelijk is gebleken met de nabestaanden van het slachtoffer in contact te komen terwijl hij dat wel wilde. Verdachte kwam hierin oprecht over. De rechtbank acht echter de aard van zijn gedragingen en de gevolgen die daaruit zijn voortgevloeid te ernstig om de suggestie van de verdediging te volgen.
Al met al zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis bij het niet of niet goed uitvoeren van die taakstraf.
Verder is de rechtbank gebleken dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk als chauffeur te kunnen uitvoeren. Door hem nu alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, wordt verdachte in hevige mate in zijn persoonlijke belangen getroffen, terwijl de maatschappij daarbij niet zal zijn gebaat. Het ongeval heeft inmiddels ruim een jaar geleden plaatsgevonden en verdachte heeft in die periode de beschikking gehad over zijn rijbewijs. Daarom zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar aan verdachte opleggen, met een proeftijd van 2 jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
1 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest, en bepaalt dat deze
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
2 jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. H.M. Stratenus (rechters), in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023341516, gesloten op 7 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 164, 171.
3.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 193-196.
4.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 170
5.Proces verbaal van bevindingen, p. 63-70
6.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 171-173
7.Proces verbaal van bevindingen, p. 44-56
8.Proces verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 182-183
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 27 september 2024.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 122-128