ECLI:NL:RBGEL:2024:6991

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
307259-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs voor de component 'in vereniging'

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die op 1 april 2023 openlijk geweld zou hebben gepleegd, heeft de rechtbank Gelderland op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging plegen van geweld tegen een persoon, maar de rechtbank oordeelde dat de noodzakelijke component 'in vereniging' niet kon worden bewezen. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de medeverdachte enige bijdrage aan het geweld had geleverd. Zowel de verdachte als de medeverdachte verklaarden dat de verdachte alleen de aangever naar de grond had gebracht. De getuige die een trappende beweging had gezien, gaf een signalement dat niet overeenkwam met de medeverdachte. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat er geen bewijs was voor openlijke geweldpleging en sprak de verdachte integraal vrij.

Daarnaast had de benadeelde partij, de aangever, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kwam, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige militaire kamer van de rechtbank Gelderland, waarbij de voorzitter en de rechters de beslissing namen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/307259-23
Datum uitspraak : 14 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. T.S. Finken, advocaat in Schiphol.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 30 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland,
openlijk, te weten, op de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door voornoemde [slachtoffer] naar de grond te brengen en/of die [slachtoffer] vervolgens meermalen, althans eenmaal, met de vuist in/tegen diens gezicht te slaan en/of te schoppen/trappen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Aangever ging op 1 april 2023 naar de [adres 2] in [plaats] . Deze straat is één straat verwijderd van het adres waar de nieuwe partner (de vader van verdachte) van de ex-vriendin van aangever [slachtoffer] woonde. Op het moment dat aangever door de straat liep, zag verdachte aangever lopen en is hij naar aangever toe gegaan. Medeverdachte [medeverdachte] (de buurman van de vader van verdachte) stond in zijn woning en zag aangever met een andere voor hem onbekende man, die later verdachte bleek te zijn, en is naar hen toe gegaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en 150 uur taakstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de (mede)verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Daargelaten de vraag of de verklaringen van aangever als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat medeverdachte [medeverdachte] enige bijdrage aan geweld heeft geleverd. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat verdachte alleen aangever naar de grond heeft gebracht en getuige [getuige] , die een man een trappende beweging zag maken, heeft een signalement van deze man gegeven dat niet past bij medeverdachte [medeverdachte] . Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat medeverdachte [medeverdachte] geweld zou hebben gebruikt of enige bijdrage aan geweld heeft geleverd. Voorts blijkt uit het dossier ook niet dat er anderen betrokken zijn geweest bij het incident. Dit betekent dat de voor openlijke geweldpleging noodzakelijke component “in vereniging” niet kan worden bewezen en dat daarom ook niet kan worden bewezen dat sprake is van openlijke geweldpleging. Verdachte wordt integraal vrijgesproken.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 410,- aan materiële schade en € 8.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De militaire kamer
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechters, en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema militair lid, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2024.