In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft de militaire kamer op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, alsook het aanbieden van pornografie aan een minderjarige. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het verwerven van afbeeldingen van seksuele gedragingen van een minderjarige en het verstrekken van schadelijke beelden aan deze minderjarige via Snapchat. De verdachte, geboren in 1993, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Tijsterman.
Tijdens de rechtszitting werd door de officier van justitie gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De militaire kamer heeft de verklaringen van de betrokken partijen, waaronder die van de moeder van het slachtoffer en het slachtoffer zelf, zorgvuldig gewogen.
De militaire kamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte de beelden had verworven of in bezit had gehad. De verklaringen waren tegenstrijdig en er was geen bewijs dat de verdachte actief om de beelden had gevraagd. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als degene die de beelden had verworven of in bezit had gehad, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.