ECLI:NL:RBGEL:2024:6987

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
428153
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onjuist gebruiksvoorschrift gewasbeschermingsmiddel in bramenteelt

In deze zaak vordert een bramenteler schadevergoeding van het Ctgb, de producent van het gewasbeschermingsmiddel Scelta en zijn adviseur, na het verkeerd toepassen van het middel. De bramenteler heeft in juni 2022 het middel Scelta toegepast, gebaseerd op foutieve informatie op de website van het Ctgb, die een veiligheidstermijn van één dag vermeldde. De rechtbank oordeelt dat het Ctgb en de producent aansprakelijk zijn voor de schade, maar de adviseur niet, vanwege een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden. De rechtbank stelt vast dat de bramenteler schade heeft geleden door het onterecht toepassen van het middel, maar dat er geen eigen schuld aan haar zijde is. De hoogte van de schade wordt nog niet vastgesteld, en er wordt een deskundigenbericht gelast. De rechtbank benadrukt dat het Ctgb en de producent hun zorgvuldigheidsnorm hebben geschonden door foutieve informatie te publiceren, wat heeft geleid tot de schade van de bramenteler.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/428153 / HA ZA 23-502
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.C. Teeuw,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
[gedaagde sub 1],
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. R.D. Lubach,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. I. Ghazarian,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , en gezamenlijk: gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 september 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiseres] , een teler van onder andere bramen, heeft schade geleden doordat zij een deel van haar bramenplanten in juni 2022, ter bestrijding van het insect spint, vóór de laatste oogst van het seizoen heeft bespoten met het gewasbeschermingsmiddel Scelta. Dat middel mag in de bramenteelt echter pas na de laatste oogst gebruikt worden. De met Scelta bespoten bramenplanten bleken onverkoopbaar. Het gebruik van het middel Scelta was haar aanbevolen door een adviseur van [gedaagde sub 3] . Na dat advies heeft [eiseres] het wettelijk gebruiksvoorschrift van Scelta bekeken op de website van het [gedaagde sub 1] . In de tabel van het wettelijk gebruiksvoorschrift stond op dat moment abusievelijk vermeld dat voor braam- en framboosachtigen een veiligheidstermijn (de termijn die in acht moet worden genomen tussen toepassing van het middel en oogst) van één dag gold. De ingevulde tabel was aan het [gedaagde sub 1] aangeleverd door [gedaagde sub 2] , producent van Scelta. [eiseres] stelt het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden doordat zij is afgegaan op (door [gedaagde sub 2] aangeleverde en door het [gedaagde sub 1] gepubliceerde) foutieve informatie op de website van het [gedaagde sub 1] . Het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daardoor volgens [eiseres] onrechtmatig gehandeld jegens haar. [gedaagde sub 3] stelt zij aansprakelijk op grond van wanprestatie (het geven van een onjuist advies). [eiseres] stelt haar opbrengstschade op € 297.714,30 en vordert hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van dat bedrag, vermeerderd met rente en kosten (waaronder € 3.720,- aan deskundigenkosten).
2.2.
Gedaagden verweren zich tegen de aansprakelijkstelling. Het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wijzen er met name op dat in het wettelijk gebruiksvoorschrift onder de tabel was vermeld: “Toepassing in de teelt van (…) braam- en framboosachtigen mag alleen plaatsvinden na de oogst.” [eiseres] had daaruit moeten afleiden dat zij Scelta niet vóór de laatste oogst kon toepassen. Dat is volgens het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten minste reden voor het aannemen van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] . [gedaagde sub 3] voert aan dat haar adviseur het wettelijk gebruiksvoorschrift op de website van het [gedaagde sub 1] had geraadpleegd en dat er gelet op de in de tabel opgenomen veiligheidstermijn geen reden voor hem was om aan te nemen dat Scelta niet bij tussentijdse bramenoogsten mocht worden toegepast, zolang er maar een veiligheidstermijn van één dag werd aangehouden. Verder heeft zij onder meer een beroep op een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden gedaan.
2.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn voor schade die [eiseres] heeft geleden doordat zij bramenplanten in juni 2022 heeft bespoten met Scelta. Van eigen schuld van [eiseres] is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De hoogte van de schade kan, gelet op de betwisting daarvan door het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , echter nog niet worden vastgesteld. Om die reden overweegt de rechtbank een deskundigenbericht te gelasten. Wat betreft [gedaagde sub 3] zal de vordering op grond van het exoneratiebeding worden afgewezen. De rechtbank zal hierna (onder 4) uitleggen waarom zij tot deze oordelen is gekomen. Eerst zal zij (onder 3) een uitgebreider overzicht van de feiten geven die tussen alle partijen vaststaan omdat ingenomen stellingen zijn erkend of niet of onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] exploiteert een aardbeien- en bramenkwekerij in en om [plaats] . Het betreft een gecertificeerde kwekerij, met een totale teeltoppervlakte van 280.000 m2. [naam 2] van [eiseres] beschikt over een spuitlicentie die vereist is voor de toepassing van het middel Scelta.
3.2.
Het [gedaagde sub 1] is de Nederlandse toelatingsautoriteit voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Als zelfstandig bestuursorgaan neemt het, op basis van een beoordeling op de effecten voor mens, dier en milieu, besluiten over de toelating van die middelen. Het [gedaagde sub 1] stelt bij de toelating het wettelijk gebruiksvoorschrift vast op basis van informatie van de toelatinghouder. In het wettelijk gebruiksvoorschrift staan de toegelaten toepassingen, gebruiksvoorschriften, en voorgeschreven maatregelen ter bescherming van mens, dier en milieu. Een wettelijk gebruiksvoorschrift kan tussentijds door het [gedaagde sub 1] worden aangepast. Het [gedaagde sub 1] publiceert alle opeenvolgende versies van het wettelijk gebruiksvoorschrift in de ‘Toelatingen databank’ op haar website.
3.3.
[gedaagde sub 2] is producent en wereldwijde marktleider op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen. Zij is producent en toelatingshouder van het gewasbeschermingsmiddel Scelta, dat de werkzame stof cyflumetofen bevat.
3.4.
[gedaagde sub 3] is toeleverancier van gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast is zij adviseur voor onder meer de fruitteeltsector.
3.5.
In het teeltseizoen 2022 heeft [eiseres] twee hectare bramen geteeld in de kas aan de [adres 1] te [plaats] . Tijdens het oogsten worden periodiek (volgens de dagvaarding om de 3 à 5 dagen, volgens [naam 1] ter zitting om de week) van elke plant de rijpste bramen geplukt, dit gedurende 8-10 weken. In de maanden mei en juni 2022 is [eiseres] geconfronteerd met het insect spint. [eiseres] heeft vervolgens het bestrijdingsmiddel Floramite toegepast. Dit had niet het gewenste resultaat.
3.6.
Medio juni 2022 heeft [naam 2] van [eiseres] (hierna: Van [eiseres] ) aan de heer [naam 3] , werkzaam bij [gedaagde sub 3] , telefonisch om advies gevraagd over middelen om spint te bestrijden. [naam 3] adviseerde in dat gesprek om het gewasbeschermingsmiddel Scelta te gebruiken. [gedaagde sub 3] (en dus ook [naam 3] ) kende dat middel alleen voor de (bedekte) aardbeienteelt, maar tijdens het telefoongesprek met Van [eiseres] heeft [naam 3] op de website van het [gedaagde sub 1] gekeken en daarop gezien dat Scelta ook toepasbaar is voor de bramenteelt, mits een veiligheidstermijn van één dag (dus één rustdag tussen bespuiting en oogst) in acht wordt genomen. Dat heeft hij aan Van [eiseres] meegedeeld. Van [eiseres] heeft vervolgens zelf de website van het [gedaagde sub 1] geraadpleegd. [eiseres] had Scelta voor juni 2022 alleen een keer toegepast voor aardbeien (bedekte teelt), waarvoor een veiligheidstermijn van één dag geldt.
3.7.
Bij besluit van 4 maart 2022 heeft het [gedaagde sub 1] op aanvraag van [gedaagde sub 2] besloten tot uitbreiding van de toelating van het middel Scelta voor aubergines en komkommers. Vanaf dat moment geldt versie W.8 van het wettelijk gebruiksvoorschrift. In het besluit van 4 maart 2022 staat onder meer:
Alle bijlagen vormen een onlosmakelijk onderdeel van dit besluit
(…)
1.2
Gebruik
Het middel mag slechts worden gebruikt met inachtneming van hetgeen in bijlage III bij dit besluit is voorgeschreven.
1.3
Classificatie en etikettering
Mede gelet op de onder “wettelijke grondslag” vermelde wetsartikelen, dienen alle volgende aanduidingen en vermeldingen op de verpakking te worden vermeld:
(…)
- Het wettelijk gebruiksvoorschrift, letterlijk en zonder enige aanvullingen, zoals opgenomen in bijlage III bij dit besluit.
(…)
1.4
Aflever- en opgebruiktermijn (respijtperiode)
Het nieuwe gebruiksvoorschrift en de nieuwe etikettering dienen bij de eerstvolgende aanmaak op de verpakking te worden aangebracht. Oude verpakkingen mogen worden opgemaakt.
3.8.
Bijlage III (het wettelijk gebruiksvoorschrift, versie W.8), geplaatst op de website van het [gedaagde sub 1] , luidde van 4 maart 2022 tot 8 juli 2022 als volgt:
3.9.
[gedaagde sub 2] had in juni 2022 nog geen etiketten aangemaakt met versie W.8 van het wettelijk gebruiksvoorschrift. Zij had nog voldoende voorraad van Scelta waarop het etiket met versie W.7 was aangebracht.
3.10.
[eiseres] heeft op 18 juni 2022 de bramen in de [plaats] met Scelta bespoten. Vervolgens is op 20 juni 2022 de oogst van de bramen in die kas, die al een aantal weken gaande was, voortgezet. Op 1 juli 2022 ontving [eiseres] bericht van een afnemer dat de maximale residu limiet van de werkzame stof cyflumetofen was overschreden.
3.11.
Het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn als gevolg van het probleem bij [eiseres] bekend geworden met het feit dat er een fout in de tabel was geslopen. Bij de toepassing van Scelta op braam-en framboosachtigen geldt geen veiligheidstermijn omdat Scelta bij die fruitsoorten pas na de laatste oogst mag worden toegepast. Daarop heeft het [gedaagde sub 1] op 8 juli 2022 een herstelbesluit genomen (W.8 hersteld) waarin de tabel in het wettelijk gebruiksvoorschrift (Bijlage III) zodanig is aangepast dat in de kolom ‘Veiligheidstermijn in dagen’ bij braam- en framboosachtigen ‘1’ is gewijzigd in ‘-’. Daarnaast is voor de toepassingsgebieden ‘Steenvruchten’ en verder (zie de hierboven onder 3.8 weergegeven tabel), en dus ook voor het toepassingsgebied ‘Braam- en framboosachtigen’ een extra kolom toegevoegd met het opschrift ‘Type toepassing’. Bij braam- en framboosachtigen is in die kolom vermeld: ‘Gewasbehandeling na de oogst’.
3.12.
Ten behoeve van het vaststellen van het wettelijk gebruiksvoorschrift (versie W.8) door het [gedaagde sub 1] had [gedaagde sub 2] een daarvoor bestaand format ingevuld. Het door [eiseres] als productie 19 overgelegde format bevat digitale opmerkingen bij het document van de hand van [naam 4] , een medewerker van [gedaagde sub 2] . Geel gearceerd zijn de rijen en opmerkingen die zien op aubergines en komkommers (de reden om een uitbreiding van het toelatingsbesluit voor Scelta aan te vragen). Verder valt te zien dat ‘ [naam 4] ’ ( [naam 4] ) in de rij net boven Steenvruchten bij ‘Veiligheidstermijn in dagen’ de digitale opmerking heeft geplaatst “Deze kolom staat niet in WG van de huidige toelating.” Bij braam- en framboosachtigen is in de kolom ‘Veiligheidstermijn in dagen’ ‘1’ vermeld. Het [gedaagde sub 1] heeft dit format ongewijzigd vastgesteld als het wettelijk gebruiksvoorschrift versie W.8.
3.13.
In versie W.7 van het wettelijk gebruiksvoorschrift van Scelta ontbrak voor de toepassingsgebieden ‘Steenvruchten’ en de daaronder genoemde toepassingsgebieden (dezelfde als genoemd in de onder 3.8 weergegeven tabel), dus ook bij ‘Braam- en framboosachtigen’, de kolom ‘Veiligheidstermijn in dagen’.
3.14.
Op de website van het [gedaagde sub 1] staat de ‘Handleiding Opstellen van een voorstel voor een Wettelijk Gebruiksvoorschrift (WG) versie 2.2, gewasbeschermingsmiddelen’. In die handleiding staat voor professioneel gebruik onder meer:
1.2
Toepassingsvoorwaarden
De toepassingsvoorwaarden worden in een tabel weergegeven, die is opgebouwd uit de volgende kolommen:

Toepassingsgebied: Zie sub paragraaf Kolom “Toepassingsgebieden;

Type toepassing: Zie sub paragraaf Kolom “Type Toepassing”;
(…)

Veiligheidstermijn in dagen of uiterst gewasstadium waarop toegepast mag worden: (…)
Kolom “Type toepassing”
In deze kolom wordt aangegeven in welke periode en/of op welke wijze het middel in de betreffende toepassing mag worden toegepast. (…) Wanneer meerdere toepassingen worden aangevraagd, dan wordt deze kolom opgenomen in de tabel en wordt in deze kolom het type toepassing conform de DTW vermeld (zie Bijlage 2).
(…)
1.3
Overige toepassingsvoorwaarden
Onder de Overige toepassingsvoorwaarden kunnen restrictiezinnen en bijzondere gevaren / veiligheidsadviezen/ waarschuwingszinnen gezet worden die op grond van de beoordeling noodzakelijk zijn (…).
3.15.
Op verzoek van de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] heeft [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van [bedrijf 1] op 27 september 2022 een expertiserapport opgesteld. Daarin heeft hij onder meer opgenomen dat de verwachte opbrengst van locatie [plaats] in 2022 80.000 kg bramen was en dat tot en met week 26 16.508 kg was geplukt, waardoor de gemiste opbrengst 63.500 kg bramen bedraagt. Verder heeft hij, kennelijk aan de hand van de verkoopprijs van bramen van andere locaties van [eiseres] , becijferd dat de gemiddelde kiloprijs van bramen over week 27 tot week 32 in 2022 € 6,98 was. De schade gewasopbrengst bedroeg volgens [naam 5] dus € 443.230,00. Daarop heeft hij bespaarde kosten (afzetkosten van € 1.994,40 en arbeidskosten van € 143.521,30) in mindering gebracht, wat leidt tot zijn conclusie dat [eiseres] in totaal € 297.714,30 exclusief btw aan schade heeft geleden.
3.16.
[eiseres] heeft gedaagden aansprakelijk gesteld voor de door [naam 5] begrote schade. Gedaagden wijzen die aansprakelijkstelling van de hand.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal onder 4.2 tot en met 4.4 achtereenvolgens de vorderingen jegens het [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] bespreken.
4.2.
Het [gedaagde sub 1]
Schending van een jegens kwekers en telers in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm
4.2.1.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen vaststaat dat de publicatie van wettelijke gebruiksvoorschriften in de Toelatingen databank op de website van het [gedaagde sub 1] (zie 3.2) onder meer dient om kwekers en telers te informeren over de actuele versie van wettelijke gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen. Omdat de wettelijke gebruiksvoorschriften regelmatig worden aangepast, wordt kwekers en telers aangeraden om voorafgaand aan toepassing van een gewasbeschermingsmiddel altijd de actuele versie van het wettelijke gebruiksvoorschrift op de website van het [gedaagde sub 1] te controleren. Ook in dit geval was het sinds 4 maart 2022 geldende wettelijke gebruiksvoorschrift in juni 2022 nog niet aangebracht op de verpakkingen van Scelta (zoals voorzien in artikel 1.4 over de opgebruiktermijn van het besluit van 4 maart 2022, zie 3.7).
4.2.2.
Deze functie van de Toelatingen databank maakt dat de rechtbank, overeenkomstig het standpunt van [eiseres] , van oordeel is dat voor het [gedaagde sub 1] tegenover kwekers en telers een zorgvuldigheidsnorm geldt die inhoudt dat het [gedaagde sub 1] geen onjuiste toepassingsvoorwaarden opneemt in de door hem vastgestelde geldende versies van wettelijke gebruiksvoorschriften, welke versies het [gedaagde sub 1] opneemt in zijn databank op de website. Kwekers en telers moeten er, mede gezien hun grote (financiële) belang om gewasbeschermingsmiddelen op de juiste wijze toe te passen, immers op kunnen vertrouwen dat zij, als ze de toepassingsvoorwaarden van de laatste versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift volgen, het gewasbeschermingsmiddel overeenkomstig de toelating ervan gebruiken.
4.2.3.
In dit geval stond in de tabel van de actuele versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift van Scelta in juni 2022 een fout. In de tabel met toepassingsvoorwaarden was namelijk ten onrechte opgenomen dat voor bramen een veiligheidstermijn van één dag geldt (wat inhoudt dat bramen één dag na de toepassing van het middel voor consumptie geoogst kunnen worden), terwijl Scelta pas na de laatste oogst van het seizoen op bramenplanten gespoten mag worden. [eiseres] heeft, daarop afgaand, tussen het spuiten en de volgende bramenoogst een veiligheidstermijn van één dag in acht heeft genomen. Omdat [eiseres] (als kweker en teler) erop mocht vertrouwen dat de in de tabel opgenomen toepassingsvoorwaarden juist waren, heeft het [gedaagde sub 1] de tegenover [eiseres] geldende zorgvuldigheidsnorm geschonden.
4.2.4.
Het feit dat onder de tabel met toepassingsvoorwaarden nog extra toepassingsvoorwaarden waren opgenomen waarin stond dat toepassing van het middel alleen mag plaatsvinden na de oogst, neemt de schending van de door het [gedaagde sub 1] jegens [eiseres] in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm niet weg. Anders dat het [gedaagde sub 1] betoogt hoefde [eiseres] daaruit niet te begrijpen dat de zeer korte veiligheidstermijn die was opgenomen in de tabel onmogelijk juist kon zijn. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat uit artikel 1.2 van de onder 3.14 aangehaalde handleiding volgt dat het de bedoeling is dat toepassingsvoorwaarden in een tabel worden weergegeven. Als meerdere toepassingen worden aangevraagd, moet in de tabel een kolom “Type toepassing” worden opgenomen, met daarin vermelding van de periode waarin en de wijze waarop het middel mag worden toegepast. Dat sprake is van meerdere toepassingen is tijdens de zitting door het [gedaagde sub 1] erkend. Ten onrechte is de toepassing ‘gewasbehandeling na de oogst’ dus niet in de tabel terechtgekomen. Dat is op 8 juli 2022 hersteld, maar biedt waarschijnlijk de verklaring voor het feit dat de adviseur van [gedaagde sub 3] deze toepassingsvoorwaarde in juni 2022 niet heeft gelezen. Maar zelfs als die voorwaarde wel in de tabel had gestaan, was met de vermelding dat een veiligheidstermijn van één dag gold, hetgeen inhoudt dat de dag na toepassing van het middel geoogst mag worden, nog steeds sprake van foutieve informatie in de tabel die kwekers en telers op het verkeerde been kon zetten (en in dit geval ook heeft gezet). Alleen dat gegeven maakt al dat het [gedaagde sub 1] door de onjuiste vermelding de jegens kwekers en telers als [eiseres] geldende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.
4.2.5.
Dat de tabel met de foutieve veiligheidstermijn is aangeleverd door [gedaagde sub 2] doet hier niet aan af. Immers, het [gedaagde sub 1] beoordeelt (de uitbreiding van) de toelating van een gewasbeschermingsmiddel en stelt (nieuwe versies van) het wettelijk gebruiksvoorschrift vast. Dat het zich daarbij bedient van een door de producent aangeleverd en ingevuld format neemt zijn verantwoordelijkheid voor het vaststellen van juiste wettelijke gebruiksvoorschriften niet weg. Het [gedaagde sub 1] heeft ter zitting verklaard dat zijn medewerkers bij de vaststelling van een nieuwe versie van een wettelijk gebruiksvoorschrift op celniveau de aangeleverde tabel nakijken op fouten. Daaruit blijkt al dat het [gedaagde sub 1] zich ook bewust is van zijn verantwoordelijkheid om mogelijke vergissingen van de producent te herstellen. In dit geval hebben de controleurs de fout in de tabel echter over het hoofd gezien en is de fout ook in de samen met [gedaagde sub 2] uitgevoerde WG/GAP-checkprocedure niet aan het licht gekomen.
4.2.6.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat ook het feit dat het foutieve wettelijk gebruiksvoorschrift maar korte tijd op de website van het [gedaagde sub 1] heeft gestaan en dat in eerdere versies van het wettelijk gebruiksvoorschrift nimmer een veiligheidstermijn voor bramen heeft gestaan, niet afdoet aan de schending van de zorgvuldigheidsnorm. Feit is namelijk dat [eiseres] , die Scelta nog nooit voor braam-en framboosachtigen had gebruikt, niet op de hoogte was van die eerdere versies en dat in juni 2022, toen zij het wettelijk gebruiksvoorschrift ten behoeve van gebruik bij bramen opzocht, foutieve informatie in dat gebruiksvoorschrift op de website van het [gedaagde sub 1] stond. Ook het feit dat op de verpakking nog de gedateerde versie (W.7) van het wettelijk gebruiksvoorschrift stond, waarin de fout niet voorkwam, neemt de schending van de zorgvuldigheidsnorm niet weg, juist omdat onder meer vanuit het [gedaagde sub 1] wordt aangeraden de actuele versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift op zijn website te bekijken.
4.2.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het [gedaagde sub 1] wegens schending van een tegenover kwekers en telers als [eiseres] geldende zorgvuldigheidsnorm aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] als gevolg van de onjuiste opname van een veiligheidstermijn van één dag heeft geleden. Gezien het verwijt dat het [gedaagde sub 1] kan worden gemaakt, kan deze onrechtmatige daad aan hem worden toegerekend. Het [gedaagde sub 1] heeft ook, naast de hiervoor reeds verworpen verweren, niet gesteld waarom dat anders zou zijn.
Geen eigen schuld van [eiseres]
4.2.8.
Het [gedaagde sub 1] beroept zich erop dat de schade geheel of gedeeltelijk op grond van het bepaalde in artikel 6:101 BW (eigen schuld) voor rekening van [eiseres] moet blijven. Het [gedaagde sub 1] baseert dat beroep op het feit dat [eiseres] als professioneel tuinbouwbedrijf, evenals de door haar ingeschakelde adviseur [gedaagde sub 3] , had moeten begrijpen dat de korte veiligheidstermijn van één dag, gelezen in samenhang met de onder de tabel vermelde toepassingsvoorwaarde dat het middel alleen mag worden toegepast na de oogst, niet juist kon zijn. Het [gedaagde sub 1] wijst er ook op dat direct boven de tabel is vermeld dat gebruik van het middel voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker komt.
4.2.9.
[eiseres] betwist dat sprake is van eigen schuld. Zij wijst erop dat zij de onder de tabel opgenomen toepassingsvoorwaarde wel heeft gelezen, maar daaruit, in samenhang met de aangegeven veiligheidstermijn, heeft begrepen dat zij de bramenplanten na elke (tussentijdse) oogst met Scelta mocht bespuiten, zolang zij tot aan de volgende oogst maar een veiligheidstermijn van één dag in acht zou nemen. Daaraan heeft zij zich gehouden.
4.2.10.
De rechtbank overweegt dat voor een succesvol beroep op eigen schuld nodig is dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde ( [eiseres] ) kan worden toegerekend. Onder de omstandigheden van dit geval kan niet worden gezegd dat [eiseres] door de vermelding dat het middel na de oogst moet worden toegepast redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vermelding van een veiligheidstermijn van één dag onjuist was en dat hij dus had moeten afzien van toepassing van dat middel, dan wel daarover vragen had moeten stellen aan het [gedaagde sub 1] of de producent.
Daarvoor acht de rechtbank de volgende omstandigheden, in samenhang bezien, van belang. Allereerst wijst de rechtbank er nogmaals op dat [eiseres] overeenkomstig de in de sector geldende aanbeveling op de website van het [gedaagde sub 1] de actuele versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift van Scelta heeft opgezocht. De daarin opgenomen veiligheidstermijn is een duidelijke en concrete termijn die aangeeft hoeveel dagen na toepassing van het gewasbeschermingsmiddel de vruchten veilig kunnen worden geoogst en geconsumeerd. Deze termijn was als gezegd vermeld in de tabel in het wettelijk gebruiksvoorschrift, daar waar de toepassingsvoorwaarden zoveel mogelijk moeten worden weergegeven.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de bramenteelt zich erdoor kenmerkt dat er gedurende 8 tot 10 weken lang, om de paar dagen à een week, geoogst wordt en dat vast is komen te staan dat [eiseres] na de laatste oogst van het seizoen haar bramenplanten vernietigt. Ten behoeve van het nieuwe oogstseizoen kweekt zij nieuwe plantjes. Bij deze werkwijze is toepassing van Scelta na de laatste oogst voor bramenplanten zinledig. Tot slot merkt de rechtbank op dat [eiseres] Scelta eerder alleen had gebruikt bij de bedekte aardbeienteelt, die ook met tussenpozen geoogst wordt en waarvoor een veiligheidstermijn van één dag gold. Ook [gedaagde sub 3] kende Scelta alleen van de bedekte aardbeienteelt. Gelet op deze omstandigheden valt goed te begrijpen dat [eiseres] de zinsnede ‘na de oogst’ niet heeft gelezen als ‘na de laatste oogst van het seizoen’ maar als ‘na een tussentijdse oogst’. Dat deze uitleg in het licht van de in de tabel vermelde veiligheidstermijn voor de hand lag, is ter zitting bevestigd door de directeur van [gedaagde sub 3] en eerder al (zoals als niet betwist vaststaat) door de specialist gewasbeschermingsmiddelen van de leverancier van het middel ( [bedrijf 2] ) en door [naam 6] van de Nederlandse Fruittelers Organisatie. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat voor [eiseres] redelijkerwijs niet te voorzien was dat de genoemde veiligheidstermijn (mogelijk) ten onrechte in de tabel was opgenomen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de schade die [eiseres] heeft geleden doordat zij in juni 2022 haar bramenplanten met Scelta heeft bespoten, mede een gevolg is van een omstandigheid die aan haar moet worden toegerekend.
4.2.11.
Dat in het wettelijk gebruiksvoorschrift is vermeld dat gebruik van het middel voor eigen risico komt, maakt het voorgaande niet anders. Die bepaling kan niet anders worden uitgelegd dan dat ze ziet op het toegelaten gebruik, zodat alleen wanneer het middel op de toegelaten wijze (overeenkomstig de geldende toepassingsvoorwaarden) wordt gebruikt, eventuele schade voor eigen risico komt. Hier was van toegelaten gebruik, buiten de schuld van [eiseres] om, geen sprake omdat de toepassingsvoorwaarden door het [gedaagde sub 1] verkeerd waren weergegeven.
Causaliteit
4.2.12.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat geen sprake is van causaliteit tussen de opbrengstschade en het voor de laatste oogst bespuiten van de bramenplanten met Scelta voert het [gedaagde sub 1] alleen aan dat de opbrengstschade niet is veroorzaakt door de informatie op de website van het [gedaagde sub 1] , maar door de eigen (onvoorzichtige) handelwijze van [eiseres] en/of haar adviseur. Doordat [eiseres] de vermelde toepassingsvoorwaarde ‘toepassing alleen na de oogst’ ten onrechte niet heeft uitgelegd als ‘na de laatste oogst’ zou de schade zich volgens het [gedaagde sub 1] ook hebben voorgedaan als niet in het wettelijk gebruiksvoorschrift had gestaan dat een veiligheidstermijn van één dag gold.
4.2.13.
Zoals hierboven al is overwogen is [eiseres] juist door de vermelde veiligheidstermijn op het verkeerde been gezet. In combinatie daarmee kon zij ‘toepassing na de oogst’ uitleggen zoals zij dat heeft gedaan. Daarom faalt het verweer dat de opbrengstschade alleen is veroorzaakt door de onjuiste uitleg van die bepaling door [eiseres] .
Schade
4.2.14.
Ten aanzien van de schade-expertise door [naam 5] heeft het [gedaagde sub 1] opgemerkt dat de schade slechts summierlijk is toegelicht, waardoor de schadeberekening niet te controleren is. [eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat [naam 5] de in bijlage 4 van zijn rapport genoemde gegevens (per oogstweek opgebrachte kilo’s op locatie [plaats] in de jaren 2019 tot en met 2022 en de door [eiseres] voor een kilo bramen ontvangen prijzen) heeft vastgesteld aan de hand van haar bedrijfsgegevens. Omdat die onderliggende gegevens ontbreken zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld die bij akte in het geding te brengen. Het [gedaagde sub 1] zal daarop bij antwoordakte mogen reageren. De rechtbank zal haar beslissing over het toe te wijzen schadebedrag (inclusief de gevorderde kosten van [naam 5] en buitengerechtelijke incassokosten) aanhouden tot na de aktewisseling.
4.2.15.
De rechtbank kan zich overigens ook voorstellen dat [eiseres] en het [gedaagde sub 1] zich in onderling overleg over de onderliggende bedrijfsgegevens buigen, waarna zij gezamenlijk aan de rechtbank laten weten op welk bedrag zij in onderling overleg de schade hebben vastgesteld.
4.3.
[gedaagde sub 2]
Schending van een jegens kwekers en telers in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm
4.3.1.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde sub 2] niet gemotiveerd heeft betwist dat de foutieve vermelding van de veiligheidstermijn door haar in het aan het [gedaagde sub 1] aangeleverde format van het wettelijk gebruiksvoorschrift is geplaatst. Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] weliswaar gezegd dat zij niet uitsluit dat de fout er pas bij het [gedaagde sub 1] is ingeslopen en dat zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat zij in eerste instantie de fout heeft gemaakt, maar dat kan in het licht van het overgelegde format met digitale wijzigingen die van haar medewerker [naam 4] afkomstig zijn (zie 3.12), niet als een voldoende gemotiveerde betwisting worden aangemerkt. Dat geldt temeer omdat de advocaat van [gedaagde sub 2] ter zitting heeft verklaard dat niet in de toenmalige e-mailwisseling tussen [gedaagde sub 2] en het [gedaagde sub 1] is nagezocht of het mogelijk is dat de vermelding van de veiligheidstermijn op een later moment door het [gedaagde sub 1] is toegevoegd. Omdat het overgelegde document erop wijst dat [naam 4] de foutieve wijziging heeft aangebracht, had dit voor een deugdelijke betwisting wel op de weg van [gedaagde sub 2] gelegen. Daarom staat ook in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat de onterechte vermelding van een veiligheidstermijn van één dag in de vanaf 4 maart 2022 geldende versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift haar oorsprong vindt bij het invullen van het format door [gedaagde sub 2] .
4.3.2.
Met [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat op [gedaagde sub 2] een zorgvuldigheidsnorm rust om ervoor te zorgen dat geen gewasbeschermingsmiddelen met onjuiste gebruiksvoorschriften in het verkeer worden gebracht. In het verlengde daarvan rust op haar de zorgvuldigheidsplicht om geen onjuiste toepassingsvoorwaarden op te nemen in de door haar aan het [gedaagde sub 1] aangeleverde documentatie. Als producent en toelatingshouder van Scelta levert [gedaagde sub 2] immers een voorstel voor een wettelijk gebruiksvoorschrift aan. Daarbij gebruikt zij een daarvoor bestaand format en moet zij de onder 3.14 genoemde ‘Handleiding Opstellen van een voorstel voor een Wettelijk Gebruiksvoorschrift’ hanteren. [gedaagde sub 2] mag er weliswaar van uitgaan dat het [gedaagde sub 1] de aangeleverde informatie controleert, maar zij weet dat het [gedaagde sub 1] een grote hoeveelheid informatie te verwerken heeft, waarbij gemakkelijk een schrijffout over het hoofd kan worden gezien, met mogelijke grote gevolgen. [gedaagde sub 2] is er immers ook mee bekend dat wettelijke gebruiksvoorschriften worden opgenomen in de Toelatingen databank op de website van het [gedaagde sub 1] en dat die databank wordt geraadpleegd door onder meer kwekers en telers om kennis te kunnen nemen van de actuele versie van een wettelijk gebruiksvoorschrift. Het belang dat geen onjuiste toepassingsvoorwaarden worden vastgesteld en in die databank terechtkomen (en vervolgens ook op de etiketten op verpakkingen met het middel) is dus ook voor [gedaagde sub 2] evident. Dat belang bestaat niet alleen uit de noodzaak om haar gewasbeschermingsmiddelen op een voor mens, dier en milieu veilige wijze toe te passen, maar ook uit de grote (financiële) belangen van kwekers en telers die op de website van het [gedaagde sub 1] moeten kijken voor een juiste toepassing van het middel. Dit alles maakt dat op [gedaagde sub 2] de plicht rust om slechts kloppende informatie aan het [gedaagde sub 1] te verstrekken en zorgvuldig na te gaan of de in het format weergegeven toepassingsvoorwaarden juist zijn. Deze zorgvuldigheidsnorm geldt, gezien het hiervoor overwogene, ook jegens kwekers en telers, omdat zij op de website van het [gedaagde sub 1] van de door [gedaagde sub 2] aangeleverde toepassingsvoorwaarden kennis (moeten) nemen. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat niet gesteld of gebleken is dat een controle op schrijffouten (in aanzienlijke mate) bezwaarlijk is voor [gedaagde sub 2] . Kennelijk bestaat er ook een samen met het [gedaagde sub 1] uit te voeren check. De fout is hier ondanks die check echter niet opgemerkt. In dit specifieke geval geldt bovendien dat de op 30 maart 2021 door [gedaagde sub 2] aangevraagde uitbreiding van de toelating van Scelta slechts te maken had met een gewenste uitbreiding voor aubergines en komkommers. De inhoudelijke beoordeling van het [gedaagde sub 1] zag daarom op aubergines en komkommers en (behalve controle op schrijffouten, welke controle in dit geval niet goed is uitgevoerd) niet opnieuw op onder andere braam- en framboosachtigen. Dat maakt dat [gedaagde sub 2] juist in zo’n geval zorgvuldig de gelijk gebleven toepassingsvoorwaarden in het format moet opnemen. Dat heeft zij niet gedaan.
4.3.3.
[gedaagde sub 2] heeft dus de ook jegens (kweker en teler) [eiseres] in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm geschonden doordat, op haar aangeven, ten onrechte in het wettelijk gebruiksvoorschrift terecht is gekomen is dat voor het gebruik van Scelta bij bramen een veiligheidstermijn van één dag geldt. Gelet op de aanbeveling en het gebruik in de branche om op de website van het [gedaagde sub 1] de actuele versie van het wettelijk gebruiksvoorschrift na te lezen, hetgeen [eiseres] ook heeft gedaan, staat aan dit oordeel niet in de weg dat op verpakkingen met het middel Scelta nog geen etiketten met het sinds 4 maart 2022 geldende wettelijk gebruiksvoorschrift waren geplakt, noch dat [eiseres] geen kennis had genomen dat het etiket op de verpakking.
4.3.4.
Ook [gedaagde sub 2] heeft de stelling ingenomen dat het wettelijk gebruiksvoorschrift van Scelta ondanks de onterechte vermelding van een veiligheidstermijn van één dag steeds voldoende duidelijk is geweest omdat onder de tabel ook was vermeld dat het middel ten aanzien van braam- en framboosachtigen alleen na de oogst mag worden toegepast. De rechtbank verwerpt dit verweer van [gedaagde sub 2] en verwijst daarvoor naar hetgeen zij onder 4.2.5 ten aanzien van het [gedaagde sub 1] heeft overwogen. Dat [eiseres] een professionele kweker met spuitlicentie is, maakt dat niet anders. Ook iemand met een spuitlicentie kan op het verkeerde been worden gezet door de foutieve informatie in de tabel. Dat is in dit geval ook gebeurd. Dit neemt de schending door [gedaagde sub 2] van de op haar rustende zorgvuldigheidsnorm dus niet weg. [gedaagde sub 2] heeft ook onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom [eiseres] niet op de juistheid van de in de tabel verschafte informatie mocht vertrouwen. De enkele vermelding van ‘toepassing na de oogst’ is daarvoor onvoldoende, zoals in de beoordeling van het eigenschuldverweer wordt toegelicht.
4.3.5.
Het feit dat [eiseres] haar adviseur [gedaagde sub 3] aansprakelijk heeft gesteld en [gedaagde sub 3] verwijt dat zij als professioneel adviseur had moeten weten dat geen veiligheidstermijn van toepassing was, houdt – anders dan [gedaagde sub 2] betoogt – in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] geen gerechtelijke erkentenis van [eiseres] in dat kenbaar was dat geen veiligheidstermijn van toepassing was.
4.3.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook [gedaagde sub 2] wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] als gevolg van de onjuiste opname van een veiligheidstermijn van één dag heeft geleden. Gezien het verwijt dat [gedaagde sub 2] kan worden gemaakt, kan deze onrechtmatige daad aan haar worden toegerekend. [gedaagde sub 2] heeft ook, naast de hiervoor reeds verworpen verweren, niet gesteld waarom dat anders zou zijn.
Geen eigen schuld van [eiseres]
4.3.7.
Ter zake van [gedaagde sub 2] ’ beroep op eigen schuld, kennelijk net als het beroep van het [gedaagde sub 1] gebaseerd op het feit dat in de extra toepassingsvoorwaarden onder de tabel vermeld is dat het middel alleen na de oogst mag worden toegepast, verwijst de rechtbank naar de overwegingen 4.2.9 tot en met 4.2.11 ten aanzien van het [gedaagde sub 1] . Ook in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] wordt om die reden geen eigen schuld van [eiseres] aangenomen.
Causaliteit
4.3.8.
[gedaagde sub 2] voert aan dat omdat vaststaat dat de eerdere bestrijding van spint met Floramite (ook in het seizoen 2022) niet het gewenste resultaat had, niet kan worden uitgegaan van een gebruikelijke jaaropbrengst in [plaats] van 80.000 kg bramen. Volgens haar zou, ook indien [eiseres] ervoor gekozen had om Scelta niet toe te passen, sowieso een deel van de bramenoogst verloren zijn gegaan ten gevolge van door de spintplaag aangerichte schade.
4.3.9.
[eiseres] heeft daartegen ingebracht dat als zij geweten had dat Scelta niet geschikt was om bramenplanten voor de laatste oogst te bespuiten, zij de planten nog een keer met Floramite zou hebben bespoten. Volgens [eiseres] had dat geen invloed gehad op de hoeveelheid bramen die geoogst kan worden. In zijn algemeenheid is het volgens [eiseres] beter om twee verschillende gewasbeschermingsmiddelen toe te passen, maar dat neemt niet weg dat met een tweemalige toepassing van Floramite eenzelfde resultaat had kunnen worden bereikt. [eiseres] blijft erbij dat uit de opbrengsten vanaf 2019 kan worden afgeleid dat zij in 2022, ook bij dubbel gebruik van Floramite, 80.000 kg bramen had kunnen oogsten in de [plaats] . [gedaagde sub 2] heeft dat op haar beurt (bij gebrek aan wetenschap) betwist.
4.3.10.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van het causaal verband tussen het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 2] en [eiseres] schade op [eiseres] rust. Gezien de betwisting door [gedaagde sub 2] kan de rechtbank zonder deskundige voorlichting niet vaststellen dat het door [eiseres] gestelde causale verband bestaat. [eiseres] heeft op dit punt bewijslevering door middel van getuigen en deskundigen aangeboden. De benoeming van een deskundige met kennis van de werking van gewasbeschermingsmiddelen lijkt aangewezen.
4.3.11.
De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en de persoon van de deskundige(n) en op de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Daarnaast zal [eiseres] zich bij die akte uit kunnen laten over de vraag of (en zo ja, hoe) zij op een andere wijze bewijs bij wil brengen van haar stelling dat zij bij toepassing van Floramite een goed resultaat zou hebben bereikt en de gebruikelijke 80.000 kg bramen had kunnen oogsten in de [plaats] .
[gedaagde sub 2] zal hierop bij antwoordakte mogen reageren.
4.3.12.
De kosten van een aan te wijzen deskundige zullen moeten worden voorgeschoten door [eiseres] en komen uiteindelijk voor rekening van de in het ongelijk te stellen partij.
4.3.13.
Een andere mogelijkheid, die de rechtbank hierbij aan [eiseres] en [gedaagde sub 2] in overweging geeft, is dat zij gezamenlijk een expert op het vlak van gewasbeschermingsmiddelen benaderen en vervolgens (met hulp van die expert) in onderling overleg bepalen op hoeveel kilogram de hypothetische opbrengst van de [plaats] moet worden vastgesteld uitgaand van de situatie dat [eiseres] in juni 2022 haar bramenplanten niet met Scelta maar opnieuw met Floramite zou hebben bespoten. Indien zij daarvoor kiezen, kunnen partijen dat per akte aan de rechtbank laten weten.
Schade
4.3.14.
[gedaagde sub 2] merkt net als het [gedaagde sub 1] op dat de schade slechts summierlijk is toegelicht, waardoor de schadeberekening niet te controleren is. De rechtbank verwijst naar de overwegingen 4.2.14 en 4.2.15 ten aanzien van het [gedaagde sub 1] . Ook ten aanzien van [gedaagde sub 2] zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld onderliggende gegevens bij akte in het geding te brengen. [gedaagde sub 2] zal daarop bij antwoordakte mogen reageren. Bij die aktes kunnen [eiseres] en [gedaagde sub 2] tevens ingaan op het ter zitting door [gedaagde sub 2] gevoerde verweer dat de prijs van bramen na 1 juli 2022 mogelijk is opgestuwd doordat de bramen uit de [plaats] verloren zijn gegaan. De rechtbank zal haar beslissing over het toe te wijzen schadebedrag (inclusief de gevorderde kosten van [naam 5] en buitengerechtelijke incassokosten) aanhouden tot na de aktewisseling.
4.4.
[gedaagde sub 3]
Geen aansprakelijkheid in verband met exoneratiebeding
4.4.1.
[gedaagde sub 3] beroept zich ter afwering van de stelling dat zij op grond van een onjuist advies aansprakelijk is voor de gevolgen van de schade die [eiseres] heeft geleden door toepassing van Scelta op haar bramenplanten, onder meer op een exoneratiebeding dat is opgenomen in de algemene voorwaarden die op de rechtsbetrekking tussen [gedaagde sub 3] en [eiseres] van toepassing zijn.
4.4.2.
Tussen [gedaagde sub 3] en [eiseres] staan ten aanzien van de algemene voorwaarden van [eiseres] de volgende feiten als onbetwist vast. Op 29 januari 2021 heeft [eiseres] zich via de website van [gedaagde sub 3] als nieuwe klant van [gedaagde sub 3] geregistreerd. Daarbij heeft [eiseres] haar gegevens ingevuld en aangekruist dat zij akkoord gaat met de leveringsvoorwaarden. Die algemene voorwaarden staan ook op de website van [gedaagde sub 3] en op de webpagina waarop [eiseres] zich aanmeldde stond een hyperlink naar die voorwaarden. Vervolgens hebben partijen zaken gedaan, waarbij [gedaagde sub 3] op in ieder geval maandelijkse basis offertes en facturen aan [eiseres] stuurde. In al deze offertes en facturen zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 3] van toepassing verklaard. Ze staan ook afgedrukt op de achterkant van alle offertes en facturen. [eiseres] heeft nooit geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de voorwaarden.
4.4.3.
[eiseres] erkent dat artikel 9 sub c van de algemene voorwaarden een op dit geval toepasbaar exoneratiebeding bevat. Daarin wordt de aansprakelijkheid uitgesloten voor schade die is ontstaan door onder andere verstrekte adviezen ten aanzien van het gebruik en/of de geschiktheid van gewasbeschermingsmiddelen.
[eiseres] betwist ook niet dat partijen (mogelijk op basis van de bestendige handelsrelatie) de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [gedaagde sub 3] zijn overeengekomen. Zij voert tegen [gedaagde sub 3] ’ beroep op het exoneratiebeding slechts aan dat de algemene voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld. Die terhandstelling blijkt volgens haar ook niet uit de klantregistratie. Om die reden vernietigt zij, op de voet van artikel 6:233 aanhef en sub b BW, de algemene voorwaarden.
4.4.4.
De rechtbank begrijpt het verweer van [eiseres] aldus dat zij vindt dat [gedaagde sub 3] haar ten tijde van de klantregistratie een afschrift van de algemene voorwaarden had moeten overhandigen. Daarmee miskent zij echter dat in artikel 6:234 lid 1 BW ten aanzien van dienstverrichters als [gedaagde sub 3] is bepaald dat algemene voorwaarden ook op een wijze als bedoeld in artikel 6:230c BW ter beschikking gesteld kunnen worden. Terbeschikkingstelling is dus onder meer mogelijk doordat de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn op een door de dienstverrichter meegedeeld adres. Daaraan is, met de hyperlink op de webpagina waar [eiseres] zich aanmeldde, voldaan. Voor zover [eiseres] bedoelde te stellen dat haar voorafgaand aan het telefonisch advies van [naam 3] (dat zij wél en [gedaagde sub 3] niet beschouwt als een afzonderlijke overeenkomst van opdracht) opnieuw de algemene voorwaarden hadden moeten worden overhandigd, miskent [eiseres] dat [gedaagde sub 3] dat niet hoefde te doen omdat haar algemene voorwaarden bij [eiseres] bekend waren, nu die bij elke offerte en factuur werden meegestuurd. Niet kan dus worden gezegd dat [gedaagde sub 3] [eiseres] geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 aanhef en sub b BW).
4.4.5.
Reeds hierom is [gedaagde sub 3] niet aansprakelijk voor schade die mogelijk is geleden door het door [naam 3] gegeven advies. De overige verweren van [gedaagde sub 3] kunnen daarom onbesproken blijven.
4.4.6.
De vordering jegens [gedaagde sub 3] ligt dus voor afwijzing gereed.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
woensdag 20 november 2024om [eiseres] in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen overeenkomstig het bepaalde in 4.2.14, 4.3.11 en 4.3.14,
5.2.
daarna zal de zaak op de rol komen van
woensdag 18 december 2024om het [gedaagde sub 1] in de gelegenheid te stellen daarop bij antwoordakte te reageren overeenkomstig het bepaalde in 4.2.14, en [gedaagde sub 2] in de gelegenheid te stellen daarop bij antwoordakte te reageren overeenkomstig het bepaalde in 4.3.11 en 4.3.14,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.