Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de verwerking van het DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde. Het bezwaarschrift werd op 12 juni 2024 ingediend en de behandeling vond plaats in besloten raadkamer. De veroordeelde, geboren in 2006, was niet verschenen, maar haar advocaat, mr. R.G.M. Rijkhoff, en de officier van justitie waren aanwezig. De veroordeelde had het feit bekend en was een first offender, met geen nieuwe strafbare feiten sinds het delict. De rechtbank heeft vastgesteld dat er veel hulpverlening bij de veroordeelde betrokken is en dat deze hulp effectief is. De officier van justitie steunde het bezwaar, wijzend op de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de voorwaardelijke straf opgelegd door de kinderrechter.
De rechtbank heeft beoordeeld dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, aangezien het binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de wet geen onderscheid maakt tussen minderjarigen en meerderjarigen, maar dat er in dit geval bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De raadkamer was van oordeel dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zou zijn voor de opsporing of vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal onmiddellijk wordt vernietigd.