ECLI:NL:RBGEL:2024:6983

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
05.089687.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ex-militair wegens hennepteelt, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van harddrugs met bijzondere voorwaarden en werkstraf

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 1989 in Peru, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder hennepteelt, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van harddrugs. De verdachte, een ex-militair en first offender, werd veroordeeld door de meervoudige militaire kamer. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van één maand, met een proeftijd van drie jaren, en een werkstraf van 150 uren. De verdachte had op 1 april 2023 in [woonplaats] een grote hoeveelheid hennep en hennepplanten teelt, elektriciteit gestolen en harddrugs in zijn bezit gehad. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich niet had bekommerd om de gevolgen van zijn daden, die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en de maatschappij. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële en psychische problematiek, en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht. Tevens werd het in beslag genomen geldbedrag van € 6.000,- verbeurd verklaard, omdat dit verkregen was uit de hennepteelt. De uitspraak is gedaan in het kader van de wetgeving omtrent de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/089687-23
Datum uitspraak : 7 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] (Peru),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. F. van Baarlen, advocaat in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een grote hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet) van (in totaal) ongeveer 847,6 gram hennep en/of ongeveer 102 hennepplanten/hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken;
3.
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [woonplaats] een of meer wapenonderdelen (hulpstukken voor vuurwapens) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten drie pistoolmagazijnen merk Glock en/of 2 munitie magazijnen voor het caliber 5.56x 45, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [woonplaats] een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte alle ten laste gelegde feiten bekent, echter ten aanzien van feit 1 merkt de raadsvrouw op dat verdachte altijd de intentie heeft gehad om onder de 100 planten te blijven. Mogelijk zijn door het ontstaan van uitgroei en verworteling van de planten dubbeltellingen ontstaan, waardoor 102 c.q. 108 planten zijn geteld. De raadsvrouw heeft daarom verzocht slechts 98 planten bewezen te verklaren. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 geen sprake is geweest van medeplegen. Verdachte is alleen verantwoordelijk geweest voor de hennepkwekerij, hij heeft deze alleen gebouwd en heeft ook alleen de opbrengsten hiervan genoten.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 70-73;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 75-76;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 74;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.
Hoeveelheid:
De militaire kamer stelt vast dat uit het procesdossier duidelijk volgt dat er 102 planten zijn aangetroffen en gaat bij de bewezenverklaring dan ook uit van dit aantal, ongeacht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bewust het aantal planten onder de 100 wilde houden. De militaire kamer merkt daarbij op dat het genoemde aantal in de bewezenverklaring hoe dan ook in het voordeel van verdachte is, nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij het aantal planten weliswaar (net) onder de 100 hield, maar ook dat hij meerdere keren heeft geoogst.
Ten aanzien van feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [bedrijf] , p. 39-41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.
Ten aanzien van feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 74;
- het proces-verbaal forensisch onderzoek. p. 71;
- de NFiDENT rapporten van 19 juni 2023, p. 90, 91 en 92;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.
Ten aanzien van feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 74;
- het proces-verbaal, p. 100-103;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.
Ten aanzien van feit 5:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 74;
- het proces-verbaal, p. 93-94;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 september 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1,2,3,4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 april 2023 te [woonplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres]
)een grote hoeveelheid
(als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet
)van
(in totaal
)ongeveer 847,6 gram hennep en
/ofongeveer 102 hennepplanten/hennepstekjes,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op
of omstreeks1 april 2023 te [woonplaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed,d
iegeheel
of ten deleaan [bedrijf]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
/hebbenverschaft en
/ofdat weg te nemen goed onder zijn
/haar/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking, door de zegels van de hoofdaansluitkast te verbreken;
3.
hij op
of omstreeks1 april 2023 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,5 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMAen
/ofongeveer 0,1 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde MDMA en
/ofcocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op
of omstreeks1 april 2023 te [woonplaats]
een of meerwapenonderdelen (hulpstukken voor vuurwapens) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten drie pistoolmagazijnen merk Glock en
/of2 munitie magazijnen voor het caliber 5.56x 45, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks1 april 2023 te [woonplaats] een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
in de uitoefening van een beroep opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4 en 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en voorts tot het verrichten van 150 uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 6.000,- verbeurd moet worden verklaard, omdat uit de verklaring van verdachte is gebleken dat dit geld verkregen is door de verdiensten vanuit de hennepkwekerij.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daarbij als bijzondere voorwaarde een reclasseringstoezicht. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen geldbedrag in mindering moet worden gebracht op de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten. Ten eerste heeft hij zich schuldig gemaakt aan hennepteelt en daarmee bijgedragen aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit. Verdachte heeft meerdere keren geteeld en daarmee zijn grote sommen geld gemoeid. Het is algemeen bekend dat grootschalige hennepteelt en de organisatie daaromheen leiden tot grote nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en voor de maatschappij, zoals zware criminaliteit en ondermijning. Daarnaast heeft verdachte elektriciteit gestolen. Diefstal is een bijzonder ergerlijk feit dat voor de benadeelde schade en overlast met zich brengt. Daar komt bij dat manipulatie van een elektriciteitsinstallatie een ernstig veiligheidsrisico meebrengt. Dit te meer nu verdachte heeft geteeld in een hoekwoning, zodat niet alleen zijn eigen veiligheid maar ook die van zijn buren daarmee in gevaar is gebracht. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. Tevens zijn er harddrugs in de woning van verdachte aangetroffen en heeft hij pistool- en munitiemagazijnen en een busje pepperspray voorhanden gehad.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de militaire kamer gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 augustus 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Alles overwegend acht de militaire kamer de eis van de officier van justitie passend en geboden en legt daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van één maand met een proeftijd van drie jaren en daarnaast een taakstraf van 150 uren. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat de financiële en psychische problematiek van verdachte ertoe geleid hebben dat hij besloten heeft een hennepkwekerij te starten. Deze problematiek lijkt thans nog steeds aan de orde en verdachte heeft hier geen hulp bij. De meervoudige militaire kamer ziet hierin een risico en acht het – ondanks dat verdachte zelf al positieve stappen heeft gezet – van belang dat hij hulp krijgt om zijn leven verder op de rit te krijgen en legt daarom aan hem een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op. Op grond van artikel 14b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is hierbij een proeftijd van 3 jaar het uitgangspunt, waardoor de militaire kamer – anders dan door de raadsvrouw is betoogd – dit ook zal aanhouden. Hierbij merkt de militaire kamer volledigheidshalve op dat voor de reclassering de mogelijkheid bestaat om het reclasseringstoezicht eerder dan het verstrijken van deze proeftijd vroegtijdig te beëindigen als zij een toezicht niet meer noodzakelijk acht.

8.De beoordeling van het beslag

Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de aangetroffen € 6.000,- afkomstig is uit de hennepteelt. De militaire kamer zal het in beslag genomen geldbedrag van € 6.000,- dat aan verdachte toebehoort en dat geheel door middel van of uit de baten van feit 1 is verkregen verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
één (1) maand;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Novadic Kentron reclassering of soortgelijke reclasseringsinstelling, op het telefoonnummer: 040 - 217 12 00. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich – indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht – laat behandelen en/of begeleiden door een nader door de reclassering te bepalen ambulante zorginstelling. De behandeling/begeleiding duurt zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte geeft de reclassering hierbij inzicht in zijn financiën en schulden.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 6000,- (PL2700-23-028812-8).
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en Kolonel mr. M. Hoedeman (militair lid), rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2024.
Kolonel mr. M. Hoedeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 27TIBRADDEN/27FCC230008, gesloten op 27 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.