ECLI:NL:RBGEL:2024:6973

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
05/271317-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag in het verkeer met suïcidaliteit als motief

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van doodslag in het verkeer. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 19 februari 2022 te Beek, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Mercedes-bedrijfsauto, frontaal in botsing kwam met een Opel-bestelauto, bestuurd door het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt, aangezien hij met de intentie om zelfmoord te plegen, zijn voertuig op de verkeerde weghelft stuurde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van het slachtoffer zou kunnen veroorzaken, wat leidde tot de kwalificatie van voorwaardelijk opzet. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor tien jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere suïcidepogingen, maar vond dat de ernst van het feit een zware straf rechtvaardigde. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, namelijk het rijden onder invloed van alcohol, omdat de bewijsvoering hiervoor onvoldoende was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/271317-22
Datum uitspraak : 15 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 31 oktober 2023 en 1 oktober 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek in de gemeente Montferland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een motorvoertuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes) met dat door hem bestuurde motorrijtuig naar links gestuurd, is naar links gegaan en/of is rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (N335) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N335) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomend motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Opel), tengevolge waarvan de bestuurder van die Opel, voornoemde [slachtoffer] , is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek in de gemeente Montferland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk Mercedes), komende uit de richting van Didam, gaande in de richting van Beek, daarmede rijdende over de weg de N335 (de Bievankweg en/of Arnhemseweg), en roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij goed bekend was met de verkeerssituatie en/of terwijl zich aldaar op die weg meerdere andere weggebruikers bevonden en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen, althans eenmaal, in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (N335) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N335) is terechtgekomen en/of slingerend over de rijbaan heeft gereden en/of waardoor een of meerdere andere weggebruikers moesten (af)remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vast gehouden en/of heeft bediend en/of (vervolgens) (ter hoogte van wegrestaurant ‘De Barriere’) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (N335) heeft gevolgd en/of geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen in de middenberm en/of (vervolgens) op het verhoogde bestrate gedeelte en/of (aldaar) tegen een verkeersbord D02 is gereden en/of (vervolgens) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N335), terwijl een tegemoetkomend motorvoertuig (bedrijfsauto, merk: Opel) reeds op korte afstand was genaderd en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Opel),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek in de gemeente Montferland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes), komende uit de richting van Didam, gaande in de richting van Beek, daarmede heeft gereden over de weg de N335 (de Bievankweg en/of Arnhemseweg) en meermalen, althans eenmaal, in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (N335) heeft gevolgd en /of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N335) is terechtgekomen en/of aldaar is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een ander motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Opel)
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek, gemeente Montferland als bestuurder van een motorvoertuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N335, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, immers reed hij toen en daar op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer.
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek, gemeente Montferland, als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto, merk: Mercedes), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, tussen de 0,85 en 1,45 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Beek, gemeente Montferland als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto, merk: Mercedes), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot feit 1 het volgende bepleit. Ten aanzien van het primaire geldt dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke vorm. Ten aanzien van het subsidiaire heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat verdachte op onverklaarbare wijze op de linkerbaan terecht is gekomen onvoldoende is voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De meer subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet vast is komen te staan dat verdachte zijn auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol, dan wel andere stoffen. De herberekening van het NFI d.d. 24 januari 2024 is onvoldoende om dit vast te kunnen stellen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Inleiding
Op 19 februari 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij verdachte en [slachtoffer] betrokken waren en ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of het verkeersongeval – en het overlijden van [slachtoffer] – verdachte kan worden verweten en zo ja, hoe die verwijtbaarheid juridisch moet worden geduid.
Om deze vragen te beantwoorden, zal de rechtbank eerst ingaan op de feitelijke toedracht van het ongeval. Daarna zal de rechtbank de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van het ongeval duiden en tot slot bespreken tot welke juridische kwalificatie dit leidt.
Het ongeval
Op 19 februari 2022 omstreeks 12:50 uur kregen verbalisanten kennis van een verkeersongeval buiten de bebouwde kom van Beek, op een nagenoeg recht weggedeelte van de Arnhemseweg (N335). Ter hoogte van de plaats van het ongeval wordt deze weg door een wit puntstuk en een middenberm verdeeld in twee rijstroken. Op de laatste 19 meter van de middenberm is een verhoogde middengeleider aangebracht, waarop aan het einde bord D02 is geplaatst. Ter plaatse bedraagt de toegestane maximumsnelheid 80 kilometer per uur. [2]
Uit onderzoek van de politie blijkt het volgende. Verdachte reed in een rode Mercedes Benz-bedrijfs-/bestelauto over deze weg in de richting van Beek. Het slachtoffer, [slachtoffer] , reed in tegenovergestelde richting op dezelfde weg. Ter hoogte van hectometerpaal 4.1 kwam verdachte in de middenberm terecht. Aan het einde van de middenberm reed hij over de verhoogde middengeleider, waarbij hij het verkeersbord raakte dat daarop is geplaatst en de sidebar van de auto verloor. Vervolgens reed verdachte in een vloeiende lijn geheel naar de linkerzijde van de rijbaan, dus de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer. Daar naderde [slachtoffer] in zijn Opel Vivaro-bestelauto. [slachtoffer] heeft nog naar rechts uitgeweken om een aanrijding te voorkomen, maar dit is niet gelukt. Beide voertuigen botsten frontaal op elkaar. De afstand tussen de aanvang van het rijspoor van verdachte in de linkerberm en de plaats van het ongeval bedroeg ongeveer 129 meter. [3]
[slachtoffer] overleed ter plaatse aan de verwondingen die hij als gevolg van dit verkeersongeval opliep. [4]
Uit onderzoek kwamen geen omstandigheden naar voren die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan of verloop van het ongeval, bijvoorbeeld de toestand en het onderhoud van de weg, het weer, de rijtechnische staat van de auto’s of het zicht van de bestuurders. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 19 februari 2022 op de Arnhemseweg reed. Toen een rood busje ter hoogte van de afslag met Babberich reed, stuurde dit busje naar links en knalde over de vluchtheuvel. Het busje reed daar ook een verkeersbord omver. Vervolgens ging het busje op de verkeerde weghelft rijden en knalde frontaal op een grijs busje dat uit de richting van Beek kwam. [6]
Getuige [getuige 2] zag op dezelfde dag dat er een rode Mercedes Vito op de Arnhemseweg reed vanuit de richting van Didam. Dit was in de tegenovergestelde richting als de getuige zelf. De Vito reed heel geleidelijk over de grasstrook van de middenberm. Hij corrigeerde dit niet. Vervolgens zag de getuige in zijn achteruitkijkspiegel dat de Vito over de stenen vluchtheuvel knalde, op de weghelft van de getuige terecht kwam en vervolgens frontaal op een grijze Opel Vivaro klapte. Het bevreemdde de getuige dat de bestuurder van de rode Vito geen enkele poging deed om naar zijn eigen weghelft terug te keren. [7]
Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn bestelauto naar links stuurde, naar links is gegaan en vervolgens rechtdoor is gereden. Hierbij heeft hij niet het verloop van de weg gevolgd en is hij op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. Daar is hij frontaal gebotst tegen de auto van [slachtoffer] . Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] overleden.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte over een afstand van ongeveer 129 meter lang meerdere obstakels is tegengekomen, waaronder een berm, een verhoogde middengeleider en een verkeersbord, waardoor de sidebar van zijn auto is afgebroken, maar dat uit het sporenbeeld van de verkeersongevallenanalyse en de getuigenverklaring van [getuige 2] niet blijkt dat hij heeft geprobeerd te corrigeren of te remmen.
De intentie en gemoedstoestand van verdachte
[naam 1] , de toenmalige partner van verdachte, heeft verklaard dat ze dacht dat verdachte op 19 februari 2022 omstreeks 11:00 uur in de auto stapte, maar dat ze dit niet precies wist. Toen hij wegreed, was hij boos, helemaal doorgedraaid, buiten zinnen, omdat ze alcohol voor hem had verstopt. Hij heeft haar omstreeks 11:44 uur en omstreeks 11:47 uur gebeld. Verdachte was depressief en sprak over zelfmoord. Daarvoor zijn ze bij de huisarts geweest. In de weken voorafgaand aan het ongeval heeft hij, als hij bijvoorbeeld in de auto zat, verschillende keren gezegd dat hij wel tegen een boom wilde rijden en dat hij alles zat was. [8]
Op 19 februari 2022 zagen verbalisanten omstreeks 11:10 uur een rood bestelbusje rijden op de Lengelseweg te ’s-Heerenberg. Dit voertuig trok hun aandacht, omdat de bestuurder de bocht erg roekeloos en met een hoge snelheid nam. Hierop hebben ze de bestuurder een stopteken gegeven. De bestuurder stopte midden op de weg, stapte meteen uit en liep erg agressief op de verbalisanten af. Het bleek te gaan om verdachte. Hij maakte een erg drukke en verwarde indruk. Hij zei tegen de verbalisanten dat hij niet lekker in zijn vel zat en soms zelfmoordneigingen had. [9]
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij op 19 februari 2022 omstreeks 12:30 uur een rode bus in de berm zag staan in Didam. Er zat een persoon achter het stuur die er Turks uit zag. Het leek alsof die persoon handsfree aan het bellen was, want hij was aan het praten en bewoog wild met zijn armen. Hij had een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij woedend was. Het leek alsof hij aan het schreeuwen was. Hij sloeg met zijn vuisten op het dashboard en maakte wilde bewegingen. [10]
[getuige 4] , de schoonvader van verdachte, heeft verklaard dat verdachte een week of twee voor het ongeval zijn pols(en) had opengesneden toen hij in bad lag. Verdachte had een fles whisky en pillen bij zich. De getuige heeft toen het bloed opgeruimd. Op 19 februari 2022 werd hij omstreeks 12:40 uur gebeld door verdachte. Verdachte zei dat getuige goed op [naam 1] (
de rechtbank begrijpt: [naam 1]) moest passen en goed voor haar moest zijn. Verdachte zei verder dat hij van [naam 1] hield en ook van getuige. Volgens de getuige zei verdachte dit op een manier alsof hij zichzelf wat aan zou gaan doen. Het was een wijze van afscheid nemen. Verdachte klonk erg emotioneel. Getuige heeft meerdere keren gevraagd waar verdachte was, maar verdachte zei dat het niet belangrijk was om dat te zeggen. Verdachte zei dat hij op dit moment niet goed genoeg was voor [naam 1] om bij haar te zijn en dat hij daar nu een eind aan zou maken. Getuige had echt de indruk dat het niet goed ging en dat er iets ernstigs aan de hand was. Toen getuige later hoorde dat verdachte een ernstig ongeluk had gehad, verbaasde dit getuige niet. Verdachte heeft in het telefoongesprek duidelijk aangegeven dat hij zichzelf van het leven wilde beroven. [11]
Op 31 januari 2022 heeft verdachte een foto van zichzelf gemaakt toen hij in het ziekenhuis lag. Deze foto werd getoond aan [naam 1] , de vriendin van verdachte. Zij liet weten dat de foto is gemaakt tijdens een ziekenhuisopname naar aanleiding van een zelfmoordpoging, enkele weken voor het ongeval. [12]
Op 18 februari 2022 is verdachte bij de huisarts geweest. Toen liet hij weten dat hij eergisteren (
de rechtbank begrijpt: op 16 februari 2022) en twee weken geleden suïcidepogingen heeft gedaan met behulp van slaappillen. [13]
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt het volgende. Op 18 februari 2022 heeft hij in een WhatsApp-bericht aan zijn moeder onder andere het volgende gezegd: ‘
ik ga je nu niet meer lastig vallen en [naam 3] ook niet ik was de fout ik heb jullie pijn gedaan en nu zullen jullie beter worden want ik laat jullie met rust en echtdankje wel voor iedergeval een leuk leven te geven naar ons’ en ‘
dit is geen zelfmoordbericht mAAR als ik weer dit doe gaat niemand mij vinden’. [14]
Verder heeft verdachte voorafgaand aan het ongeval telefonisch contact gezocht met de volgende personen of instanties:
˗ zijn schoonvader om 12:40 uur, gespreksduur 7 minuten en 42 seconden,
˗ zijn moeder om 12:23 uur en om 12:26 uur,
˗ zijn vader om 12:10 uur,
˗ het Rijnstate-ziekenhuis om 12:00 uur,
˗ zijn vriendin om 11:44 uur en om 11:47 uur,
˗ zijn moeder om 11:08 uur,
˗ groepspraktijk huisartsen ’s-Heerenberg om 10:49 uur,
˗ een vriend van hem om 10:27 uur en
˗ groepspraktijk huisartsen ’s-Heerenberg om 9:46 uur. [15]
Ook heeft verdachte op 19 februari 2022 om 11:05 uur een video gemaakt, waarin hij het volgende zegt, deels vertaald uit het Turks: ‘
Ik ga naar huis. Ik pak spullen. Oke? Vind mij niet, doe niks. Beloof het. Zeg tegen [naam 3] ..(fonetisch/onverstaanbaar) dat hij/zij mij niet zoekt. Zeg tegen [naam 4] , dat hij nooit meer met mij praat. Oké? (Op de achtergrond staan een vrouw NNV) Zij weet niks. Oké? Vind mij niet!’ Verdachte heeft op dezelfde dag omstreeks 12:20 uur een foto van zichzelf gemaakt, vermoedelijk in zijn bestelauto, waarop te zien is dat hij tranen in zijn ogen heeft en vermoedelijk veel verdriet heeft. [16]
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte al langere tijd rondliep met suïcidale gevoelens en ook al tenminste één suïcidepoging had ondernomen. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte op 19 februari 2022 voornemens was om zichzelf van het leven te beroven en daarom het verkeersongeval heeft veroorzaakt. Dit leidt zij af uit voormelde bewijsmiddelen en in het bijzonder de afscheidsberichten en de door verdachte opgenomen video, alsmede het gesprek met zijn schoonvader direct voorafgaand aan het ongeval, waarin verdachte duidelijk maakte dat hij zelfmoord wilde plegen en dat zijn schoonvader dat zag als een afscheidsgesprek.
Verdachte heeft geen aannemelijke andere verklaring gegeven voor hoe en waarom het ongeval plaats heeft kunnen vinden, noch bij de politie, noch ter terechtzitting. Dit klemt te meer, nu hij zelfs feiten heeft ontkend die objectief uit het procesdossier blijken, zoals dat hij bij de huisarts heeft gesproken over eerdere zelfmoordpogingen.
Was sprake van opzet op de dood van [slachtoffer] ?
Om tot de kwalificatie doodslag te komen, moet worden bewezen verklaard dat bij verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] aanwezig was. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte vol opzet had om zichzelf van het leven te beroven, maar uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de verdachte vol opzet had om ook [slachtoffer] van het leven te beroven.
De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – teweeg heeft gebracht, verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans en die kans ook heeft aanvaard.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt dat als twee bestelauto’s frontaal op elkaar botsen op een 80 kilometer-weg er een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans bestaat dat één of meerdere inzittenden van die bestelauto’s komen te overlijden door de krachtinwerking van deze botsing en de verwondingen die de inzittenden daarbij oplopen.
Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo’n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte vond vanaf het moment dat hij zijn eigen rijstrook verliet gedurende ongeveer 129 meter meerdere obstakels op zijn pad. Verdachte moet hebben gemerkt dat hij onder andere over een verhoogde middengeleider reed, een verkeersbord raakte en dat de sidebar van zijn bestelauto afbrak. Desondanks heeft verdachte zijn auto niet gecorrigeerd en hij heeft ook niet geremd, maar is in een rechte lijn doorgereden, recht op de bestelauto van het slachtoffer af, die vanuit tegenovergestelde richting naderde.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van één of beide inzittenden van de bestelauto’s gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg – de dood van [slachtoffer] als bestuurder van de tegemoetkomende bestelauto – bewust heeft aanvaard. Door zichzelf van het leven te willen beroven, heeft verdachte met zijn hiervoor beschreven handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Feit 2
Onder dit feit wordt verdachte verweten dat hij ten tijde van het verkeersongeval zijn auto heeft bestuurd onder invloed van meer alcohol dan toegestaan. Het ongeval vond plaats rond 12:50 uur. Rond 16:56 uur is er in het ziekenhuis bloed afgenomen bij verdachte. Uit het rapport van het Maasstad-ziekenhuis blijkt dat de bloedalcoholconcentratie toen 0,45 milligram ethanol per milliliter bloed betrof. Volgens de herberekening van het NFI van 9 mei 2022 was de bloedalcoholconcentratie van verdachte rond 12:50 uur waarschijnlijk gelegen tussen de 0,85 en 1,45 milligram ethanol per milliliter bloed.
In het NFI-rapport van 25 januari 2024 is de vraag beantwoord in hoeverre het letsel aan de lever van verdachte van invloed kan zijn geweest op de uitkomst van de eerdere herberekening. Hierbij gaat het NFI er van uit dat bij de leverlaceratie graad 4 die bij verdachte is vastgesteld de snelheid waarmee ethanol uit het lichaam wordt verwijderd vergelijkbaar is met een vergevorderd stadium van levercirrhose. Op basis hiervan komt het NFI tot de conclusie dat de bloedalcoholconcentratie van verdachte om 12:50 uur tussen de 0,77 en 0,81 milligram ethanol per milliliter bloed is geweest.
De rechtbank oordeelt dat, nog daargelaten of een herberekening van het NFI als een onderzoek in de zin van artikel 8 WVW kan worden aangemerkt, het NFI-rapport van 25 januari 2024 niet bruikbaar is voor het bewijs, omdat het NFI niet duidelijk heeft gemotiveerd waarom de vergelijking wordt getrokken met vergevorderde levercirrhose. Het NFI licht namelijk niet toe waarom de snelheid waarmee ethanol uit het lichaam wordt verwijderd bij leverlaceratie graad 4 gelijk kan worden gesteld aan de situatie van een vergevorderd stadium van levercirrhose. Bovendien blijkt uit het aanvullend opgemaakte proces-verbaal inzake de afhandeling van het bloedmonster van verdachte niet dat het bloedmonster telkens op de voorgeschreven wijze is vervoerd. Het bloedmonster is kennelijk niet in een bevroren toestand dan wel vriezer overgebracht van het ziekenhuis naar het politiebureau te Nijmegen en ook blijkt dat het bloedmonster gedurende ongeveer veertig minuten niet gekoeld is overgebracht van het politiebureau te Nijmegen naar het politiebureau te Doetinchem.
De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wat de bloedalcoholconcentratie van verdachte bedroeg ten tijde van het verkeersongeval.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks19 februari 2022 te Beek in de gemeente Montferland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet als bestuurder van een motorvoertuig (bedrijfsauto, merk: Mercedes) met dat door hem bestuurde motorrijtuig naar links gestuurd, is naar links gegaan en
/ofis rechtdoor
isgereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (N335) heeft gevolgd en
/ofgeheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (N335) is terechtgekomen en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomend motorrijtuig (bedrijfsauto, merk: Opel), tengevolge waarvan de bestuurder van die Opel, voornoemde [slachtoffer] , is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid van tien jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte het ingezette hulpverleningstraject moet kunnen blijven volgen. Daarom heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, beide van maximale duur. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij benadrukt dat een ontzegging van de rijbevoegdheid van tien jaar betekent dat het leven van verdachte tien jaar lang stil zal blijven staan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag in het verkeer. Verdachte wilde zelfmoord plegen en is met zijn auto naar links gereden, waardoor hij frontaal op een andere auto is gebotst. In die auto zat de 57-jarige [slachtoffer] . Door het ongeval liep deze dusdanige verwondingen op dat hij ter plaatse is overleden.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen iemand beroofd van het leven, het grootste goed dat iemand bezit, maar daarmee ook groot verdriet en onherstelbaar gemis toegebracht aan de nabestaanden. Verdachte heeft [naam 5] , destijds veertien jaar oud, zijn vader afgenomen. Uit de indrukwekkende verklaring die namens [naam 5] op de zitting is voorgelezen, blijkt hoe sterk zijn band met zijn vader was, wat voor impact het verlies van zijn vader op hem heeft gehad en de gevolgen die dat tot op de dag van vandaag voor hem heeft. Voor de nabestaanden blijft de vraag bestaan waarom dit ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft hierover geen duidelijkheid gegeven.
In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat zeer gevaarlijk en onverantwoord rijgedrag gevoelens van onveiligheid bij andere verkeersdeelnemers oproept en woede in de maatschappij veroorzaakt, zeker als daardoor een ongeval met dodelijke afloop wordt veroorzaakt. De rechtbank denkt hierbij ook aan de getuigen van het ongeluk en de hulpdiensten die ter plaatse moesten komen.
De rechtbank heeft begrip voor het feit dat verdachte zich in een moeilijke periode in zijn leven bevond en daardoor kampte met depressieve gevoelens en zelfmoordneigingen. Tegelijkertijd rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij zelfmoord heeft geprobeerd te plegen op een manier waardoor het gevaar bestond dat hij onschuldige derden met zich mee de dood in zou trekken. Dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, maar dat verdachte er niet in geslaagd is om zichzelf van het leven te beroven, moet ontzettend wrang en pijnlijk zijn voor de nabestaanden.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte d.d. 23 augustus 2024 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet in aanraking is gekomen met justitie.
Reclassering Nederland heeft op 19 september 2024 een advies uitgebracht over verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich voorafgaand aan het tenlastegelegde feit bevond in een kwetsbare periode van zijn leven, waardoor grote financiële problemen ontstonden. Verdachte vluchtte in middelengebruik. Zijn destructieve gedrag zorgde voor depressieve en suïcidale gevoelens. Door het ongeval heeft hij mogelijk hersentrauma opgelopen en hij heeft een periode in coma gelegen. Na de tenlastelegging werd de instabiliteit op alle leefgebieden groter. Verdachte werd dakloos, hield (cognitieve) restverschijnselen over aan het ongeval, waardoor werken niet mogelijk is. Zijn schuldenlast nam toe, hij had geen inkomstenbron meer en verloor zichzelf in middelengebruik. Er werd hulpverlening opgestart en in maart 2024 kreeg hij een zelfstandige woonruimte. Momenteel lijkt zijn leven langzaamaan iets stabieler te worden. De reclassering maakt zich echter nog altijd zorgen over zijn psychosociaal functioneren. Het blijft onduidelijk of en in welke mate sprake is van hersenletsel of dat er mogelijk iets anders speelt op psychisch vlak. Samen met zijn inadequate copingstrategieën en handelingsvaardigheden ziet de reclassering dit als de grootste risicofactoren voor recidive. De verwachting is dat nader diagnostisch onderzoek en de daaruit voortvloeiende behandelingen de kans op recidive doen verminderen. De reclassering vindt het belangrijk dat er langdurige stabiliteit komt ten aanzien van het leefgebied wonen. Samen met zijn psychosociaal functioneren en middelengebruik dient dit prioriteit te krijgen. De reclassering ziet voldoende aanknopingspunten om de risico’s te beperken middels een plan van aanpak met aanvullende interventies. Verdachte is gemotiveerd om met de reclassering mee te werken en houdt zich aan de afspraken met de huidige hulpverlening, wat de kans van slagen van een plan van aanpak doet vergroten.
De risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
Volgens de reclassering zal een gevangenisstraf zorgen voor verdere instabiliteit op de leefgebieden van verdachte en alle opgestarte hulpverlening en prille stabiliteit doen stranden. Verdachte zal na detentie wederom dakloos raken en de behandeling ten aanzien van zijn middelengebruik zal stagneren. De reclassering vindt een gevangenisstraf daarom niet wenselijk.
Conclusie
Ondanks de bezwaren van de verdediging en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur de enige passende reactie is op het nemen van een leven. De rechtbank realiseert zich dat daarmee de opgestarte hulpverlening in de huidige vorm niet kan worden voorgezet, maar vindt een taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf op geen enkele manier recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en de nabestaanden.
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar in dit geval passend en geboden is. Dit is lager dan de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank in grotere mate rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die het ongeval voor hemzelf hebben gehad. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien jaar op zijn plaats.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 287 van het Wetboek van Strafrecht en
- 179 a van de WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vijf jaren;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
tien jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en
mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2024.
mr. Rademaker en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022104644, gesloten op 20 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 23; proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 50-52.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 23-24; proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 50, 52, 54 en 71.
4.Een geschrift, te weten een akte van overlijden op naam van [slachtoffer] , p. 136 en proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 24.
5.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 52-53, 63, 65 en 71.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 110-111.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 114.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 121-122.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 90.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 104.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 128, 130-131.
12.Proces-verbaal bevindingen telefoongegevens, p. 196-197 en proces-verbaal van bevindingen, p. 126.
13.Een geschrift, te weten medische informatie ten aanzien van verdachte, p. 221.
14.Proces-verbaal bevindingen telefoongegevens, p. 195.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 187-188.
16.Proces-verbaal bevindingen telefoongegevens, p. 189-190 en 193.