ECLI:NL:RBGEL:2024:6968

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
05/182779-23, 01/048728-22; 05/157133-23 (gev. ttz.) en 05/193326-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling, diefstal en poging tot zware mishandeling

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2003 in Koeweit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor meerdere feiten, waaronder mishandeling, diefstal en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen van verschillende slachtoffers, waaronder mobiele telefoons en bankpassen, en heeft daarbij geweld gebruikt tegen een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychische toestand, en heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met betrekking tot zijn zussen, en is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan een van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/182779-23, 01/048728-22; 05/157133-23 (gev. ttz.) en 05/193326-20 (TUL)
Datum uitspraak : 14 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2003 in Koeweit ,
verblijvende aan de [adres 1] [postcode] in [plaats] .
Raadsvrouw: mr. R. Dijkstra, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 01/048728-22
1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 25 februari tot en met 26 februari 2022 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een GSM (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 1) en/of
een GSM (merk Apple), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 2) en/of
een GSM (merk Apple) en/of twee bankpassen en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 3) en/of
een GSM (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 4) en/of
een GSM (merk Apple), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 5) en/of
een GSM (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n)(zaak 6) en/of
een GSM (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 7) en/of
een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 9), (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen of op omstreeks 26 februari 2022 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 1] ) en/of
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 2] ) en/of
een gsm en/of rijbewijs en/of (bank)pas(sen) (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 4] ) en/of
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 5] ) en/of
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 6] ) en/of
een gsm (toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of
een (bank)pas (toebehorende aan [slachtoffer 8] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
een GSM (Apple Iphone) en/of (een) bankpas(sen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 8) en/of
een portemonnee en een (aantal) bankpas(sen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 10) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelgen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 te Eindhoven en/of te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
een GSM en/of (een) bankpas(sen) (geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] )
en/of
een portemonnee en/of (een) bankpassen (geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
een hoeveelheid geld (ongeveer € 111,20), in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 3) en/of
een hoeveelheid geld (€ 40,-), in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 8) en/of
een hoeveelheid geld (ongeveer € 26,20), in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 9) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld, althans weg te nemen goed, (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van (op een of meer tijdstippen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022) gestolen bankpassen;
4
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een hoeveelheid geld (ongeveer € 60,-), in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 8) en/of
een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) (zaak 10) en/of heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld, althans weg te nemen goed, (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van (op een of meer tijdstippen in de periode van 25 februari 2022 tot en met 26 februari 2022) gestolen bankpassen;
5
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te [plaats] een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 21 maart 2022 te [plaats] [slachtoffer 11] heeft mishandeld door de hals van die [slachtoffer 11] vast te pakken en/of die hals dicht te knijpen en/of door (met een tot vuist gebalde hand) op/tegen de kaak, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 11] te slaan en/of te stompen;
onder parketnummer 05/157133-23
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, op/aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een rugtas, iPad, AirPods, Apple Pencil, oplader, accuboormachine, fietslamp, pet, t-shirt, een of meer (twee) brillen, en/of een doosje bonbons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te [plaats] , een rugtas, AirPods, accuboormachine en/of een of meer (twee) brillen, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
onder parketnummer 05/182779-23
1
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 13] opzettelijk van het leven te beroven, - meerdere malen, althans eenmaal, een klinker/kei/steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp, door het raam van een toilet en/of badkamer heeft gegooid, terwijl voornoemde [slachtoffer 13] zich (vlak) achter dat raam bevond, waardoor de klinker/kei/steen, althans het zware en/of harde voorwerp op/tegen de borst en/of het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 13] (aan) is gekomen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 13] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - meerdere malen, althans eenmaal, een klinker/kei/steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp, door het raam van een toilet en/of badkamer heeft gegooid, terwijl voornoemde [slachtoffer 13] zich (vlak) achter dat raam bevond, waardoor de klinker/kei/steen, althans het zware en/of harde voorwerp op/tegen de borst en/of het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 13] (aan) is gekomen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te [plaats] [slachtoffer 13] heeft mishandeld door:
- meerdere malen, althans eenmaal, een klinker/kei/steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp, door het raam van een toilet en/of badkamer te gooien, terwijl voornoemde [slachtoffer 13] zich (vlak) achter dat raam bevond, waardoor de klinker/kei/steen, althans het zware en/of harde voorwerp op/tegen de borst en/of het hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 13] (aan) is gekomen;
2
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te [plaats] [slachtoffer 13] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 13] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder parketnummer 01/048728-22 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (primair) ten laste gelegde diefstal in vereniging. Verdachte en de medeverdachte zijn samen aangehouden en er is sprake van een korte tijdspanne. De officier van justitie heeft gesteld dat de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten ook wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Uit de verklaring van getuigen volgt namelijk dat verdachte de fiets van aangeefster op slot heeft gezet met een slot dat niet van aangeefster was en dat hij aangeefster vervolgens mishandelde.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 05/157133-23 ten laste gelegde gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de onder 05/182779-23 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kan worden dat sprake was van bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans op de dood. Wel kan bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder parketnummer 01/048728-22 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde diefstallen. Ten aanzien van de onder deze feiten subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit, omdat geen sprake is van een voltooide diefstal. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder parketnummer 05/157133-23 bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat de door getuigen omschreven kleding niet geheel overeenkomt met verdachte en er dus onvoldoende aanwijzingen zijn dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de woning is ingeslopen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 05/182779-23 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken omdat hij niet bewust de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden heeft aanvaard. Zij heeft bepleit dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit omdat het opzet van verdachte gericht was op het openen van de deur en hij niet wist dat het slachtoffer zich daarachter bevond. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 01/048728-22
-
Vrijspraak feiten 1 en 2
Feiten 1 en 2 primair
Primair is verdachte onder deze feiten ten laste gelegd dat hij goederen van genoemde aangevers (in vereniging met één of meer anderen) heeft weggenomen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier worden afgeleid dat de telefoon van [slachtoffer 1] is weggenomen, echter kan niet worden vastgesteld dat verdachte de diefstal heeft gepleegd of dat hij als medepleger betrokken was bij deze diefstal. Uit het dossier volgt namelijk niet hoe de telefoon van [slachtoffer 1] is gestolen en of verdachte daar een rol bij heeft gehad. Daardoor kan ook niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Dat [slachtoffer 1] door verdachte en medeverdachte omhoog zou zijn geholpen toen zij op wilde staan en de telefoon van [slachtoffer 1] korte tijd nadat zij hem kwijt was bij de medeverdachte is aangetroffen, is daarvoor onvoldoende.
Uit de verklaringen van de overige aangevers volgt verder niet dat deze telefoon(s) en/of bankpas(sen) überhaupt zijn gestolen, laat staan door wie. Gelet op de verklaringen van deze aangevers kan het namelijk ook zijn dat zij deze spullen zijn verloren.
De rechtbank zal verdachte om deze redenen dan ook vrijspreken van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Feiten 1 en 2 subsidiair
Subsidiair is verdachte onder deze feiten opzet- dan wel schuldhelding van de telefoon(s) en/of bankpas(sen) ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de delictsomschrijving van artikel 416 en artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht eisen dat het goed ten aanzien waarvan wordt geheeld, afkomstig dient te zijn van een voorafgaand misdrijf, zoals bijvoorbeeld diefstal. Zoals reeds overwogen kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de telefoon van [slachtoffer 1] is weggenomen, maar die telefoon werd niet onder verdachte aangetroffen. Uit het dossier volgt niet dat verdachte deze telefoon voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van de overige aangevers niet volgt dat de telefoon(s) en/of bankpas(sen) zijn gestolen, zodat niet bewezen kan worden dat de goederen die verdachte onder zich had door misdrijf zijn verkregen.
De rechtbank zal verdachte om deze redenen dan ook vrijspreken van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
-
Vrijspraak feiten 3 en 4
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er geld is weggenomen van meerdere aangevers.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte, al dan niet als medepleger, betrokken was bij de pintransacties met de bankpassen van de aangevers. Niet kan namelijk worden vastgesteld dat verdachte de geldbedragen heeft weggenomen en evenmin staat vast dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander om de geldbedragen weg te nemen. De rechtbank zal verdachte om deze reden dan ook vrijspreken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
-
Feiten 5 en 6 [1]
Vrijspraak feit 5
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de fiets van aangeefster heeft weggenomen. De rechtbank stelt voorop dat voor ‘wegneming’ beslissend is dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden.
Uit het dossier volgt dat de fiets van aangeefster niet meer stond op de plek waar aangeefster haar fiets had neergezet. De fiets is dus verplaatst, maar daar volgt niet uit dat verdachte dat heeft gedaan. Aangeefster heeft verklaard dat ze haar fiets daarna in een steegje zag staan. Verdachte stond bij haar fiets en deed een hangslot om haar fiets. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte ‘bezig was om de fiets met een sleutel op slot te zetten.’
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat het verdachte was die de fiets heeft verplaatst en daarmee de fiets heeft weggenomen. Dat verdachte, nadat de fiets van aangeefster was verplaatst, bij de fiets van aangeefster stond en met een slot bezig was, is daarvoor onvoldoende.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder feit 5 ten laste gelegde feit.
Feit 6
Aangeefster [slachtoffer 11] heeft verklaard dat zij op 21 maart 2022 zag dat haar fiets weg was en daarop liep ze een rondje met [getuige 1] [de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 1] ]. Haar fiets stond nu in het [adres 3] . Er stond een man van ongeveer twintig jaar, die een groene jas en zwarte schoenen droeg, bij haar fiets en hij deed een hangslot om haar fiets. [slachtoffer 11] zei tegen de man dat hij haar fiets los moest maken en hij zei dat het zijn fiets was. [slachtoffer 11] rende weg om hulp te halen en liep met een omstander weer terug. De man gaf toen zijn paspoort aan [slachtoffer 11] en dat stopte ze in haar zak. De sleutel van haar fiets paste in haar slot [de rechtbank begrijpt: het slot van de fiets waar de man bij stond]. De man kwam toen naar haar toe en deed zijn arm om haar nek. De man spande zijn arm aan en aangeefster kreeg daardoor bijna geen lucht. De man sloeg vervolgens met zijn vuist op de kaak van aangeefster en zij voelde direct pijn. Toen aangeefster hard ging schreeuwen ging de man weg. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij met aangeefster in het centrum van [plaats] was. De fiets van aangeefster was gestolen en ze troffen later in een doodlopend steegje deze fiets weer aan. Bij de fiets stond een man en hij was bezig om de fiets met een sleutel op slot te zetten. Ze spraken de man aan en hij zei dat de fiets van hem was en liet een sleutel zien die bij het hangslot hoorde. Hij gaf ook een paspoort aan getuige en aangeefster. Zij gaven het paspoort niet terug en de man sloeg aangeefster toen op haar kaak en vervolgens haalde getuige snel hulp van een mannelijke omstander. [3]
Getuige [getuige 2] liep in het centrum van [plaats] en werd daar aangesproken door twee meisjes. De meisjes klonken in paniek en hun fiets zou gestolen zijn. Getuige liep met de meisjes het [adres 3] in en zag een fiets staan waar een man bij stond. De man liep de steeg uit en kwam even later terug. Hij riep dat hij zijn paspoort terug wilde en pakte het meisje dat bij haar fiets stond hardhandig vast. De man deed zijn armen om het meisje zodat ze niet weg kon. Getuige heeft de man toen van het meisje losgetrokken en weggeduwd. [4] De politie trof onder aangeefster het paspoort van verdachte aan. Verdachte werd aangehouden en bevestigde dat hij zijn paspoort bij aangeefster had achtergelaten. [5]
Verdachte heeft verklaard dat er een meisje naar hem kwam die tegen hem zei dat hij haar fiets op slot had gedaan.
De verklaring van aangeefster, inhoudende dat verdachte een arm om haar nek deed, zijn arm daarop aanspande waardoor zij bijna geen lucht meer kreeg en haar daarna met zijn vuist op haar kaak sloeg, vindt steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Parketnummer 05-157133-23 [6]
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 12] heeft verklaard dat hij op 24 juni 2023 rond 11:15 uur bij zijn tante op het adres [adres 2] in [plaats] kwam. Deze woning betreft een flatwoning en de woning is alleen bereikbaar via de ingang bij het portiek. Bij de entree moet aangebeld worden en dan kan iemand [de rechtbank begrijpt: een bewoner] de deur openen. Aangever zette zijn tas in de gang en de voordeur liet hij op een kier staan. Toen aangever rond 13:15 uur weg wilde gaan zag hij dat zijn tas weg was. De tas betrof een donkergroene/zwarte rugtas. In de rugtas zaten de volgende goederen: een T-shirt, een pet van het merk Nike, een accuboor, een zonnebril, een leesbril, een doosje bonbons, een iPad, Airpods en een Apple Pencil. Later bleek dat zijn iPhone lader met snoer en een fietslamp ook in de tas zaten die weg was. Via de applicatie 'Find my iPhone' traceerde aangever de iPad. Hij zag dat de iPad op de [adres 1] ter hoogte van nummer [adres 1] in [plaats] was. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 24 juni 2023 werd gebeld door een jongen die hij kent als [verdachte] . Deze jongen is ongeveer twintig jaar oud. [verdachte] vroeg of getuige thuis was en ongeveer vijf minuten later stond hij bij de woning van getuige aan de [adres 4] in [plaats] . [verdachte] was ongeveer vijftien minuten binnen bij getuige en ging daarna weg. [verdachte] droeg een zwarte broek en een donkerblauw zomerjasje van het merk Lacoste met daarop twee witte strepen op de mouwen. [8]
Tijdens een buurtonderzoek in het seniorencomplex waar de diefstal plaats had gevonden heeft een bewoonster van het complex op 24 juni 2023 verklaard dat zij rond 13:00 uur een jongeman uit de woning van [getuige 3] [de rechtbank begrijpt: bovenvermelde getuige [getuige 3] ] kwam. Deze [getuige 3] woont precies twee verdiepingen lager. Deze jongen leek Turks of Marokkaans, of in ieder geval iemand uit het Midden-Oosten. De jongen was ongeveer twintig jaar oud, ongeveer 170 centimeter lang, had donker haar, droeg iets blauws en een grijze dan wel zwarte broek. De jongen had geen tas bij zich. De jongen liep naar boven en dat was vreemd omdat genoemde [getuige 3] beneden woont. Getuige [getuige 3] heeft vervolgens verklaard dat [verdachte] die dag rond 12:30 uur bij hem weg was gegaan. Deze [verdachte] komt uit Irak of Koeweit . Hij woont ongeveer vijf straten van getuige vandaan, op ongeveer vijf minuten lopen afstand. De verbalisant zag vervolgens via Google Maps dat het ouderlijk huis van [verdachte] op 650 meter loopafstand van de woning van getuige was. [verdachte] had bij zijn bezoek naast zijn telefoon geen andere spullen bij zich. [9]
De bewoonster van de woning aan de [adres 5] , die zich op de eerste verdieping bevindt, heeft op 24 juni 2023 verklaard dat rond 12:30 of 12:45 uur de voordeur open stond en ze toen een jongen bij de deur zag. Ze riep naar de jongen "wegwezen hier" en toen gooide hij een rugzak over de balustrade. De jongen liep vervolgens weg naar de centrale hal. De jongen was in het donker gekleed en was ongeveer drieëntwintig jaar oud. De bewoner van de woning aan de [adres 6] , die zich op de eerste verdieping bevindt, heeft op 24 juni 2023 verklaard dat hij rond het middaguur de buurvrouw van [adres 5] tegen iemand "wegwezen hier" hoorde zeggen. Hij zag toen een jongen richting de centrale hal lopen. Deze jongen had een Syrisch/Midden-Oosten uiterlijk, was ongeveer 175 centimeter lang, had een tenger postuur, was in het donker gekleed met blauw/donkergekleurde bovenkleding, was tussen de drieëntwintig en zesentwintig jaar oud en had zwart middelkort haar. [10]
Een verbalisant bekeek op 24 juni 2024 de kleding van verdachte die in het cellencomplex lag. Verdachte had een blauwe zomerjas van het merk Lacoste met een zwarte streep met 'Lacoste' op de borst en de mouwen. Hij had een zwarte broek met op de broekspijpen drie strepen in de kleuren rood, wit en blauw en op beide broekspijpen een Adidaslogo. [11]
Op 24 juni 2023 rond 13:24 uur kregen verbalisanten de melding dat er op de [adres 2] een insluiping plaats had gevonden. De aangever vertelde dat hij had gezien dat de iPad 'uitstraalde' op de [adres 1] in [plaats] . Verbalisanten gingen naar dit adres en zagen op de bank in de woning een groenkleurige rugtas liggen. In de woning was een vrouw aanwezig en kort daarna kwam haar man. De verbalisanten vertelden dat er een gestolen tas op de bank lag. De man vertelde toen dat verdachte deze tas eerder die dag op de bank had gezet. Eén van de zusjes [de rechtbank begrijpt: de zusjes van verdachte] vertelde dat de goederen, waarbij ze wees naar een boormachine en twee brillenhouders, ook door verdachte waren neergelegd en dat deze uit de tas kwamen. Verbalisanten troffen verdachte en hij gaf een aantal spullen uit de zakken van zijn kleding aan zijn vader, waaronder Apple Airpods. [12] Op 24 juni 2023 kwam aangever bij het politiebureau en hij liet aan een verbalisant zien dat zijn telefoon automatisch verbinding maakte met de Airpods die bij verdachte waren aangetroffen. Aangever pakte de Airpods uit het doosje en op zijn telefoon verscheen de tekst "verbonden, Airpods van [slachtoffer 12] ". [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van bovenvermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte degene is die de tas van aangever uit de woning aan de [adres 2] in [plaats] weg heeft genomen. De verklaring van de bewoners van de [adres 5] en [adres 6] komen wat betreft het opgegeven signalement van de jongen die in het seniorencomplex was (en die de tas over de balustrade gooide) in de kern overeen, terwijl [getuige 3] – die eveneens in dat complex woont – heeft verklaard dat verdachte kort daarvoor bij hem wegging en de door hem omschreven kleding in de kern overeenkomt met de door de voornoemde bewoners opgegeven- en de onder verdachte aangetroffen kleding. Daarnaast werden de Airpods van aangever onder verdachte aangetroffen.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat hij niet aan de [adres 4/5/6] in [plaats] is geweest en hij de Airpods een half jaar eerder via Marktplaats heeft gekocht dan ook terzijde en acht wettig en overtuigend het primair ten laste gelegde bewezen, te weten dat verdachte de goederen van aangever uit genoemde woning heeft weggenomen.
Parketnummer 05-182779-23 [14]
Feit 1
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer 13] heeft verklaard dat verdachte in haar kamer kwam en dat hij haar telefoon wilde hebben. [slachtoffer 13] gaf haar telefoon aan verdachte en later kwam verdachte weer terug. Er ontstond een discussie tussen verdachte en [slachtoffer 13] en verdachte was erg boos. [slachtoffer 13] rende vervolgens naar het toilet op de begane grond. Verdachte maakte toen met zijn vuist de ruit van het toilet kapot. [slachtoffer 13] rende daarna naar de badkamer op de eerste verdieping. Toen ze achter het raam [de rechtbank begrijpt: het raam in de deur van de badkamer] stond zag ze dat er een steen door het raam van de badkamer werd gegooid. Dit raam is niet doorzichtig. [slachtoffer 13] kreeg deze steen op haar borst en voelde pijn. Desgevraagd gaf ze aan waar de steen haar raakte en wees toen op het gedeelte van haar borst aan de bovenkant van het lichaam, recht onder haar hoofd. [15]
Getuige [getuige 4] , stiefmoeder van verdachte en [slachtoffer 13] , zag dat [slachtoffer 13] zichzelf opsloot in het toilet. Verdachte liep naar buiten, pakte daar een baksteen uit de voortuin en liep weer naar binnen. Verdachte maakte met de baksteen vervolgens het raam, die in de deur van het toilet zit, kapot. [slachtoffer 13] was op dat moment nog in het toilet, opende toen het toilet en rende de trap op. Verdachte rende achter haar aan, pakte de baksteen uit het toilet en nam deze mee naar boven. [slachtoffer 13] sloot zich op in de badkamer en verdachte gooide toen de baksteen door het raam die in de deur van de badkamer zat. [16]
De politie zag dat de ruit van de deur van de badkamer van zogenoemd melkglas was en dat deze ruit was vernield. Op de vloer van de overloop en in de doucheruimte lag glas. Op de vloer van de badkamer lag verder een deel van een steen en hiervan zitten foto’s in het dossier. [17] In het toilet lag een deel van een steen (straatklinker) op de vloer en ook van deze steen zitten foto’s in het dossier. [18] Een verbalisant relateert dat uit onderzoek is gebleken dat de door verdachte gebruikte steen van een stapel stenen, die in de voortuin stond, kwam. Naast de voordeur van de woning aan de [adres 1] stond een stapel soortgelijke stenen [de rechtbank begrijpt: stenen gelijk aan de delen van de steen die in de badkamer en de wc zijn gevonden]. Eén van de stenen van deze stapel werd gemeten en gewogen. De steen was 14,5 bij 14,5 bij 5,7 centimeter en had een gewicht van 2928 gram. [19]
Het letsel aan de hals bij [slachtoffer 13] werd als volgt beschreven:
Soort: kneuzing. Geringe onscherp begrensde roze huidverkleuring voorzijde hals, vage verticale streepvorming.” De [de rechtbank begrijpt: door [slachtoffer 13] ] gemelde toedacht, inhoudende dat zij met de vuist werd geslagen of een baksteen tegen haar borst kreeg, past mogelijk bij dit waargenomen letsel. [20]
Verdachte heeft verklaard dat hij een steen van de stapel stenen uit de voortuin pakte en daarmee de ruit van het toilet kapot maakte. [21]
Bewijsoverweging
Geweldshandelingen
De verklaring van [slachtoffer 13] , inhoudende dat verdachte een steen door de ruit van de badkamer gooide die tegen haar borst kwam, vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 4] én in de bevindingen van de politie en de letselrapportage. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij alleen de ruit van het toilet kapot maakte, kan niet de verklaringen van deze getuige, de bevindingen van de politie en de letselrapportage – die passen bij de door [slachtoffer 13] afgelegde verklaring – verklaren. De rechtbank gaat daarom aan de verklaring van verdachte voorbij en gaat uit van de lezing van aangeefster.
De rechtbank stelt daarom op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen vast dat verdachte een baksteen door de ruit van de badkamer gooide die vervolgens tegen de bovenzijde van haar borst kwam.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een baksteen of zwaar of hard voorwerp door het toiletraam heeft gegooid. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat verdachte het toiletraam kapot heeft gemaakt, maar niet dat dat is gebeurd door een steen of voorwerp van enige afstand door het toiletraam te gooien De rechtbank spreekt verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging partieel vrij. Dit laat onverlet dat, zoals hiervoor is overwogen, het gooien van een steen door het badkamerraam wel kan worden bewezen.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. Verdachte heeft ontkend dat het zijn bedoeling was om aangeefster van het leven te beroven. Het dossier bevat daartoe ook geen aanwijzingen. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood van aangeefster.
Het voorwaardelijk opzet op de dood kan evenwel bewezen worden geacht indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster door het gooien van een steendoor het badkamerraam waarachter aangeefster zich bevond zou komen te overlijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat met kracht tegen een hoofd gooien van een steen van aanzienlijke grootte en zwaarte kan leiden tot de dood van het slachtoffer. De vraag of de kans hierop als aanmerkelijk kan worden aangemerkt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer de kracht waarmee wordt gegooid, de grootte en het gewicht van de steen waarmee wordt gegooid en de plaats waar de steen terecht komt redengevend zijn.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat de omstandigheden zodanig waren dat bij het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 13] zou komen te overlijden. In de badkamer is slechts een deel van een steen aangetroffen terwijl de door de politie gewogen steen een hele steen betrof en die steen bijna drie kilo woog. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte met een steen met een grootte en gewicht van minstens de helft van een soortgelijke steen heeft gegooid. [22] De rechtbank komt gelet op voorgaande met betrekking tot de grootte en het gewicht van de steen, alsmede de plaats waar de steen terecht is gekomen, tot de conclusie dat voorwaardelijk opzet op de dood niet kan worden vastgesteld. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wel bewezen kan worden dat verdachte heeft geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt het met kracht door een deurraam gooien van een aanzienlijke steen naar algemene ervaringsregels wel een aanmerkelijke kans mee op het intreden van zwaar lichamelijk letsel doordat de steen in/tegen het gezicht of oog kan komen. Verdachte heeft de steen gegooid terwijl hij, door het melkglas in de badkamerdeur, niet kon zien waar aangeefster zich ten opzichte van de badkamerdeur bevond. Daarmee heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster vlak achter de deur stond en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard, waarmee hij voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
[slachtoffer 13] heeft verklaard dat verdachte haar met zijn vuist op haar oog sloeg. [23]
Getuige [getuige 5] , de zus van verdachte, heeft bij de rechter- commissaris verklaard dat zij zag dat verdachte aangeefster een klap gaf tegen haar (rechter)wang. [24]
Getuige [getuige 4] , stiefmoeder van verdachte en [slachtoffer 13] , heeft verklaard dat zij ‘vanochtend’ [de rechtbank begrijpt in verband met de datum van verhoor: de ochtend van 21 juli 2023] hoorde dat haar dochter [naam 1] riep "mama, mama, mama kom help, [verdachte] slaat [slachtoffer 13] !" [25]
In de ochtend van 21 juli 2023 kregen verbalisanten de opdracht om naar de [adres 1] in [plaats] te gaan omdat daar een ruzie in de woning gaande zou zijn. In de woning van de buren op nummer [adres 7] trof de politie [slachtoffer 13] aan. [slachtoffer 13] lag in de hal en had een opgezwollen jukbeen. Haar kleding zat onder de bloedvlekken en ze had meerdere blauwe plekken in haar gezicht. [26]
Bij [slachtoffer 13] werd door een forensisch arts samengevat het navolgende letsel gezien. Er waren kneuzingen in het gelaat, met name rond het linker oog was een forse zwelling met enkele kleine huidbeschadigingen. [27] Het letsel aan het hoofd is als volgt nader beschreven:
“Soort: kneuzing. Zwelling linker gelaatshelft, met name rond linker oog. Onder het linker oog: onscherp begrensde licht blauwe verkleuring van de neus naar buiten lopend en naar de binnenste ooghoek richting boven ooglid. Naar buiten toe gaat de blauwverkleuring over in roze rode huidverkleuring. Centraal onder het oog een huidonderbreking. Wat roze vlekkerige huidverkleuring onder het oog naast de neus. Meerdere oppervlakkige kleine plekjes met korstvorming op de wang naast het linker oog en rand van linker neusgat.”
De [de rechtbank begrijpt: door [slachtoffer 13] ] gemelde toedacht, onder meer inhoudende dat zij in het gezicht werd geslagen, past goed bij het waargenomen letsel. [28]
Het letsel aan het hoofd werd verder als volgt beschreven: “Soort: kneuzing. Letsel 1: rechts net achter de haargrens ter hoogte van het slaapbeen een vage onscherp begrensde roodheid schemert door het haar. Letsel 2: onscherp begrensde roze rode verkleuring ter hoogte van rechter jukbeen. De [de rechtbank begrijpt: door [slachtoffer 13] ] gemelde toedacht, inhoudende dat zij in het gezicht werd geslagen, past goed bij het waargenomen letsel. [29]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van aangeefster, het tegen haar gezicht/hoofd slaan, wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 01-048728-22 onder 6, het onder parketnummer 05-157133-23 primair, het onder parketnummer 05-182779-23 onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 01-048728-22
6
hij op
of omstreeks21 maart 2022 te [plaats] [slachtoffer 11] heeft mishandeld door de hals van die [slachtoffer 11] vast te pakken en
/ofdie hals dicht te knijpen en
/ofdoor
(met een tot vuist gebalde hand
)op/tegen de kaak
, in elk geval tegen het lichaamvan die [slachtoffer 11] te slaan
en/of te stompen;
onder parketnummer 05-157133-23 (primair)
hij op
of omstreeks24 juni 2023 te [plaats] , in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,
op/aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een rugtas, iPad, AirPods, Apple Pencil, oplader, accuboormachine, fietslamp, pet, t-shirt, een of meer
(twee
)brillen, en/of een doosje bonbons
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer 12] , in elk gevalaan een ander toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder parketnummer 05-182779-23
1 (subsidiair)
hij op
of omstreeks21 juli 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 13] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen, althans eenmaal,een
klinker/kei/steen
, althans een zwaar en/of hard voorwerp,door het raam van een
toilet en/ofbadkamer heeft gegooid, terwijl voornoemde [slachtoffer 13] zich
(vlak
)achter dat raam bevond, waardoor de
klinker/kei/steen
, althans het zware en/of harde voorwerpop/tegen de borst
en/of het hoofd, althans het lichaamvan voornoemde [slachtoffer 13]
(aan
)is gekomen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
2
hij op
of omstreeks21 juli 2023 te [plaats] [slachtoffer 13] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 13]
een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd
, althans op/tegen het lichaamte slaan
en/of te stompen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 01/048728-22
feit 6:
mishandeling
onder parketnummer 05/157133-23 primair
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt
onder parketnummer 05/182779-23
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling
feit 2:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van gelijke duur als de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met zijn beide zussen, en met een hechtenis van een week per overtreding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met zijn persoonlijkheid. Zij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met betrekking tot de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft zij naar voren gebracht dat kan worden volstaan met 90 dagen. Een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is niet nodig, want verdachte wil geen contact met zijn zussen, maar de raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn zus mishandeld en geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van een hem onbekend 12-jarig meisje op straat en aan een insluiping in een woning.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte de afgelopen jaren onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere diefstallen.
Over verdachte zijn meerdere rapporten uitgebracht. De psychiater heeft in een rapport van 15 april 2024 geconcludeerd dat verdachte een zwakbegaafde jongeman is met een stoornis in het gebruik van cannabis en acculturatieproblemen. Daarbij is er sprake van beperkte copingmechanismen. Verdachte vertoont ook enkele antisociale kenmerken. De stoornis en de beperkte copingvaardigheden waren er ook ten tijde van het ten laste gelegde en uit de aard van de stoornis, is het aannemelijk dat zij in enige mate hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde. Over de precieze aard van deze doorwerking kan echter geen uitspraak worden gedaan. De psychiater heeft geadviseerd vanuit een klinische setting te werken aan doelen op gebied van wonen en werken, zelfstandigheid en verslaving en beter leren omgaan met stress, teleurstellingen, emoties en impulsen.
Ook de psycholoog heeft in een rapport van 16 april 2024 geconcludeerd dat verdachte functioneert op een zwakbegaafd niveau. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en van acculturatieproblematiek. Omdat er bij verdachte duidelijke beperkingen aanwezig zijn als gevolg van de geconstateerde problematiek, is het aannemelijk dat deze beperkingen in ieder geval in enige mate een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde vernieling en de poging tot doodslag. Volgens de psycholoog komen er veel risicofactoren voor gewelddadig gedrag naar voren en staan daar weinig beschermende factoren tegenover. Het vermogen van verdachte om met stress om te gaan en hevige emoties te reguleren is beperkt. Als hij situaties niet overziet, heeft hij de neiging om zichzelf te overschreeuwen en zich verbaal boos te uiten. De kans dat hij in zijn boosheid uiteindelijk ook over kan gaan tot fysiek agressief gedrag schat rapporteur op de wat langere termijn als matig-hoog in. Dit risico kan verminderd worden als er voldoende ondersteuning en toezicht aanwezig is. Geadviseerd wordt om verdachte te laten starten met een klinische opname in een FPA en van daaruit toe te werken naar plaatsing in beschermd wonen in combinatie met ambulante hulpverlening.
In het meest recente rapport van de reclassering, dat van 17 augustus 2024, is geadviseerd een
(deels) voorwaardelijke straf op te leggen met enkele bijzondere voorwaarden. Een klinische behandeling blijft geïndiceerd. Maar dit blijkt niet realiseerbaar door de weigerachtige opstelling en houding van verdachte.
De rechtbank heeft minder feiten bewezen geacht dan waar de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis van uit is gegaan. Toch vindt de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Verdachte hoeft nu niet meer terug naar de gevangenis, maar met name de ernst van de feiten gericht tegen zijn zus en de omstandigheid dat verdachte al veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, maken dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een andere straf op te leggen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden. Hoewel de rechtbank het van groot belang vindt dat verdachte wordt behandeld en dit volgens de deskundigen zou moeten gebeuren in een klinische setting, zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden opleggen omdat de rechtbank van oordeel is dat dit geen zin heeft gelet op de houding van verdachte. De reclassering heeft namelijk beschreven dat verdachte meerdere keren is gerecidiveerd binnen een lopend toezicht (bij de jeugdreclassering) en opgelegde proeftijden. Hij heeft een poging ondernomen om tijdens een ziekenhuisopname te ontsnappen. In combinatie met het verloop van eerdere trajecten, zijn weigerachtige opstelling ten aanzien klinische behandeling en de weerstand tegen begeleiding door ECS, schat de reclassering de kans op het onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Ook gelet op de houding van verdachte ter zitting, waar hij onder meer heeft verklaard dat hij tijd in een kliniek verloren tijd vindt, volstaat de rechtbank met het enkel verbinden van de algemene voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel. Aangezien het opleggen van bijzondere voorwaarden geen zin heeft, is het opleggen van een forse gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk met een flinke proeftijd nodig voor recidivebeperking. De proeftijd zal daarom drie jaar bedragen.
De rechtbank zal daarnaast de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Die maatregel zal inhouden dat verdachte gedurende een periode van drie jaar op geen enkele manier contact mag zoeken en hebben met zijn twee zussen [slachtoffer 13] (geboren [geboortedag 2] 2004) en [naam 1] (geboren [geboortedag 3] 2005). Voor iedere overtreding kan hij een week in hechtenis worden genomen, met een maximale duur van zes maanden. De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren. Ondanks dat de rechtbank beseft dat dit een heftige maatregel is, acht zij deze maatregel wel nodig. Daarbij is van belang dat op zitting naar voren is gebracht dat verdachte vanuit het Huis van Bewaring heeft geprobeerd contact te zoeken met een van beide zussen en dat de mogelijke schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte de reden zou zijn geweest dat zijn beide zussen uit huis zijn vertrokken. Gelet op deze informatie wordt naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het wettelijke criterium, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon/personen.

8.De beoordeling van het beslag

De raadsvrouw heeft verzocht de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggeven OV-chipkaart, iPhone (in de zaak met parketnummer 05/182779-23) en het geldbedrag van
€ 175,- (in de zaak met parketnummer 01/048728-22) aan verdachte terug te geven.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen teruggave van de € 175,-.
De rechtbank zal de teruggave van de in beslag genomen € 175,- (voorwerpnummer PL2100-2022039833-1905605) aan verdachte gelasten omdat verdachte van de onder dit parketnummer ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken en geen strafvorderlijk belang zich tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de teruggave van de in beslag genomen iPhone (voorwerpnummer PLO600-2023334297-28) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Omdat de onder verdachte in beslag genomen OV-chipkaart (voorwerpnummer PL0600-2023334297-3021843) niet op naam staat van verdachte, maar op naam van [naam 2] , zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende (te weten deze [naam 2] ) gelasten.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 01/048728-22
De rechtbank zal omwille van de leesbaarheid eerst de vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en van de [slachtoffer 3] behandelen.
Vordering D. [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder parketnummer
01/048728-22 onder 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 21,28 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor een bedrag van € 9,88, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kosten.
Vordering [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met het onder parketnummer
01/048728-22 onder 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 482,53 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld de kosten van de aanschaf
van de nieuwe telefoon geen redelijke kosten ter voorkoming van schade, als bedoeld in artikel 6:96, tweede lid, onder a van het Burgerlijke Wetboek, zijn.
Vordering [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het onder parketnummer
01/048728-22 onder 1 en onder 3 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 49,50 aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor een bedrag van € 49,50, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het deel aan immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kosten van de vervangende bankpassen en het rijbewijs. De immateriële schade dient te worden afgewezen omdat deze niet nader is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de bedoelde feiten komt, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft in verband met het onder parketnummer 01/048728-22 onder 5 en 6 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 300,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Op het voegingsformulier onder ‘omschrijving immateriële schade’ staat onder meer geschreven dat de kaak van benadeelde partij blauw en opgezwollen was en dat zij meerdere dagen niet kon kauwen. Er is hier geen schadebedrag vermeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daarbij gesteld dat de rechtbank de hoogte van het schadebedrag dient te schatten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de schade niet is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder feit 5 ten laste gelegde komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering van de schade met betrekking tot haar fiets. De rechtbank constateert dat in het voegingsformulier geen vordering van immateriële kosten is gedaan. Het letsel is kort beschreven, maar nadere onderbouwing en de vordering van een schadebedrag ontbreekt. De rechtbank overweegt in dit kader dat zij de rechtsgrond kan aanvullen, maar dat zij niet in dit voegingsformulier een vordering van immateriële schade kan zien, vervolgens het schadebedrag kan schatten en aldus een schadebedrag boven het door benadeelde partij gevorderde kan bedrag toewijzen.
Parketnummer 05-157133-23 (benadeelde partij [slachtoffer 12] )
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in verband met het onder parketnummer 05/157133-23 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 249,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat de iPad en de Apple Pencil eigendom zijn van de werkgever van de benadeelde partij en de vordering van de kosten voor de overige goederen onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op de standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen om de volgende redenen. Uit het procesdossier volgt namelijk dat de tas, de Airpods, de iPad, de brillen en de boormachine aan aangever zijn geretourneerd. Ten aanzien van de fietslamp, de Nike pet, het H&M shirt en de iPhone lader en het snoer geldt dat de vordering onvoldoende is onderbouwd nu geen nadere stukken zijn overgelegd.
Overweging van de rechtbank
iPad en Apple Pencil
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 700,- gevorderd in verband met schade die bij de diefstal is ontstaan doordat de iPad en een Apple Pencil van zijn werkgever zijn weggenomen. De vordering is op dit punt onderbouwd met een uitgifteformulier voor de iPad en een (bevestiging van een) aanvraag van de Apple Pencil. Uit de vordering en de bijbehorende bijlagen blijkt dat deze goederen eigendom zijn van de werkgever van de benadeelde partij. [slachtoffer 12] is daarom niet de benadeelde partij ten aanzien van deze goederen en niet blijkt dat hij namens zijn werkgever is gemachtigd om de vordering in te dienen ofwel dat de werkgever een vordering heeft ingediend. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van deze kosten.
Axa fietslamp, Nike pet, H&M shirt en iPhone oplader met snoer
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 110,- gevorderd in verband met schade die bij de diefstal is ontstaan doordat zijn bovenvermelde goederen, die in de tas zaten, zijn weggenomen. Uit het procesdossier volgt dat de tas en een deel van de goederen die in de tas zaten in de woning waar verdachte verbleef werden aangetroffen. De Airpods van aangever werden onder verdachte zelf aangetroffen. Uit de aangifte blijkt dat bovenvermelde goederen in de tas van aangever zaten en uit het dossier blijkt niet dat deze goederen terug zijn gevonden en/of geretourneerd. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot toekenning van schadevergoeding ten aanzien van deze weggenomen goederen kan worden toegewezen, in totaal voor een bedrag van € 110,-. Verdachte is vanaf 24 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen twee dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/193326-20)

Verdachte is op 20 december 2020 door de politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 80 dagen, met een proeftijd van twee jaar.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van deze straf moet worden afgewezen.
Ook de rechtbank vindt de tenuitvoerlegging van deze straf niet opportuun en zal daarom de vordering afwijzen.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 63, 300, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van onder parketnummer 05/048728-22 onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 05/182779-23 onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende een periode van drie jaar op geen enkele manier contact mag zoeken en hebben met zijn twee zussen [slachtoffer 13] (geboren [geboortedag 2] 2004) en [naam 1] (geboren [geboortedag 3] 2005), voor zover bekend allebei verblijvend in Koeweit . Voor iedere overtreding kan hij een week in hechtenis worden genomen, met een maximale duur van zes maanden;
 beveelt dat vervangende hechtenis van een week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 175,- (voorwerpnummer PL2100-2022039833-1905605) en de iPhone (voorwerpnummer PLO600-2023334297-28) aan verdachte;
 gelast de teruggave van de OV-chipkaart (voorwerpnummer PL0600-2023334297-3021843) aan de rechthebbende;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële en immateriële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit onder parketnummer 05/157133-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] van € 110,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 12] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 12] , een bedrag te betalen van € 110,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 05/182779-23;
 wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 80 dagen jeugddetentie (parketnummer 05/193326-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. A.T.G. van Wandelen en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel en mr. M.C. Korevaar, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022125830, gesloten op 23 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 11] , p. 5-6.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 12.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 9.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023287170, gesloten op 12 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 12] , p. 6-7 en proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 12-13.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R023056, gesloten op 18 augustus 2023, het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 13] bij de rechter-commissaris en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 13] bij de rechter-commissaris op 4 april 2024, p. 2-4.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 43-44.
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 85 en de bijbehorende bijlage met foto’s op p. 89, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen, p. 13 en p. 105.
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 61-62 en de bijbehorende bijlage met foto’s op p. 70 en 79, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen, p. 105.
19.proces-verbaal van bevindingen, p. 105-106.
20.Letselrapportage forensische geneeskunde GGD, p. 97.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 mei 2024.
22.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende foto’s van de bijlage op p. 70, 79 en 89, gezien in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen, p. 105-106 met bijbehorende foto’s.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 13] bij de rechter-commissaris op 4 april 2024, p. 2-4.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 4 april 2024, p. 2.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 43-44.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-14.
27.Letselrapportage forensische geneeskunde GGD, p. 90-91.
28.Letselrapportage forensische geneeskunde GGD, p. 92.
29.Letselrapportage forensische geneeskunde GGD, p. 95.