Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie 1] ,
2.
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie 2],
1.[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] ,
2.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2],
1.De procedure
- de brief van 16 augustus 2024 van [gedaagden] met productie 14
- de spreekaantekeningen van [eisers]
2.De feiten
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle bijbehorende rechten en aanspraken, en zichtbare en onzichtbare gebreken (...).
Verkoper heeft de onroerende zaak laatstelijk gebruikt alsmanege en weiland, hetgeen partijen beschouwen als het normale gebruik. Voor zover koper voornemens is de onroerende zaak te gebruiken in afwijking van het normale gebruik, dient, koper voor zijn rekening en risico voor de benodigde vergunningen, ontheffingen en dergelijke zorg te dragen.Verkoper heeft de tijdelijke vergunning aangevraagd.
Aan verkoper is niet bekendof dat de onroerende zaak verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het in artikel 6.3 omschreven gebruik of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van de onroerende zaak dan wel het nemen van andere maatregelen”.
Aan verkoper en koper is bekend dat in de onroerende zaak asbestverdachte materialen zijn verwerkt.
5. Verontreinigingen” op de vraag of bekend is of er puin of ander afval in de grond is gestopt, “
nee” geantwoord en daar is met de hand bijgeschreven “
misschien puin”. Verder is op de vraag of bekend is of er in het pand (en/of op of in een bijgebouw) eterniet of asbest aanwezig is geen antwoord ja of nee gegeven, en is op de aanvullende vraag “
Zo ja, kunt u aangeven waar dit aanwezig is?” geantwoord (handgeschreven) “
op de daken asbestbeplating”.
Vragenlijst voor de verkoop van panden en weilanden”, die is gedateerd op 22 januari 2020 . In deze vragenlijst is onder het kopje “
9. Verontreinigingen” op de vraag of de grond voor zover bekend verontreinigd is, “
nee” geantwoord. Verder is de vraag of bekend is of er puin of ander afval in de grond is gestopt met “
nee” beantwoord en is daarbij (met de hand) geschreven “
buiten parkeerplaats”.
Daarnaast is ons in de gesprekken van de afgelopen tijd, het een en ander opgevallen wat ons niet lekker zit. Het blijkt dat de [gedaagden] bewust verontreinigingen in en om de gebouwen verzwegen heeft bij het sluiten van de koopovereenkomst. De [gedaagden] heeft in de leveringsakte echter aangegeven niet bekend te zijn met verontreinigingen in de onroerende zaak. Het gaat hierbij om de volgende verontreinigingen:
Buitenterrein” en “
Inpandig zuid”) niet voldoen aan de verwachte kwaliteit. Ook is in het e-mailbericht het volgende medegedeeld:
Met dit indicatief bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgelegd. De bodemkwaliteit voldoet niet geheel aan de verwachte kwaliteit. (...)
5.2 Conclusie en aanbevelingen
Met dit aanvullend bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgelegd. De bodemkwaliteit voldoet niet aan de verwachte kwaliteit. In zowel de boven- als ondergrond (tot 1m -mv) ter plaatse van de deellocatie C (inpandig zuid) is klasse ‘NT’ aangetroffen. In de bovengrond (tot 0,5 m -mv) ter plaatse van deellocatie D (grindverharding noord en E (grindverharding zuid) is eveneens klasse ‘NT’ aangetroffen.
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat circa (D) 240 m³ (600 m²) en (E) 63 m³ (140 m²) grond sterk verontreinigd is met nikkel en circa (C) 1,8 m³ (10 m²) grond sterk verontreinigd is met koper.
Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging (meer dan 25 m³ verontreinigde grond).
De verontreinigingssituatie is op onderhavig perceel zowel horizontaal als verticaal niet volledig afgeperkt.
In onderhavig onderzoek is grondwateronderzoek uitgevoerd.
Hoogst waarschijnlijk zijn de verontreinigde stoffen zoals minerale olie ook na 1987 in de bodem gekomen en is er een zorgplicht (artikel 13 Wbb) is van toepassing.
(...)
Op basis van alleen al de informatie die online en mondeling door ons aanvullend is verkregen lijkt het vooronderzoek van het aanvullend onderzoek niet volledig.
Vroegere activiteiten en de plaats ervan zijn niet meegenomen in het historisch onderzoek. (schietbaan e.d.)
Er wordt niets vermeld over het effect dat de activiteiten van [betrokkene 1] (in werking sinds 3 jaar voor moment van bodemonderzoek) kunnen hebben of hebben gehad op de bodem en de gestelde conclusies, naar aanleiding van het uitgevoerde bodemonderzoek.
Er is geen volledig onderzoek uitgevoerd volgens de norm.
- Geen volledig vooronderzoek volgens de NEN5725 volgens de rapportage.
- Geen grondwateronderzoek volgens de rapportage, zonder een verklaring waarom.
- (...)
O.a. door de eerder genoemde punten kan er geen vaststelling in het kader van de Wbb plaatsvinden of er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. Omdat een deel van de voorinformatie ontbreekt of onvolledig of onjuist is. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat sprake is van een verontreiniging. Ook kan niet met zekerheid de omvang, concentratie, de afperking en het moment van ontstaan worden vastgesteld.
Tevens kunnen de onvolledige gegevens (ook aangegeven in zowel het rapport van [betrokkene 5] als in de kostenraming van NTP) niet dienen als basis voor een saneringsbegroting nog los van het feit of er wettelijk sprake is van een verontreiniging en wie daarvoor verantwoordelijk is.
Er wordt in de rapportages steeds gesproken over een uitgevoerd (voor)onderzoek op [adres] terwijl dit [adres] moet zijn. De brief van de Omgevingsdienst Achterhoek heeft echter wel betrekking op [adres] waar zich de dieseltank bevind.
Op basis van de boorstaten en foto’s is er twijfel of het wel juist is om uit te gaan van de in Wbb gebezigde term “bodem”. Het is namelijk bodem tot een aandeel van maximaal 50 gewichtsprocenten aan bodemvreemd materiaal. Is dit meer? Dan is het geen bodem in de juridische zin van de Wbb. Hierdoor zou er geen juridische basis voor de bodemverontreiniging aanwezig kunnen zijn in het kader van de Wbb.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
16 oktober 2024.