ECLI:NL:RBGEL:2024:6949

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/961
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Eiser had op 18 februari 2023 verzocht om openbaarmaking van documenten waarin hij als veelschrijver en Wob-misbruiker werd aangeduid. Het college heeft op 6 oktober 2023 besloten tot openbaarmaking van bepaalde documenten, maar eiser was van mening dat er meer documenten onder het Woo-verzoek zouden moeten vallen. Het college heeft in zijn verweerschrift gesteld dat er geen andere documenten zijn dan die welke reeds zijn verstrekt. De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de stelling van het college dat het niet over meer stukken beschikt, niet ongeloofwaardig is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten onder het college berusten die onder het Woo-verzoek vallen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/961

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van3 oktober 2024

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

(gemachtigden: mr. H. Kuhnen en mr. A. Ok).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Eiser heeft op 18 februari 2023 verzocht om openbaarmaking van alle documenten waarin staat dat eiser een veelschrijver en Wob [1] -misbruiker zou zijn. In het besluit van
6 oktober 2023 heeft het college naar aanleiding van een Woo-verzoek besloten tot openbaarmaking van de door eiser verzochte documenten. Met het bestreden besluit van
16 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven, omdat geen andere documenten zijn aangetroffen dan de documenten die eiser met besluit van 6 oktober 2023 heeft ontvangen.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 16 januari 2024 op 3 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser over de openbaarmaking van informatie op grond van de Woo. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Daaraan voorafgaand beoordeelt de rechtbank of eiser procesbelang heeft. Wat onder procesbelang wordt verstaan, staat hierna onder 3.
2.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser procesbelang?
3. De rechtbank stelt voorop dat de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als de indiener van het beroep procesbelang heeft bij de uitkomst van de procedure. Er is sprake van procesbelang als het resultaat dat een indiener met het instellen van het beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor hem feitelijk betekenis kan hebben. [2] Met andere woorden, de indiener moet een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Ook kan een procesbelang worden aangenomen als sprake is van geleden schade door de besluitvorming van een bestuursorgaan. [3]
3.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat eiser geen procesbelang heeft bij de uitkomst van de beroepsprocedure. Eiser kan met zijn beroep niet bereiken wat hij wil bereiken, namelijk het ontvangen van documenten waarin wordt beslist dat hij een veelschrijver is. Het lijkt voor eiser een principekwestie te zijn dat hij bewijs wil ontvangen van het feit dat hij wordt aangeduid met de term ‘veelschrijver’. Er zijn geen andere documenten dan de documenten die eiser heeft ontvangen met het besluit van
6 oktober 2023. Het college is ook niet overgegaan tot het vormen van een veelschrijversdossier.
3.2.
Eiser heeft procesbelang bij de uitkomst van het beroep. Hij heeft namelijk aannemelijk gemaakt dat hij een actueel en reëel belang heeft bij de uitkomst van het beroep. Eiser wil met zijn beroep bereiken dat hij documenten ontvangt waarin wordt beslist dat hij een veelschrijver is. Eiser vermoedt dat er meer documenten bij het college aanwezig zijn dan de verstrekte documenten. Als er meer documenten zijn, kan eiser met zijn beroep bereiken dat het college deze documenten alsnog (al dan niet gedeeltelijk) openbaar moet maken.
Is de zoekslag van het college volledig?
4. Eiser stelt dat de zoekslag van het college onvolledig is omdat er meer documenten moeten zijn die onder het Woo-verzoek vallen. De gemeente Nijmegen stelt dat eiser een veelschrijver is, maar kan daarover geen documenten verstrekken. De verstrekte stukken bewijzen niet dat eiser een veelschrijver is. Eiser heeft ook nooit een officiële brief ontvangen waaruit blijkt dat hij is aangemerkt als veelschrijver. Verder heeft het college wel een collegevoorstel toegestuurd, maar stukken van de behandeling van het collegevoorstel zouden er niet zijn. Dat lijkt eiser onwaarschijnlijk.
4.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de zoekslag volledig is geweest omdat er niet meer documenten zijn dan de documenten die eiser heeft ontvangen bij het besluit van 6 oktober 2023. Uit die documenten kan niet met zoveel woorden worden afgeleid en/of bewezen dat eiser op dit moment nog steeds een zogenaamde veelschrijver is. Het college is niet overgegaan tot het vormen van een veelschrijversdossier door alle correspondentie van eiser te verzamelen. Voor zover het beroep van eiser zich richt op inhoudelijke onjuistheden in de openbaar gemaakte documenten, kan deze vraag bij de Woo geen rol spelen.
4.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [4]
4.3.
De beroepsgrond slaagt niet. De stelling van het college dat het niet over meer stukken beschikt dan dat het bij het besluit van 6 oktober 2023 heeft verstrekt, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig over. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten onder het college moeten berusten die onder het Woo-verzoek vallen. De enkele stelling van eiser dat er meer documenten moeten zijn over het collegevoorstel, is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat een besluit op grond van de Woo alleen kan zien op de gevraagde documenten in het Woo-verzoek. Als in het Woo-verzoek niet wordt gevraagd om bepaalde documenten, hoeft het college deze dus ook niet te verstrekken. Het Woo-verzoek kan op een later tijdstip ook niet worden uitgebreid. [5]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
5.1.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2024 door
mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr.L. Janssen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet openbaarheid van bestuur.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4044.
3.ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2846.
4.ABRvS 12 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2689.
5.ABRvS 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:556.