ECLI:NL:RBGEL:2024:6907

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
266500-23; 049700-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het doden van een schaap met gevangenisstraf en toewijzing van smartengeld

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het doden van een schaap. De verdachte, geboren in 1986 in Roemenië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd in afwezigheid veroordeeld. De tenlastelegging betrof het opzettelijk en wederrechtelijk doden van één of meer schapen in de periode van 3 juli 2020 tot en met 6 maart 2022, met als pleegplaatsen Wilp en Deventer. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-onderzoek dat de verdachte verbond aan de resten van een schaap dat op 4 juli 2020 was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een ander verantwoordelijk was voor het doden van het schaap van aangever [aangever 2]. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de eigenaren van het schaap. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 2] voor materiële schade en smartengeld, in totaal € 3.550,78, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] werd afgewezen wegens onvoldoende causaal verband. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/266500-23; 05/049700-19 (tul)
Datum uitspraak : 11 oktober 2024
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
5 februari 2024 en 27 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 3 juli 2020 tot en met 6 maart 2022 te Wilp en/of te Deventer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer dier(en), te weten één of meer scha(a)p(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een ander of anderen, te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] , heeft gedood.
De rechtbank merkt ten aanzien van de tenlastelegging het volgende op. De tenlastelegging is tijdens de zitting van de politierechter op 5 februari 2024 gewijzigd. De ten laste gelegde periode is verlengd (aanvang pleegperiode was 22 september 2020 en werd 3 juli 2020), de plaats Deventer is als pleegplaats toegevoegd en een naam van een van de benadeelden is weggehaald. Tijdens die zitting was verdachte niet aanwezig en de raadsman was niet gemachtigd. De gewijzigde tenlastelegging is niet aan verdachte betekend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in haar verdediging is geschaad. Indien de wijziging van de tenlastelegging wel zou zijn betekend, dan zou er een OM-betekening hebben plaatsgevonden en zou de gewijzigde tenlastelegging verdachte ook niet bereikt hebben. Verdachte staat immers vanaf 28 maart 2023 geregistreerd als “vertrokken onbekend waarheen”. Ook de oproeping voor de terechtzitting van 27 september 2024 is tevergeefs aangeboden op het laatst bekende adres van verdachte en vervolgens aan het OM betekend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het doden van tenminste één schaap in de periode tussen 3 en 4 juli 2020.
Beoordeling door de rechtbank
Vooraf
De rechtbank stelt voorop dat in de periode van februari 2020 tot en met maart 2022 in de plaatsen Aalten, Olst, Wilp, Deventer, Holten en Bathmen ongeveer zestien keer resten van schapen zijn aangetroffen in het weiland. Deze strafzaak concentreert zich op enkele gevallen in Wilp en Deventer, waarbij de verdenking op twee verdachten rust.
Doding schapen in de periode van 3 - 4 juli 2020
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij eigenaar is van meerdere schapen in een wei in Wilp. Hij heeft verklaard dat hij op 4 juli 2020 overblijfselen van vier geslachte schapen aantrof in de wei. Hij trof de ingewanden en vacht van de schapen aan. Hij had de schapen op 3 juli 2020 voor het laatst levend in de wei zien staan. [2]
De politie heeft op 4 juli 2020 forensisch onderzoek in de betreffende wei in Wilp verricht. Tijdens het onderzoek werden de resten van drie schapen aangetroffen. Er zijn monsters genomen van diverse schapenresten. Eén van deze monsters is veiliggesteld onder [SIN-nummer] . [3]
The Maastricht Forensic Institute heeft de monsters onderzocht. Op één poot van een schaap ( [SIN-nummer] ) is een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. De resultaten van het DNA-onderzoek zijn meer dan een miljoen keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd - verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij nooit in Wilp is geweest en niet weet hoe het kan dat haar DNA is aangetroffen op het schaap.
De rechtbank gaat voorbij aan de niet nader onderbouwde ontkenning van verdachte en overweegt als volgt. Op basis van bovenstaande bevindingen van het The Maastricht Forensic Institute en met inachtneming van de rest van het dossier trekt de rechtbank de conclusie dat het DNA van verdachte op één van de poten van een omstreeks 3 juli 2020 gedood schaap is aangetroffen. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op rechtstreekse betrokkenheid bij het doden van ten minste één schaap, temeer ook nu verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven die de verdenking kan wegnemen. Op grond van het feit dat er in het DNA-mengprofiel ook celmateriaal van een (onbekend gebleven) man is aangetroffen, kan ook worden vastgesteld dat er naast verdachte nog een persoon betrokken is geweest bij het doden van het schaap.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander op of omstreeks 3 juli 2020 schuldig heeft gemaakt aan het doden van één schaap van [aangever 2] . Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij het doden van meer schapen in de ten laste gelegde periode.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
één of meer tijdstippen in de periode vanof omstreeks3 juli 2020
tot en met 6 maart 2022te Wilp
en/of te Deventer, althans in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk
één of meer dier(en), te wetenéén
of meerscha
(a
)p
(en), dat
/diegeheel
of ten deletoebehoorde
(n)aan een ander
of anderen,te weten
[aangever 1] en/of[aangever 2] , heeft gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft (samen met een onbekend gebleven ander) een schaap geslacht. Zij heeft misbruik gemaakt van het makke schaap. Enkel de kop, ingewanden, vacht en poten zijn in het weiland achtergebleven. Het schaap is hoogstwaarschijnlijk niet verdoofd en het kan niet anders dan dat dit bij het schaap veel angst en pijn heeft veroorzaakt.
Naast het feit dat deze slachting op gruwelijke wijze heeft plaatsgevonden, heeft het gepleegde feit een grote impact gehad op de eigenaren van het dier, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring. Zij hebben de overblijfselen van het schaap aangetroffen dat volledig aan stukken was gescheurd. Dit was voor de eigenaren een traumatische ervaring en de beelden zijn moeilijk uit het geheugen weg te krijgen.
Verdachte heeft met deze daad geen enkel respect voor andermans eigendom en het leven van het dier getoond. Het veiligheidsgevoel van de eigenaren van het schaap is bovendien aangetast. Zij hebben ter zitting aangegeven dat zij niet meer alleen naar buiten durven, wanneer zij naar de wei met schapen gaan. De kinderen van de eigenaren durven niet meer in het weiland in een tent te slapen. Een dergelijke daad leidt bovendien tot grote verontwaardiging en gevoelens van afschuw en onrust in de maatschappij.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 augustus 2024. Hieruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld wegens diefstal. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij niet ter terechtzitting is verschenen. Verdachte is met de andere verdachte, haar echtgenoot, na de verhoren door de politie met de noorderzon vertrokken en heeft geen verantwoording afgelegd. Uit het onderzoek is verder weinig bekend geworden over de persoon van verdachte.
De straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders op het handelen van verdachte worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het doden van dieren kent de rechtbank geen oriëntatiepunten, maar gelet op de ernst van het feit vindt de rechtbank dat een forse gevangenisstraf als uitgangspunt dient te worden genomen. Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [aangever 2]
heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend, te weten € 3.450,78 aan materiële schade en € 6.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 1.050,00 waarde van 7 schapen (€ 150,00 per schaap);
  • € 1.278,97 camerabewaking;
  • € 103,26 kosten Rendac;
  • € 800,00 kosten opruimen kadavers;
  • € 194,00 verlofdag in verband met de zitting;
  • € 24,55 reiskosten in verband met de zitting.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.699,15 aan materiële schade. Dit betreft de waarde van één schaap, de camerabewaking, de kosten voor Rendac voor één incident, de kosten voor een verlofdag en de reiskosten naar de zitting. Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd. Voor zover de vordering wordt toegewezen wordt verzocht daarbij de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De post ‘waarde schapen’ zal worden toegewezen tot een bedrag van € 150,00, omdat de bewezenverklaring één schaap betreft. De posten ‘camerabewaking’, ‘kosten Rendac’, ‘kosten opruimen kadavers’, ‘verlofdag in verband met de zitting’ en ‘reiskosten in verband met de zitting’, zullen geheel worden toegewezen. De kosten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Samenvattend acht de rechtbank de volgende kosten toewijsbaar:
  • € 150,00 waarde schaap;
  • € 1.278,97 camerabewaking;
  • € 103,26 kosten Rendac;
  • € 800,00 kosten opruimen kadavers;
  • € 194,00 verlofdag in verband met de zitting;
  • € 24,55 reiskosten in verband met de zitting.
In totaal is dit een bedrag van € 2.550,78.
Smartengeld
Tot voor kort werden dieren juridisch beschouwd als een zaak en handelen in strijd met artikel 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk en wederrechtelijk doden van een dier dat aan een ander toebehoort) werd (en wordt nog steeds) gezien als een vermogensdelict, waardoor de eigenaar in zijn vermogen wordt aangetast, en dus financiële schade lijdt. In de rechtspraak wordt slechts sporadisch smartengeld toegekend wegens vermogensdelicten als diefstal of beschadiging en vernietiging van een voorwerp.
Sinds enige tijd zijn de maatschappelijke opvattingen over de ‘waarde’ van dieren echter gewijzigd. Dat heeft geresulteerd in invoering van de Wet Dieren op 1 januari 2013, waarin de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend: dieren hebben een eigenwaarde en zijn wezens met gevoel. In artikel 3:2a Burgerlijk Wetboek is bepaald dat dieren geen zaak zijn. Daarom moet volgens de rechtbank deze vordering met andere ogen worden bekeken dan de beschadiging van bijvoorbeeld een auto. Veel mensen zijn zeer gehecht aan hun huisdier en ziekte of overlijden brengt veel verdriet met zich mee. Schapen zijn voor de benadeelde partij en zijn gezin min of meer te vergelijken met huisdieren, ook al worden zij beroepsmatig gehouden. Met name de wijze waarop het schaap in deze zaak op brute wijze is gedood en het aantreffen van de restanten in de wei, heeft betrokkenen veel gedaan.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,00 vaststellen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 3 juli 2020 wettelijke rente over het totale toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding vanwege een incident in maart 2022. De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. Er bestaat onvoldoende causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade. Verdachte is immers niet veroordeeld voor het doden van de schapen van [aangever 1] .
De benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij Hirschler vordert een schadevergoeding vanwege diefstal van een SD-card en een wildcamera. Diefstal van deze goederen is niet ten laste gelegd en verdachte is hier niet voor veroordeeld, waardoor niet is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/049700-19)

De politierechter heeft verdachte op 6 juni 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd liep tot 19 juni 2021.
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 december 2023 de tenuitvoerlegging van de straf gevorderd.
Hoewel het feit is gepleegd binnen een lopende proeftijd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen de afloop van de proeftijd en het moment van indienen van de vordering, de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 2.550,78 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 2] , een bedrag te betalen van € 2.550,78 aan materiële schade en
€ 1.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
 verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;

De vordering van de benadeelde partij [aangever 3]

 verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 05/049700-19
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 6 juni 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een week af (parketnummer 05/049700-19).
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen en mr. L.A. Lutje Schipholt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2024.
mr. L.A. Lutje Shipholt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022103703, gesloten op 29 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 14-15.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] Wilp) (aanvullend procesdossier).
4.Forensisch DNA-onderzoek The Maastricht Forensic Institute, p. 36-38.