ECLI:NL:RBGEL:2024:6906

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
166119-23; 049711-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het doden van schapen en diefstal van stalen met gevangenisstraf en smartengeld

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het doden van twee schapen en diefstal van vier aanzetstalen. De verdachte, geboren in 1978 in Roemenië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd niet ter terechtzitting verwacht en was niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die eerder was gewijzigd, niet tot een schending van de verdediging had geleid. De feiten vonden plaats tussen 3 juli 2020 en 6 maart 2022 in Wilp en Deventer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 5 maart 2022 opzettelijk twee schapen had gedood die toebehoorden aan een ander, en dat hij op dezelfde dag vier aanzetstalen had gestolen van een bedrijf. De rechtbank baseerde haar oordeel op forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse, en de verklaringen van de aangevers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij voor de materiële schade en smartengeld. De rechtbank erkende de intrinsieke waarde van dieren en de impact van de feiten op de eigenaren, wat leidde tot de toewijzing van smartengeld. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/166119-23; 05/049711-19 (tul)
Datum uitspraak : 11 oktober 2024
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
5 februari 2024 en 27 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 3 juli 2020 tot en met 6 maart 2022 te Wilp en/of te Deventer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer dier(en), te weten één of meer
scha(a)p(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een ander of anderen, te weten [aangever 1] en/of [aangever 2] , heeft gedood;
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2022 te [plaats] , althans in Nederland, vier (slijp)stalen, geheel toebehorende aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank merkt ten aanzien van de tenlastelegging het volgende op. De tenlastelegging is ten aanzien van feit 1 tijdens de zitting van de politierechter op 5 februari 2024 gewijzigd. De tenlastegelegde periode is verlengd (aanvang pleegperiode was 22 september 2020 en werd 3 juli 2020), de plaats Deventer is als pleegplaats toegevoegd en een naam van een van de benadeelden is weggehaald. Tijdens die zitting was verdachte niet aanwezig en de raadsman was niet gemachtigd. De gewijzigde tenlastelegging is niet aan verdachte betekend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad. Indien de wijziging van de tenlastelegging wel zou zijn betekend, dan zou er een OM-betekening hebben plaatsgevonden en zou de gewijzigde tenlastelegging verdachte ook niet bereikt hebben. Verdachte staat immers vanaf 28 maart 2023 geregistreerd als “vertrokken onbekend waarheen”. Ook de oproeping voor de terechtzitting van 27 september 2024 is tevergeefs aangeboden op het laatst bekende adres van verdachte en vervolgens aan het OM betekend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet de gehele ten laste gelegde periode kan worden bewezen. Zij acht enkel het doden van twee schapen in de periode van 5 tot 6 maart 2022 wettig en overtuigend te bewijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Vooraf
De rechtbank stelt voorop dat in de periode van februari 2020 tot en met maart 2022 in de plaatsen Aalten, Olst, Wilp, Deventer Holten en Bathmen ongeveer zestien keer resten van schapen zijn aangetroffen in het weiland. Deze strafzaak concentreert zich op enkele gevallen in Wilp en Deventer, waarbij de verdenking op twee verdachten rust.
Feit 1: doding van schapen op 5 maart 2022
Situatie en onderzoek in het weiland
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij eigenaar is van meerdere schapen. Op 6 maart 2022 trof hij de overblijfselen van drie geslachte schapen aan in een door hem gepachte wei, die is gelegen in de gemeente Deventer. Hij zag bloedvlekken op het gras en trof onder meer pensen en schapenkoppen van verschillende schapen aan. Hij had de schapen op 5 maart 2022 voor het laatst levend in de wei zien staan. [2]
De politie heeft op 6 maart 2022 forensisch onderzoek in de betreffende wei verricht. Tijdens het onderzoek werden resten van schapen gevonden, waaronder drie schapenkoppen. Er zijn monsters genomen van de drie schapenkoppen. Eén van deze monsters is veilig gesteld onder [SIN-nummer 1] . [3]
Doorzoeking van de woning van verdachte
Op 8 maart 2022 is de woning van verdachte doorzocht. In de koelkasten en vriezers werden grote hoeveelheden vlees aangetroffen, waarvan de herkomst niet direct te achterhalen was. Van verschillende stukken vlees werden monsters genomen. Twee van deze monsters zijn veilig gesteld onder [SIN-nummer 2] en [SIN-nummer 3] . [4]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de DNA-profielen uit het vlees vergeleken met het DNA-profiel van de in de wei aangetroffen geslachte schapen. Uit de bemonsteringen [SIN-nummer 2] en [SIN-nummer 3] werden DNA-profielen verkregen. Het DNA-profiel uit de schapenkop met [SIN-nummer 1] (uit de wei) komt overeen met deze profielen (uit de woning). Het vinden van hetzelfde DNA-profiel is extreem veel waarschijnlijker als het vlees en de aangetroffen schapenkop afkomstig zijn van hetzelfde schaap, dan wanneer dit afkomstig is van een willekeurig ander schaap. [5]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 5 maart 2022 in een wei aan de [plek] in de buurt van Deventer twee schapen heeft geslacht en het vlees van één schaap heeft meegenomen om op te eten. [6]
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doden van twee schapen van [aangever 1] op 5 maart 2022. Voor het tweede schaap is weliswaar alleen de verklaring van verdachte voorhanden als bewijs, maar in combinatie met het bewijs voor het eerste schaap acht de rechtbank dit wel bewezen.
In het dossier ontbreekt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij alleen handelde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onderdeel medeplegen. Tot slot bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij het doden van meer schapen in de ten laste gelegde periode.
Feit 2: diefstal (aanzet)stalen
Aangever [aangever 3] heeft namens [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal van vier aanzetstalen, die worden gebruikt om messen te slijpen op 5 maart 2022 in [plaats] . [7]
In de woning van verdachte zijn op 8 maart 2022 vier aanzetstalen aangetroffen. Deze aanzetstalen kwamen precies overeen met de omschrijving die aangever van de aanzetstalen had gegeven. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5 maart 2022 bij [bedrijf] in [plaats] is geweest. [9]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vier stalen bij [bedrijf] in [plaats] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreekséén of meer tijdstippen in de periode van 3 juli 2020 tot en met6 maart 2022 te Wilp en/of te Deventer,
althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk
één ofmeer dier
(en
), te weten
één ofmeer scha
(a)p
(en
),
dat/die geheel
of ten deletoebehoorde
(n)aan een ander
of anderen, te weten [aangever 1]
en/of [aangever 2], heeft gedood;
2.
hij op
of omstreeks5 maart 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,vier (slijp)stalen, geheel toebehorende aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden
feit 2:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 5 maart 2022 schuldig gemaakt aan de diefstal van vier aanzetstalen van een vleesbedrijf. Daarna heeft verdachte op gruwelijke wijze twee schapen geslacht en het vlees meegenomen. De weerloze schapen zijn om het leven gebracht doordat verdachte met een mes de kelen heeft doorgesneden terwijl de schapen nog leefden. De schapen zijn hoogstwaarschijnlijk niet verdoofd en het kan niet anders dan dat dit bij de schapen veel angst en pijn heeft veroorzaakt. De schapen zijn ontdaan van het vlees dat verdachte vervolgens heeft meegenomen naar zijn huis. De overgebleven lichaamsdelen en organen van de schapen zijn op respectloze wijze in het weiland achtergelaten.
Het gepleegde feit heeft een grote impact gehad op de eigenaren van de dieren. Zij hebben de overblijfselen van de schapen aangetroffen, volledig aan stukken gescheurd. Dit was voor de eigenaren een traumatische ervaring en deze beelden zijn moeilijk uit het geheugen weg te krijgen. Vooral het verlies van het schaap [naam] , waar de gehele familie een bijzondere band mee had, deed de familie veel verdriet, zoals ook is gebleken uit de op de terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring.
Verdachte heeft met deze daad geen enkel respect voor andermans eigendommen en het leven van de dieren getoond. Het veiligheidsgevoel van de eigenaren van de schapen is bovendien aangetast. Er heerst een constante angst dat er opnieuw schapen worden geslacht en de eigenaar heeft aangegeven te twijfelen of hij nog wel schapen moet houden. Een dergelijke daad leidt bovendien tot grote verontwaardiging en gevoelens van afschuw en onrust in de maatschappij.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 augustus 2024. Hieruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld wegens diefstal. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij niet ter terechtzitting is verschenen. Bovendien heeft hij ook tijdens het verhoor bij de politie geen empathie getoond voor het leed dat de schapen en de eigenaren is aangedaan. Uit het onderzoek is verder weinig bekend geworden over de persoon van verdachte.
De straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders op het handelen van verdachte worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het doden van dieren kent de rechtbank geen oriëntatiepunten, maar gelet op de ernst van met name feit 1 vindt de rechtbank dat een forse gevangenisstraf als uitgangspunt dient te worden genomen. Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, passend.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [aangever 1]
heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend, te weten € 3.321,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 93,54 opruimen kadavers/slachtafval door Rendac;
  • € 1.318,50 waarde schapen (€ 132,25 voor een ooilam en € 129,75 voor een schaap);
  • € 1.800,00 kwaliteitsvermindering van de kudde;
  • € 108,96 onkosten tijdsbesteding onderzoek.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 318,17 aan materiële schade. Dit betreft de waarde van twee ooien en de kosten voor het opruimen van de kadavers naar aanleiding van het incident op 5 maart 2022. Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. Voor zover de vordering wordt toegewezen wordt verzocht daarbij de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De post ‘opruimen van de kadavers/slachtafval’ zal worden toewezen tot een bedrag van € 53,67. Dit betreft de kosten voor het opruimen van de kadavers in maart 2022. De post ‘waarde schapen’ zal worden toegewezen tot een bedrag van € 264,50. Dit is de waarde van twee ooilammeren.
De post ‘onkosten tijdsbesteding onderzoek’ is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank redelijk voor. Deze post zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de post ‘kwaliteitsvermindering van de kudde’ overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering niet voldoende onderbouwd is. De berekening berust op een aantal aannames en veronderstellingen die de rechtbank niet kan beoordelen. Nader onderzoek door een deskundige zou aangewezen zijn, maar dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Samenvattend acht de rechtbank de volgende kosten toewijsbaar:
  • € 53,67 opruimen kadavers/slachtafval;
  • € 264,50 waarde ooilammeren;
€ 108,96 onkosten tijdsbesteding onderzoek.
In totaal is dit een bedrag van € 427,13.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van de materiële schade.
Smartengeld
Tot voor kort werden dieren juridisch beschouwd als een zaak en handelen in strijd met artikel 350 lid 2 Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk en wederrechtelijk doden van een dier dat aan een ander toebehoort) werd (en wordt nog steeds) gezien als een vermogensdelict, waardoor de eigenaar in zijn vermogen wordt aangetast, en dus financiële schade lijdt. In de rechtspraak wordt slechts sporadisch smartengeld toegekend wegens vermogensdelicten als diefstal of beschadiging en vernietiging van een voorwerp.
Sinds enige tijd zijn de maatschappelijke opvattingen over de ‘waarde’ van dieren echter gewijzigd. Dat heeft geresulteerd in invoering van de Wet Dieren op 1 januari 2013, waarin de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend: dieren hebben een eigenwaarde en zijn wezens met gevoel. In artikel 3:2a Burgerlijk Wetboek is bepaald dat dieren geen zaak zijn. Daarom moet volgens de rechtbank deze vordering met andere ogen worden bekeken dan de beschadiging van bijvoorbeeld een auto. Veel mensen zijn zeer gehecht aan hun huisdier en hun ziekte of overlijden brengt veel verdriet met zich mee. Schapen zijn voor de benadeelde partij en zijn gezin min of meer te vergelijken met huisdieren, ook al worden zij beroepsmatig gehouden. Met name de wijze waarop het schaap in deze zaak op brute wijze is gedood en het aantreffen van de restanten in de wei, heeft betrokkenen veel gedaan.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,00 vaststellen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 5 maart 2022 wettelijke rente over het totale toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding vanwege een incident in juli 2020. De rechtbank zal de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. Er bestaat onvoldoende causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de gevorderde schade. Verdachte is immers niet veroordeeld voor het doden van de schapen van [aangever 2] .
De benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij Hirschler vordert een schadevergoeding vanwege diefstal van een SD-card en een wildcamera. Diefstal van deze goederen is niet ten laste gelegd en verdachte is hier niet voor veroordeeld, waardoor niet is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/049711-19)

De politierechter heeft verdachte op 6 juni 2019 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd liep tot 19 juni 2021.
De officier van justitie vordert afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De feiten zijn gepleegd na de opgelegde proeftijd, zodat de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk is.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 427,13 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 1] , een bedrag te betalen van € 427,13 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 24 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
 verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
 verklaart de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 05/049711-19
 verklaart de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 6 juni 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een week niet-ontvankelijk (parketnummer 05/049711-19).
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen en mr. L.A. Lutje Schipholt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2024.
mr. L.A. Lutje Schipholt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022103703, gesloten op 29 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 9-10; proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 5.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 1] Wilp), p. 26-29.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Deventer), p. 30-34.
5.Rapport NFI d.d. 29 juli 2022 (aanvullend procesdossier).
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 106; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 115.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , p. 18-20.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46-47.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 105.