ECLI:NL:RBGEL:2024:6882

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.050962.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met partiële vrijspraak en schadevergoeding

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en zware mishandeling van een slachtoffer op 30 oktober 2023 in Ede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij hij het slachtoffer meermalen heeft geslagen en zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het drukken van de duim in de ogen van het slachtoffer, omdat dit niet voldoende kon worden bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, waarbij de materiële schade tot de helft is gematigd vanwege eigen schuld van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering tot smartengeld ook gematigd, maar wel een bedrag van € 2.500,00 toegewezen. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de toegewezen bedragen vastgesteld en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoeding aan de Staat te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.050962.24
Datum uitspraak : 8 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Ede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans één keer:
- te stompen/slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- ( met kracht) te duwen en/of
- ( met de duim) in zijn ogen te drukken;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Ede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten multipele fracturen (diverse botbreuken) in het aangezicht (jukbeen en/of kaak en/of oogkas), heeft toegebracht door die [slachtoffer] (met kracht) op/tegen de kaak en/of het gezicht te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten. Echter, dat verdachte met zijn duim in de ogen van [slachtoffer] heeft gedrukt, zoals onder feit 1 onder het derde gedachtestreepje ten laste is gelegd, vindt geen steun in het dossier en kan daarom niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 7 t/m 11;
- het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 1] , p. 13 en 14;
- het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 2] , p. 40 en 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ‘(met de duim) in zijn ogen te drukken’ onder het derde gedachtestreepje. Aangever heeft verklaard dat verdachte met zijn duim in zijn ogen heeft gedrukt. Dit wordt echter door niemand anders verklaard en ook zijn er geen andere bewijsmiddelen in het dossier die de aangifte op dit punt ondersteunen. De conclusie van de oogarts in de brief aan de huisarts op 10 november 2023 dat sprake is van een traumatische achterste glasvochtmembraan loslating maakt dit niet anders, omdat uit die brief niet blijkt van een rechtstreeks verband met drukken in de ogen.
Feit 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p.7 t/m 11;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 46 en 47;
- de ontslagbrief van de Spoedeisende Hulp, p. 108 t/m 110;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank acht het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 oktober 2023 te Ede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans één keer:
- te stompen/slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en
/of
-
(met kracht
)te duwen;
en/of
- (met de duim) in zijn ogen te drukken;
2.
hij op
of omstreeks30 oktober 2023 te Ede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten multipele fracturen (diverse botbreuken) in het aangezicht (jukbeen en
/ofkaak en
/ofoogkas), heeft toegebracht door die [slachtoffer]
(met kracht
)op/tegen de kaak en/of het gezicht te slaan en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling
feit 2:
zware mishandeling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het taakstrafverbod ex artikel 22b, eerste lid, sub a, van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is. Hij heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf van 80 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de voorgeschiedenis tussen verdachte en [slachtoffer] moet worden meegenomen bij het bepalen van de strafmaat. Een gevangenisstraf langer dan één dag kan volgens hem niet aan de orde zijn. Een taakstraf van 60 uur is daarnaast passend.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 26 augustus 2024 (het strafblad);
  • het advies van de Reclassering van 17 mei 2024.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en aan zware mishandeling. Tijdens een gevecht met aangever heeft verdachte aangever geduwd en tegen het hoofd geslagen. Aangever heeft hieraan pijn en letsel overgehouden. Verdachte en aangever zijn vervolgens uit elkaar gegaan. Na enige tijd is verdachte aangever in de rug genaderd en heeft hij met zijn vuist een harde klap gegeven in het gezicht van aangever. Aangever heeft hier deels blijvend letsel aan overgehouden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij een conflict, dat al een lange aanloop kende, met geweld heeft uitgevochten.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte zijn leven op sociaal maatschappelijk gebied op orde heeft. De reclassering ziet geen aanwijzingen die duiden op structurele problemen rondom de impulscontrole of de agressieregulatie. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte is in staat te reflecteren op zijn handelen en betuigt spijt.
Verklaring en houding ter terechtzitting
Ook ter terechtzitting heeft verdachte oprecht spijt betuigd. Hij heeft verklaard dat hij aangever impulsief een klap heeft gegeven; verdachte en aangever kennen een langslepende voorgeschiedenis, die verdachte op het moment van de vuistslag te veel is geworden. Verdachte is erg geschrokken van zijn handelen. Hij heeft inmiddels hulp gezocht in de vorm van therapie om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw geweld zal gebruiken. Ook is verdachte erg geschrokken van de gevolgen van de vuistslag voor aangever. Verdachte is bereid verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
Taakstrafverbod en op te leggen straf
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar uitspraken in vergelijkbare zaken.
De oriëntatiepunten vermelden als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder gebruik te maken van een wapen een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Gelet op de context waarbinnen het gevecht heeft plaatsgevonden, het aandeel van het slachtoffer in het ontstaan en voortduren van het gevecht en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is een gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank niet passend. Echter, is de oplegging van een taakstraf op grond van artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht in het onderhavige geval in beginsel uitgesloten. Een taakstraf kan wel worden opgelegd in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Het taakstrafverbod brengt dan mee dat verdachte ten minste één dag gevangenisstraf moet uitzitten.
Alles afwegend, zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een taakstraf van 80 uur opleggen in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van één dag. De rechtbank ziet geen aanleiding om de taakstraf te matigen, zoals namens verdachte is bepleit.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.259,83 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico 2023 ad € 816,12;
  • eigen risico 2024 ad € 373,71;
  • vergoeding voor het verblijf in het ziekenhuis ad € 70,00.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot € 3.759,83 kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot schadevergoeding van materiële schade kan in zijn geheel worden toegewezen. De vordering tot schadevergoeding van immateriële schade moet gematigd worden tot € 2.500,00. De benadeelde partij heeft immers ook een eigen aandeel in het ontstaan van de schade.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen voor zover die ziet op materiële schade. De vergoeding van immateriële schade moet worden gematigd tot de helft, omdat de benadeelde partij ook zelf schuld heeft gehad. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
De materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: mishandeling en zware mishandeling) rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde posten zijn voldoende onderbouwd. De verdediging heeft bepleit dat het gevorderde bedrag voor materiële schade moet worden gematigd tot de helft wegens eigen schuld van de benadeelde partij in de zin van artikel 6:101 BW. De rechtbank acht het billijk om het gevorderde bedrag te matigen tot de helft. De benadeelde partij valt immers ook een verwijt te maken voor het ontstaan en het in stand houden van het gevecht. Hij is de confrontatie niet uit de weg gegaan en heeft zich niet onttrokken aan het gevecht. De ontstane schade is dus mede een gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend en moet leiden tot een evenredige vermindering van de schadevergoedingsplicht van verdachte. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade voor de helft (€ 629,91) toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen en een inbreuk op zijn persoonlijke integriteit moeten dulden.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het gevorderde bedrag voor smartengeld moet worden gematigd wegens eigen schuld van de benadeelde partij in de zin van artikel 6:101 BW. De ontstane schade is, zoals hiervoor reeds is besproken, immers mede een gevolg van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend en moet daarom leiden tot een evenredige vermindering van de schadevergoedingsplicht van verdachte. Dat verdachte verantwoordelijk wordt gehouden voor het ontstane leed door de vuistslag die hij aan het eind van het gevecht in het gezicht van de benadeelde heeft gegeven is naar het oordeel van de rechtbank billijk. Zij zal smartengeld toewijzen ter hoogte van € 2.500,00. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente schuldig over de toegewezen bedragen vanaf de data zoals weergegeven in onderstaand schema.
Schadepost
Toewijsbaar bedrag
Ingangsdatum wettelijke rente
Vergoeding eigen risico 2023
€ 408,06
15 november 2023
Vergoeding eigen risico 2024
€ 186,85
21 april 2024
Vergoeding verblijf ziekenhuis
€ 35,00
30 oktober 2023
Smartengeld
€ 2.500,00
30 oktober 2023
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdacht op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van één (1) dag;
 legt op
een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1 en 2 tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 629,91 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld,
telkensvermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals weergegeven in onderstaand schema tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Schadepost
Toewijsbaar bedrag
Ingangsdatum wettelijke rente
Vergoeding eigen risico 2023
€ 408,06
15 november 2023
Vergoeding eigen risico 2024
€ 186,85
21 april 2024
Vergoeding verblijf ziekenhuis
€ 35,00
30 oktober 2023
Smartengeld
€ 2.500,00
30 oktober 2023
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 3.129,91 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals hierboven weergegeven tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. E.J. Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023503678, gesloten op 19 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.