ECLI:NL:RBGEL:2024:6879

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.175741.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete voor bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging van [slachtoffer 1] op 7 januari 2023, waarbij hij via een WhatsApp-bericht dreigende woorden heeft geuit. De bedreiging was van zodanige aard dat deze bij de aangever redelijke vrees kon opwekken voor een misdrijf tegen het leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich al langere tijd ongepast heeft gedragen tegenover de aangever en diens gezin, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 2], omdat het opzet van de verdachte niet gericht was op deze persoon. De officier van justitie had een taakstraf en gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een geldboete van € 350,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die een zorgwekkend patroon van agressie en huiselijk geweld constateerden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de beslissing op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.175741.23
Datum uitspraak : 8 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2023 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] voornoemd (middels een whatsapp bericht aan [naam] ) dreigend de woorden toe te voegen " [roepnaam slachtoffer 1] gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "als ik jou tegen kom sla ik je helemaal verrot/in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen, zoals ten laste gelegd onder feit 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de raadsman kan de bedreiging van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] , zoals ten laste is gelegd onder feit 1, wettig en overtuigend bewezen worden. Voor de bedreiging van [slachtoffer 2] onder feit 2 moet vrijspraak volgen. Verdachte heeft de bedreiging niet aan [slachtoffer 2] gericht.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft op 21 januari 2023 aangifte gedaan van bedreiging. Verdachte valt aangever en zijn gezin al lange tijd lastig. Op 7 januari 2023 heeft verdachte meerdere WhatsApp-berichten gestuurd naar [naam] , de vrouw van aangever en tevens de ex-vrouw van verdachte. Om 9:18 uur heeft verdachte geschreven: “
[roepnaam slachtoffer 1] gaat eraan. Dat is een belofte. [roepnaam slachtoffer 1] is van mij…”. Om 9:19 uur heeft verdachte geschreven:
“ [roepnaam slachtoffer 1] gaat eraan…. Let op. Let op ….”. De roepnaam van aangever is [roepnaam slachtoffer 1] . Verdachte noemt hem [roepnaam slachtoffer 1] . Aangever weet dat verdachte ‘geen lieverdje’ is en niet terugdeinst voor geweld. Aangever vreest dat verdachte zijn woorden om zal zetten in daden. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed mogelijk is dat hij tegen [roepnaam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij eraan gaat. ‘Als het in een WhatsApp-bericht staat dan klopt dat’, aldus verdachte. [3]
De rechtbank is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitingen van verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard waren dat deze voor aangever redelijkerwijs de vrees konden opwekken dat verdachte hem iets tegen het leven gericht zou aandoen. Verdachte viel aangever en zijn gezin immers al lange tijd lastig. Aangever kent verdachte als een persoon die zich gewelddadig zou kunnen opstellen en achtte de mogelijkheid reëel dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. De rechtbank is van oordeel dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. De ten laste gelegde uitingen leveren dan ook een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op.
De rechtbank merkt op dat in de tenlastelegging als ten laste gelegde periode de datum van 21 januari 2023 is opgenomen. Er is kennelijk verwarring ontstaan tussen de datum van aangifte op 21 januari 2023 en de datum waarop de ten laste gelegde bedreiging is geuit. In het dossier zijn de WhatsApp-berichten van verdachte aan [naam] om 09:18 uur en 09:19 uur, waarop de ten laste gelegde bedreiging ziet, expliciet opgenomen (p. 137). Naar het oordeel van de rechtbank was het voor de verdediging voldoende duidelijk waartegen zij zich moest verweren. Dat in de aangifte van [slachtoffer 1] wordt gesproken van een bedreiging op 7 januari 2023, terwijl in de aangiften van [naam] en [slachtoffer 2] wordt gesproken van een bedreiging op 6 januari 2023 maakt dat niet anders. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Verdachte is de vader van aangever. Verdachte heeft op 6 januari 2023 een telefonisch gesprek gevoerd met [naam] , de moeder van aangever en, zoals hiervoor opgemerkt, de ex-vrouw van verdachte. Aangever heeft het telefonisch gesprek op enig moment van zijn moeder overgenomen. Verdachte heeft hem toen bedreigd met de woorden: “Als ik jou tegenkom, sla ik je helemaal verrot.” (p. 9).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij en zijn ex-vrouw in januari 2023 telefonisch tegen elkaar aan het schreeuwen waren. De telefoon stond op luidspreker en de zoon van verdachte stond blijkbaar naast de telefoon. Verdachte heeft toen bedreigingen geuit, maar die waren gericht tegen [roepnaam slachtoffer 1] en niet tegen zijn zoon (p. 80 en 81).
Ter terechtzitting heeft verdachte eveneens verklaard dat hij tijdens telefonisch contact met zijn ex-vrouw op de luidspreker stond. Hij hoorde de nieuwe partner van zijn ex-vrouw op de achtergrond. Verdachte heeft toen een bedreiging geuit. De bedreiging was niet bedoeld voor zijn zoon (verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 september 2024).
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is volgens vaste jurisprudentie niet alleen vereist dat de bedreigde daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is geraakt en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, ook is vereist dat het opzet van verdachte is gericht op zowel het daadwerkelijk op de hoogte raken van de bedreiging door de bedreigde als op het ontstaan van die vrees bij de bedreigde. Gelet op de verklaring van verdachte dat het de bedoeling was om de bedreiging te richten aan [roepnaam slachtoffer 1] en niet aan zijn zoon, komt de rechtbank tot de conclusie dat het opzet op het bedreigen van [slachtoffer 2] ontbreekt. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de bedreiging zoals ten laste is gelegd onder feit 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2023 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] voornoemd
(middels een whatsapp bericht aan [naam]
)dreigend de woorden toe te voegen " [roepnaam slachtoffer 1] gaat eraan",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur. Naast de taakstraf moet aan verdachte een gevangenisstraf van 30 dagen worden opgelegd, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden moet een meldplicht bij de reclassering worden opgelegd en moet verdachte meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling ondergaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een geldboete wordt opgelegd. Uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) volgt immers dat in het geval van een (kale) bedreiging een geldboete wordt opgelegd. Een gevangenisstraf is niet passend, ook niet voor de duur gelijk aan het voorarrest. Voor het opleggen van een voorwaardelijke straf ziet de raadsman geen noodzaak.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Omstreeks 7 januari 2023 heeft verdachte de partner van zijn ex-vrouw via een WhatsApp-bericht bedreigd. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte zich tegenover naasten/bekenden dreigend heeft opgesteld. Te meer omdat uit het dossier volgt dat verdachte zich gedurende lange tijd ongepast en ongewenst heeft gemengd in het leven van zijn zoon, zijn ex-vrouw en de partner van zijn ex-vrouw.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 26 augustus 2024. Hieruit volgt dat verdachte vaker is veroordeeld voor strafbare feiten, met name geweldsfeiten. De meeste veroordelingen dateren van langere tijd geleden.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsadvies van 23 mei 2024. In dit advies constateert de reclassering een zorgwekkend patroon ten aanzien van agressie en huiselijk geweld.
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar uitspraken in vergelijkbare zaken. De LOVS vermelden als uitgangspunt voor een bedreiging een geldboete van € 250,00. Uit het dossier volgt dat verdachte zich vaker via WhatsAppberichten dreigend, beledigend of kwetsend heeft uitgelaten over/tegen [slachtoffer 1] (p. 137 en 138). Verdachte maakte het aangever en zijn familie al jarenlang moeilijk (p. 31). De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij al geruime tijd een negatieve rol speelt in het leven van aangever en zijn familie en neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Alles afwegend vindt de rechtbank een geldboete van € 350,00 passend.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 23, 24c en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
geldboete van € 350,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Davids (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. I.D. Jacobs is buiten staat om deze
beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023139443, gesloten op 3 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 31 en 32.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.