ECLI:NL:RBGEL:2024:6878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.050955.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor mishandeling met vrijspraak voor tweede feit en verwerping noodweerverweer

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2023 in [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze meermalen te slaan. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte, die toegaf een vuistslag te hebben gegeven, als voldoende bewijs beschouwd, ondersteund door getuigenverklaringen. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de tweede beschuldiging van mishandeling van zijn kind, [slachtoffer 2], omdat de verklaring van het slachtoffer niet overtuigend genoeg was en er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van noodweer, verworpen, omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan diagnostiek en behandeling. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, gezien de vrijspraak voor het tweede feit. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.050955.24
Datum uitspraak : 8 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal:
- te slaan en/of stompen in het oog en/of het gezicht en/of
- ( met kracht) te duwen en/of
- te trappen in de maag/heup, althans tegen het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te [plaats] zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2] te slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen de arm
en/of duim.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde. Hij heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De verklaring van [getuige 1] is betrouwbaar, die van [getuige 2] daarentegen niet. Er is sprake geweest van een noodweersituatie. De raadsman heeft verder bepleit dat vrijspraak moet volgen voor feit 2. Er zitten evidente verschillen tussen de eerste en tweede verklaring van aangeefster. Voor haar verklaringen biedt het dossier geen steun.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 30 oktober 2023 zijn verdachte en aangever [slachtoffer 1] slaags geraakt voor de ingang van een flat in [plaats] . Op enig moment zijn zij gevallen en op de grond terecht gekomen. Verdachte heeft toen met zijn vuist in het gezicht van aangever geslagen. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. [3]
In het dossier zitten foto’s van het letsel van aangever. [4]
Getuige [getuige 1] heeft gezien dat verdachte en aangever elkaar aanvlogen en op de grond terechtkwamen. Toen zij uit elkaar gingen was het oog van aangever blauw. Vervolgens zijn zij elkaar weer aangevlogen en zijn achterover gevallen. [5]
Getuige [getuige 3] heeft gezien dat twee personen voor de flat elkaar aan het duwen waren. [6]
De rechtbank vindt dat voldoende is komen vast te staan dat verdachte op 30 oktober 2023 aangever heeft mishandeld door hem ten minste één maal met de vuist tegen het gezicht te slaan. Uit de getuigenverklaringen volgt dat (over en weer) meerdere keren is geduwd, en wel met zoveel kracht dat zowel verdachte als aangever op de grond zijn beland.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling.
Voor de verklaring van aangever dat verdachte hem in de buik of tegen de heup heeft geschopt biedt het dossier naast de verklaring van aangever onvoldoende steun. Weliswaar heeft aangeefster [slachtoffer 2] hierover ook verklaard, maar pas in haar telefonische verklaring van 6 november 2023 (p. 31). Alsdan verklaart zij dat zij zich nieuwe feiten herinnert. Niet uit te sluiten is dat deze herinnering is gevoed door het verhaal dat zij van aangever, haar (ex)vriend, heeft gehoord. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde ‘trappen in de maag/heup, althans tegen het lichaam’.
Feit 2
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 30 oktober 2023 aangifte gedaan van mishandeling door verdachte, haar vader. Zij heeft verklaard dat haar vriend en verdachte slaande ruzie hadden en dat zij er op enig moment tussen is gesprongen. Verdachte heeft toen met zijn rechter hand een beweging gemaakt in de richting van het gezicht van aangeefster. Aangeefster werd vol in haar gezicht geraakt (p. 25). Op 6 november 2023 heeft aangeefster contact opgenomen met de politie omdat zij zich nieuwe feiten herinnerde en aanvullend letsel bleek te hebben. Aangeefster heeft toen verklaard dat ze de klap van verdachte heeft afgeweerd. Hierdoor is de klap tegen haar linkerarm aangekomen en dat haar arm vervolgens tegen haar gezicht is gekomen. Aangeefster heeft hier een ‘skiduim’ aan overgehouden (p. 31).
Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft geslagen.
De rechtbank vindt het niet ondenkbaar dat aangeefster het letsel, de ‘skiduim’, heeft opgelopen tijdens het incident op 30 oktober 2023. Echter, de toedracht van het ontstaan van het letsel is niet duidelijk geworden. Het dossier biedt geen steun voor de verklaring van aangeefster dat verdachte de veroorzaker is van het letsel. Behalve aangeefster verklaart niemand van de aanwezigen hierover. De opzettelijke mishandeling van aangeefster door verdachte kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 oktober 2023 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal:
- te slaan en/of stompen in het oog en/of het gezicht en
/of
-
(met kracht
)te duwen.
en/of
- te trappen in de maag/heup, althans tegen het lichaam;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van noodweer.
Aangever [slachtoffer 1] is volgens de verdediging degene die verdachte heeft aangevallen. Verdachte is aan het begin van het gevecht direct op de grond komen te liggen. Hij heeft zich als onderliggende partij moeten verdedigen tegen aangever. Pas toen verdachte op de grond lag heeft hij geweld gebruikt. Verdachte heeft op dat moment niet anders kunnen handelen. Aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit is voldaan. Er is geen sprake van anterieure verwijtbaarheid. De vriendin van verdachte belde hem om te zeggen dat zij werd belaagd. Verdachte is daarop naar de voorkant van de flat gegaan. Daar is aangever in de richting van verdachte gelopen en het gevecht begonnen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van noodweer.
Het is niet zo dat verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen naar aanleiding van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Uit het dossier volgt dat verdachte en aangever
elkaarzijn aangevlogen. Er zijn
over en weerklappen uitgedeeld.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging is geboden.
Verdachte is, op het moment dat hij werd gebeld door zijn vriendin, naar de voorkant van de flat gerend. Het dossier maakt onvoldoende duidelijk hoe het gevecht tussen aangever en verdachte is begonnen of wie de eerste geweldshandeling heeft verricht. Wel is duidelijk dat verdachte de confrontatie niet uit de weg is gegaan. Dat verdachte de verdedigende partij was wordt niet aannemelijk. De agressie kwam van beide kanten. Voor zover de gedragingen van aangever kunnen worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, kunnen de (daaropvolgende) handelingen van verdachte, gelet op diens bedoeling en de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag, niet (louter) worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Zijn handelingen moeten – naar de kern bezien – (ook) als aanvallend worden gezien.
De rechtbank verwerpt het verweer en acht het feit strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de bepaling van de straf rekening moet worden gehouden met hetgeen hij in het kader van het noodweerverweer naar voren heeft gebracht. Verdachte was de onderliggende partij en heeft zich tegen aangever moeten verdedigen. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat een geldboete of een taakstraf een gepaste straf zou kunnen zijn. Een gevangenisstraf is niet passend. Een eventuele taakstraf zou lager moeten uitvallen dan door de officier van justitie is geëist. Het is niet nodig om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 30 oktober 2023 schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft voor zijn woning een conflict uitgevochten met zijn (ex-)schoonzoon, die daar een blauw oog aan over heeft gehouden. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte zich binnen zijn kring van naasten agressief en gewelddadig heeft opgesteld en geen andere manier heeft gezien om het conflict te beslechten.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 26 augustus 2024. Hieruit volgt dat verdachte vaker is veroordeeld voor strafbare feiten, met name geweldsfeiten. De meeste veroordelingen dateren van langere tijd geleden.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsadvies van 23 mei 2024. In dit advies constateert de reclassering dat sprake is van een zorgwekkend patroon ten aanzien van agressie en huiselijk geweld. Zowel het risico op recidive als het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld Verder luidt het advies om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling en een contactverbod met [slachtoffer 2] .
De rechtbank constateert bij verdachte een onvermogen om anders dan agressief en gewelddadig te handelen in moeilijke situaties. Om het risico op het herhaling zoveel mogelijk te beperken ziet de rechtbank aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, die door de reclassering zijn geadviseerd. Gelet op de vrijspraak voor feit 2 vindt de rechtbank het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer 2] niet aan de orde.
Alles afwegend vindt de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur passend. De rechtbank zal ook de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en het meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling opleggen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de mishandeling onder feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 256,98 aan materiële schade en € 730,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de gevorderde vrijspraak.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet is vast te stellen dat de immateriële schade het gevolg is van (enkel) de beweerdelijke klap.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, gelet op de vrijspraak voor de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 40 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
Meldplicht bij de reclassering
verdachte zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland te Arnhem op het adres Nieuwe Oeverstraat 65. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
-
Meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling
verdachte meewerkt aan diagnostiek en, indien nodig, daaruit voortvloeiend, zich laat behandelen door Forensische polikliniek Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
 bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Davids (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2024.
Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023503678, gesloten op 19 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 34.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september 2024.
4.Fotoblad, p. 89 en 90.
5.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 1] , p. 13 en 14.
6.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 3] . [getuige 3] , p. 37.