ECLI:NL:RBGEL:2024:687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
05.031552.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van drugs en vuurwapen met munitie

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van verschillende soorten drugs en een vuurwapen met munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 februari 2023 in zijn woning en een vakantiechalet een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder hennep, amfetamine, MDMA en 2C-B, voorhanden had. Daarnaast werd een aangepast gaspistool en munitie aangetroffen. De verdachte ontkende kennis te hebben van de drugs en het vuurwapen, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich in meerdere of mindere mate bewust moest zijn van de aanwezigheid van deze verboden middelen in zijn woning. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de feiten 3 tot en met 6 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 25 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals opname in een forensische zorginstelling en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid tot behandeling voor zijn problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/031552-23
Datum uitspraak : 26 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de Eduard [adres] .
Raadsvrouw: mr. H.E. Berman, advocaat in Purmerend.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2024

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot 3 februari 2023 in de gemeente [adres] en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of aanwezig
heeft/hebben gehad (een) (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of 2C-B en/of metamfetamine en/of amfetamine zijnde cocaine en/of MDMA en/of 2C-B en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans een hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot 3 februari 2023 in de gemeente [adres] en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- zich of een ander heeft/hebben getracht te bewegen om dat feit te plegen, doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe (telkens):
- een of meer voor de vervaardiging van amfetamine benodigde grondstoffen (te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een of meer materia(a)l(en) bevattende (onder andere) amfetamine-olie en/of mierenzuur en/of zoutzuur en/of formabide aangeschaft en/of vervoerd en/of doen vervoeren en/of gefinancierd en/of besteld en/of overgeladen en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad, en/of
- contact gelegd en/of onderhouden met een of meer mededader(s) en/of een of meer leverancier(s) (van grondstoffen/of apparatuur ten behoeve van de productie van amfetamine, zijnde een middel vermeld op lijst I van de Opiumwet);
3.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 in de gemeente [adres] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen , althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad ongeveer 3980 gram en/of ongeveer 19,01 gram , althans (een) (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep en/of hash , zijnde hennep en/of hash een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 in de gemeente [adres] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad
- Ongeveer 1015,12 gram (met)amfetamine en/of
- Ongeveer 55 gram MDMA en/of
- Ongeveer 275 gram MDMA en/of
- Ongeveer 55 gram MDMA en/of
- Ongeveer 34 gram MDMA en/of
- Ongeveer 5 gram 2C-B ,
althans (een) (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of 2C-B zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of 2C-B een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
5.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 in de gemeente [adres] en/of elders in Nederland een vuurwapen van categorie III (te weten een naar een scherp schietend vuurwapen getransformeerd gaspistool, merk Zoraki, model 906) en/of (voor dat wapen geschikte) munitie van categorie III ( te weten 25, althans een aantal kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm ) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te [adres] ( in perceel [adres] )
- een stroomstootwapen (merk Stun Master 100-s), zijnde/althans een wapen van categorie II onder 5 en/of
- 10 , althans een aantal kogelpatronen (kaliber 7.62x54mm, IMI 92) zijnde munitie van categorie III en/of
- 29 , althans een aantal kogelpatronen (kaliber 9x19 mm, Luger), zijnde munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en 2 in het bijzonder aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de gebruiker was van het ANOM-account ‘ [username] .’
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de eerste plaats een uitgebreid rechtmatigheidsverweer gevoerd ten aanzien van het ANOM-bewijs en heeft zich op het standpunt gesteld dat dit dient te worden uitgesloten van het bewijs. Als gevolg daarvan dient verdachte van de feiten 1 en 2 te worden vrijgesproken. Ook als de ANOM-onderzoeksresultaten wel voor het bewijs mogen worden gebruikt, dient vrijspraak te volgen voor de feiten 1 en 2, omdat verdachte niet kan worden aangemerkt als de gebruiker van het ANOM-account ‘ [username] .’ Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verder aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde grondstoffen niet bij verdachte zijn aangetroffen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Het dossier bevat alleen een indicatieve test, en geen rapport van het NFI.
Ten aanzien van feit 4, feit 5 en feit 6 heeft de raadsvrouw (gedeeltelijke) vrijspraak bepleit. Verdachte is zich niet bewust geweest van de aanwezigheid van 1015,12 gram (met)amfetamine in zijn huis, het vuurwapen en bijbehorende patronen in zijn huis en het stroomstootwapen in zijn chalet. Ten aanzien van de overige patronen heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
Identificatie gebruiker ANOM-account [username]
De vraag die de rechtbank allereerst zal beoordelen is of verdachte kan worden aangemerkt als degene die de gebruiker van het ANOM-account ‘ [username] ’ is geweest.
Uit het proces-verbaal van identificatie volgt dat de politie ervan uit gaat dat verdachte [verdachte] de gebruiker is van dit account. De politie baseert dit op het volgende. Uit de metadata van onderschepte gesprekken blijkt dat de gebruiker van het account voornamelijk actief is in [adres] op de locaties [adres] rond nummers [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] en [adres] . De gebruiker van het account geeft aan “op de zaak” te zijn als hij rond de [adres] is. Op deze locatie bevindt zich het motorbedrijf van de partner van verdachte. Als de gebruiker aangeeft thuis te zijn, blijkt uit GPS-data dat het toestel zich bevindt nabij de woningen [adres] [huisnummer] en [huisnummer] in [adres] . Op nummer [huisnummer] staat verdachte ingeschreven. Ook stuurt de gebruiker van het account berichtjes dat de poort open is. Uit Google Streetview leidt de politie af dat alleen de woningen met huisnummer [huisnummer] en [huisnummer] een poort hebben. Tenslotte stelt de politie dat de gebruiker van het ANOM-account vermoedelijk een man is.
Verdachte ontkent de gebruiker van het account te zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit proces-verbaal en de door de officier van justitie aangedragen omstandigheden van onvoldoende gewicht om met een voldoende mate van zekerheid vast te kunnen stellen dat verdachte de gebruiker van het ANOM-account ‘ [username] ’ was. In de chatgesprekken komen, behalve de locatiegegevens, geen specifiek aan verdachte te koppelen gegevens/informatie naar voren. Bovendien blijkt uit GPS-data dat de gebruiker van het account ‘ [username] ’ zich op de locatie [adres] bevond als hij aangeeft “op de zaak” te zijn, terwijl het bedrijf van de partner van verdachte zich bevindt op nummer [huisnummer] . Daarnaast valt op dat op de foto (op pagina 190 van het dossier) met daarop weergegeven de GPS-gegevens van de telefoon van gebruiker ‘ [username] ’, deze gegevens veelal te plaatsen zijn bij het naastgelegen bedrijf House of Dolls, gevestigd op het adres [adres] De politie heeft – zo blijkt uit het dossier – op dit adres ook een aantal stoffen/materialen in beslag genomen die verband zouden kunnen houden met de productie van drugs. Tegen deze gebruikers loopt een afzonderlijk strafrechtelijk onderzoek. Verdachte heeft ontkend hiermee iets te maken te hebben en is ook niet aangemerkt als verdachte in het onderzoek naar de activiteiten op dat adres. Ten slotte heeft verdachte, reeds bij de politie, verklaard dat de hele [adres] een poort heeft daarmee kennelijk bedoelend dat alle huizen aldaar een poort hebben met uitgang op de straat, zij het soms aan een andere straat, zoals nr. [huisnummer] ,en dus niet alleen de nummers [huisnummer] en [huisnummer] . De politie heeft hier geen – eenvoudig – aanvullend onderzoek naar gedaan, hoewel zij dit gegeven kennelijk wel van belang vinden voor de conclusie dat verdachte de gebruiker is van het bewuste account.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de gebruiker is van het ANOM-account ‘ [username] ’, zal zij de ANOM-communicatie niet voor het bewijs bezigen. De rechtbank zal gelet daarop, bij gebrek aan belang, verder niet ingaan op het door de raadsvrouw gevoerde rechtmatigheidsverweer.
feiten 1 en 2
Het bewijs voor de feiten 1 en 2 zou met name af te leiden zijn uit de door gebruiker ‘ [username] ’ gevoerde ANOM-chatgesprekken. Nu deze chatgesprekken niet aan verdachte kunnen worden toegeschreven, is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De voor de vervaardiging van amfetamine benodigde grondstoffen zijn aangetroffen bij de buren op de [adres] , en kunnen evenmin – zonder toelichting – aan verdachte worden toegeschreven. Dat er drugs zijn aangetroffen in het bedrijf van verdachte maakt het ook niet anders. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
feit 3
Op 3 februari 2023 is de woning van verdachte aan de [adres] in [adres] doorzocht. In de woning werden vier (zilverkleurige) zakken en een North Face tas met diverse zakjes aangetroffen. [2] In de zakken zat in totaal 3,98 kilogram gedroogde plantendelen en in de North Face tas zaten 20 gripzakjes met daarin 19,01 gram bruin gekleurde brokken. De stoffen zijn getest met een MMC Cannabis test. De tests gaven een indicatie voor cannabis. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de zakken heeft gekeken, maar wel wist dat het hennep was. [4]
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit nu er geen test van het NFI is. De rechtbank volgt het verweer van de verdediging niet dat een NFI rapport noodzakelijk is voor het vaststellen of er daadwerkelijk sprake is van cannabis. De positieve uitslag van de indicatieve test is, in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte, voldoende bewijs dat de aangetroffen stoffen hennep en hash betroffen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 3980 hennep en 19,01 gram hash aanwezig heeft gehad.
Feit 4
In de woning van verdachte aan de [adres] in [adres] werd op 3 februari 2023 een plastic tas aangetroffen in de vriezer. In de tas bevond zich een crèmekleurige kleverige natte substantie. [5] Deze substantie had een gewicht van totaal 1015,12 gram. [6] Door het NFI werd deze substantie positief getest op amfetamine. [7]
Daarnaast is het bedrijfspand van de partner van verdachte aan de [adres] in [adres] op 3 februari 2023 doorzocht. In een (verborgen) ruimte in de keuken werd een emmer aangetroffen met daarin drie sealbags met grijze tabletten in de vorm van een doodshoofd. [8] Het nettogewicht van deze tabletten betrof respectievelijk 275 gram, 55 gram en 34 gram. De tabletten werden door het NFI positief getest op MDMA. [9]
Ook werd op deze plek in de keuken een zakje paarse pillen aangetroffen, met een brutogewicht van in totaal 5 gram. [10] Deze tabletten werden door het NFI positief getest op
2C-B. [11] Tenslotte werd in een speelgoedmotor een zakje met grijze pillen met doodshoofd aangetroffen. [12] Het nettogewicht van de tabletten was 55 gram. Deze tabletten werden door het NFI positief getest op MDMA. [13]
Verdachte heeft verklaard dat de MDMA en 2C-B aangetroffen in het bedrijfspand van hem waren en dat hij dit gekocht heeft. [14] Ten aanzien van de amfetamine heeft verdachte verklaard dat iemand, wiens naam hij niet wil noemen, dit in zijn huis heeft neergelegd. Hij had daarom geen wetenschap van de aanwezigheid van de amfetamine in zijn huis.
Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van harddrugs in de zin van artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet is vereist dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze drugs zich binnen zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat een bewoner van een woning geacht kan worden bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en daarover ook de beschikking heeft. Van dit uitgangspunt kan in bijzondere gevallen worden afgeweken.
Verdachte woonde op 3 februari 2023 met zijn gezin in de woning waar de amfetamine werd aangetroffen. De amfetamine lag in de vriezer, en dus niet op een moeilijk zichtbare plek, maar juist op een plek waar men als bewoner regelmatig kijkt. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat een persoon, van wie hij de naam niet wil noemen, de amfetamine in zijn huis heeft neergelegd. Deze verklaring is echter niet aannemelijk, waarbij de rechtbank meeweegt dat verdachte niet heeft willen aangeven wie de amfetamine in zijn woning heeft neergelegd, zodat zijn verklaring niet controleerbaar is. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van amfetamine in zijn woning.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande feit 4 wettig en overtuigend bewezen; uit de bewijsmiddelen vloeien de hoeveelheden en de soort drugs reeds voort.
Medeplegen feiten 3 en 4
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen van de feiten 3 en 4, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt.
Feit 5
Op 3 februari 2023 is in de woning van verdachte op de [adres] in [adres] in de bijkeuken/berging een vuurwapen en een doosje patronen aangetroffen. [15] Uit onderzoek is gebleken dat het wapen een aangepast gaspistool betrof van het merk Zoraki, model 906 en dat het een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) is. De ‘sper’ in de loop was verwijderd of er was een andere loop geplaatst zodat het mogelijk was scherpe patronen met dit wapen af te vuren. [16] Uit onderzoek naar de munitie is gebleken dat het ging om 25 kogelpatronen van het kaliber 7.65mm en dat dit munitie is in de zin van categorie III van de WWM. De kogelpatronen zijn geschikt om met het pistool te worden verschoten. [17]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van in dit geval de aanwezigheid van het wapen en de munitie in zijn woning. De rechtbank neemt de algemene ervaringsregel, dat de bewoner van een huis zich bewust moet zijn van hetgeen zich in zijn huis bevindt, in aanmerking. Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van het aangetroffen gaspistool en de munitie en heeft verklaard dat iemand anders, wiens naam hij niet wil noemen, dit wapen in zijn woning heeft neergelegd. Dit zou dezelfde persoon zijn als de persoon die de amfetamine in de vriezer had gelegd. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte echter onwaarschijnlijk. Verdachte heeft niet willen aangeven wie dit persoon zou zijn en zijn verklaring is dan ook niet controleerbaar. Hij heeft bewust de keuze gemaakt hier geen openheid over te geven. Daarbij acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat iemand anders, zonder medeweten van verdachte, een vuurwapen achterlaat in het huis van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en de munitie en dat hij het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
Op 3 februari 2023 is in het vakantiechalet van verdachte een taser aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van het stroomstootwapen. Hij verbleef niet vaak in het chalet en er hebben meermaals gasten verbleven, op momenten waarop verdachte zelf niet aanwezig was. De partner van verdachte heeft dit bevestigd. Daarbij is het stroomstootwapen gevonden in een kastje, en niet op een duidelijk zichtbare plek. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het stroomstootwapen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van het stroomstootwapen.
Ten aanzien van de aangetroffen munitie is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 75 t/m 77;
- het proces-verbaal van beschrijving vuurwapen en munitie, p. 1-2;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 3 t/m 6 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
3.
hij op
of omstreeks3 februari 2023 in de gemeente [adres]
en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen , althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft
/hebbengehad ongeveer 3980 gram hennep en
/ofongeveer 19,01 gram hash
althans (een) (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en), zijnde hennep en
/ofhash
eenmiddel
(en
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op
of omstreeks3 februari 2023 in de gemeente [adres]
en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft
/hebbengehad
- Ongeveer 1015,12 gram (met)amfetamine en
/of- Ongeveer 55 gram MDMA en
/of- Ongeveer 275 gram MDMA en
/of- Ongeveer 55 gram MDMA en
/of- Ongeveer 34 gram MDMA en
/of- Ongeveer 5 gram 2C-B,
althans (aanzienlijke) hoeveelhed(en) van een materiaal bevattende amfetamine en metamfetamine en MDMA en 2C-Bzijnde amfetamine en/of metamfetamine en
/ofMDMA en
/of2C-B
eenmiddel
(en
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op
of omstreeks3 februari 2023 in de gemeente [adres]
en/of elders in Nederlandeen vuurwapen van categorie III (te weten een naar een scherp schietend vuurwapen getransformeerd gaspistool, merk Zoraki, model 906) en
/of (voor dat wapen geschikte
)munitie van categorie III (te weten 25
, althans een aantalkogelpatronen van het kaliber 7.65 mm) voorhanden heeft gehad;
6.
hij op
of omstreeks3 februari 2023 te [adres]
(in perceel [adres]
)- een stroomstootwapen (merk Stun Master 100-s), zijnde/althans een wapen van categorie II onder 5 en/of- 10,
althans een aantalkogelpatronen (kaliber 7.62x54mm, IMI 92) zijnde munitie van categorie III en
/of- 29,
althans een aantalkogelpatronen (kaliber 9x19 mm, Luger), zijnde munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie heeft gevraagd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij een veroordeling ten hoogste het onvoorwaardelijke strafdeel conform het voorarrest op te leggen en daarbij eventueel een fors voorwaardelijk deel op te leggen met de voorgestelde bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Deze feiten hebben te maken met overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hard- en softdrugs. Deze middelen zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stoffen die kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien is het gebruik daarvan bezwarend voor de samenleving, onder andere omdat het gebruik van drugs vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft dit, met het aanwezig hebben van verdovende middelen, mede in stand gehouden.
Daarnaast heeft verdachte een verboden wapen en munitie voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Een vuurwapen vormt een groot gevaar en aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Er moet daarom streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 1 januari 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 21 december 2023. Uit dit advies blijkt dat verdachte bekend is met PTSS, persoonlijkheidsproblematiek, middelenmisbruik en een psychotische stoornis. Volgens GGNet is een klinische behandeling geïndiceerd, zodat er controle kan worden gekregen over zijn neiging om middelen te gebruiken en zodat zijn trauma’s kunnen worden behandeld. Verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan een intensief behandeltraject. Hij heeft zich op vrijwillige basis al aangemeld voor een opname in een kliniek. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling gedurende maximaal één jaar, ambulante behandeling, een drugsverbod en een alcoholverbod.
Gelet op de ernst van de feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank hecht echter ook waarde aan het feit dat verdachte open staat voor behandeling en zij acht het van belang dat deze behandeling spoedig begint om te zorgen dat verdachte niet terugvalt in middelengebruik.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Hij hoeft dan ook niet terug naar de gevangenis. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten: een meldplicht bij de reclassering, opname in een forensische zorginstelling, ambulante behandeling, een drugsverbod en een alcoholverbod. De rechtbank bepaalt echter, anders dan het advies van de reclassering, dat verdachte gedurende maximaal een half jaar kan worden opgenomen in een forensische zorginstelling, nu er nog geen indicatiestelling is en het nog onduidelijk is hoe lang voor de behandeling nodig is. Het voorwaardelijke deel van de straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in zal gaan. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Dit betekent feitelijk dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
De rechtbank is daarmee tot een lagere straf gekomen dan dat de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan ten laste gelegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
7 (zeven) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde de contacten met zijn toezichthouder voorzet volgens de met haar gemaakt afspraken. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • veroordeelde zich laat opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een half jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • veroordeelde zich laat behandelen door GGNet of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al gestart en zal zo nodig na klinische behandeling worden hervat. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan de controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • veroordeelde geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2024.
mr. S.I. Nelissen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces verbaal van bevindingen, p. 62 t/m 70.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 82 t/m 91.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2024.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62 t/m 70; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 82 t/m 91.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 89.
7.NFI-rapport d.d. 17 april 2023, p. 1.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 71 t/m 73; proces-verbaal LFO, p. 98 t/m 102.
9.NFI-rapport d.d. 6 april 2023, p. 125 t/m 131.
10.Proces-verbaal LFO, p. 98 t/m 102.
11.NFI-rapport d.d. 6 april 2023, p. 125 t/m 131.
12.Proces-verbaal LFO, p. 98 t/m 102.
13.NFI-rapport d.d. 6 april 2023, p. 125 t/m 131.
14.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 januari 2024.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62 t/m 66.
16.Proces-verbaal, p. 93.
17.Proces-verbaal van beschrijving vuurwapen en munitie, p. 1 en 2.