ECLI:NL:RBGEL:2024:6867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.071090.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplichtigheid aan hennepteelt door woning beschikbaar te stellen

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan hennepteelt. De verdachte, geboren in 1977 in Turkije en wonende in Nederland, werd ervan beschuldigd zijn woning ter beschikking te hebben gesteld voor de teelt van hennepplanten. De tenlastelegging betrof het feit dat op 2 september 2022 in zijn woning een hennepkwekerij met 174 hennepplanten werd aangetroffen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de medeplichtigheid van de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, omdat het vereiste dubbele opzet niet bewezen zou zijn.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als mede-eigenaar van de woning, op de hoogte had moeten zijn van de activiteiten die daar plaatsvonden. Er waren aanwijzingen dat de verdachte zich bewust was van de hennepteelt, zoals het zoemend geluid van een afzuiging dat door de verbalisanten werd gehoord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er hennep werd gekweekt in de woning die hij ter beschikking stelde aan een medeverdachte. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte medeplichtig was aan de exploitatie van de hennepkwekerij.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukte de maatschappelijke gevolgen van de handel in softdrugs en de verantwoordelijkheid van de verdachte in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/071090-23
Datum uitspraak : 9 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] , [postcode] , in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 2 september 2022 te
[woonplaats] , atlhans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een pand aan de [adres] te [woonplaats] een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 174 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 2 september 2022 te [woonplaats] , in elk
geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten
ter beschikking te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 2 september 2022 werd in het pand aan de [adres] te [woonplaats] een hennepkwekerij met 174 hennepplanten aangetroffen. Verdachte was op dat moment (mede-) eigenaar van dat pand. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet niet bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] sinds april 2022 in verdachtes woning op de [adres] woont, en dat hij, verdachte, daar wel eens kwam. Verdachte kwam dan even kijken, praten en koffie drinken. Tijdens zijn politieverhoor in oktober 2022 heeft verdachte verklaard dat hij “de laatste tijd” het gevoel had dat het niet lekker zat. Hij heeft in juli 2022 een paar jongens in de woning gezien. Dat was bezoek van [medeverdachte] . Dat waren aparte jongens en verdachte had daar geen goed gevoel bij. [3]
Verbalisanten traden op 2 september 2022 binnen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en troffen daar in de woonkamer en keuken meerdere verpakkingen van medicatie aan. Deze medicatie stond op naam van verdachte. Verder hoorden verbalisanten in de gang een zoemend geluid, welk geluid zij herkenden als geluid van een afzuiging die gebruikt wordt in een hennepkwekerij. [4]
In het midden kan blijven hoe permanent en frequent verdachte in de woning was. Op basis van de bewijsmiddelen kan vastgesteld worden dat dat in ieder geval een aantal keer is geweest. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte in ieder geval het vermoeden had dat er in de woning iets gaande was wat niet in de haak was.
Daarnaast was er in de gang een zoemend geluid hoorbaar, dat door verbalisanten werd herkend als het geluid van een afzuiging die gebruikt wordt in een hennepkwekerij. Dit geluid moet ook voor verdachte bij het bezoek aan de woning hoorbaar zijn geweest. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte niet onbekend is met wietteelt, aangezien hij antecedenten heeft op dat vlak, net zoals zijn huurder [medeverdachte] .
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat verdachte (tenminste) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat op de bovenverdieping van de woning, die hij als mede-eigenaar ter beschikking stelde aan [medeverdachte] , hennep werd gekweekt. Door niet in te grijpen maar [medeverdachte] te faciliteren door het pand aan hem te verhuren, en/of te blijven verhuren heeft hij hiervoor gelegenheid geboden. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit medeplichtigheid aan de exploitatie van een hennepkwekerij op.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
een of meer onbekend gebleven personen op
of omstreeks2 september 2022 te
[woonplaats] ,
althans in Nederland,met elkaar, althans één van hen,
(telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een pand aan de [adres] te [woonplaats] een hoeveelheid van
(in totaal)
ongeveer 174 hennepplanten
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval
(telkens)een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk
(e)
misdrijf
/misdrijvenverdachte op
of omstreeks2 september 2022 te [woonplaats] ,
in elk
geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door aan die onbekend gebleven
persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten
ter beschikking te stellen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf in combinatie met één dag gevangenisstraf. Voor de duur van de taakstraf heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van hennepteelt door zijn woning daarvoor beschikbaar te stellen. Het bewezenverklaarde handelen staat in relatie met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft. Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat ook vaak gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit. Door zijn handelwijze heeft verdachte daaraan bijgedragen. Verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad, maar heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Daaruit blijkt ook dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank ook de tenuitvoerlegging bevelen van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, zoals hieronder is vermeld. Verdachte moet ervan doordrongen worden zich niet meer in te laten met dit soort feiten.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende. Op 3 oktober 2022 is verdachte door de politie gehoord en is jegens hem een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat door het Openbaar Ministerie strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. De rechtbank zal op 9 oktober 2024 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis wijzen. De redelijke termijn is dus met ongeveer een week overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn valt niet aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op de geringe mate van overschrijding en de aard en geringe hoogte van de thans op te leggen straf, te weten een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf die minder beloopt dan 100 uren, ziet de rechtbank geen reden voor compensatie in de vorm van strafvermindering. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21/006901-18)

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte op 26 november 2020 veroordeeld tot (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering deels toe te wijzen (te weten: één maand) en dat deel om te zetten in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 59 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 26 november 2020 door het gerechtshof voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden (parketnummer 21/006901-18).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2024.
Mr. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte relaas proces-verbaal, dossiernummer PL0600 -2022456917, gesloten op 28 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 199-201; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 410.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 230-231.