ECLI:NL:RBGEL:2024:6866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.071085.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens hennepteelt en vrijspraak van diefstal en voorhanden hebben hasjiesj

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en andere gerelateerde feiten. De verdachte, geboren in 1982 in Turkije, werd bijgestaan door raadsman mr. H.J.M. Nijenhuis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 september 2022 in een pand te [plaats] een hennepkwekerij had met 174 hennepplanten. De rechtbank achtte het bewijs voor het medeplegen van hennepteelt wettig en overtuigend bewezen. Echter, de verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van hasjiesj, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor deze beschuldigingen. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een positieve wending aan zijn leven had gegeven door een baan in de zorg en het volgen van een opleiding. De rechtbank constateerde ook een schending van de redelijke termijn, maar zag geen reden voor strafvermindering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij mr. Braaksma niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/071085-23
Datum uitspraak : 9 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] , in [woonplaats] .
Raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2022 te [plaats] , atlhans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]
te [plaats] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 174 planten hennep,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2022 tot en met 2 september 2022 te
[plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
Een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 2 september 2022 te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 992 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 22 december 2022 te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas
en Waal stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop
aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden
gehad, te weten
- 1 assimilatielamp
- elektriciteitssnoeren
- 2 snelheidsregelaars
- 1 tijdschakelaar;
- 1 luchtafzuiger
- 6 ventilatoren
- 3 Optic Climates
- 2 kachels
- 1 Hygro-ph meter, en/of
- meerdere kweektenten
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de
Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 2 en 3 vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat geen sprake is van grootschalige of bedrijfsmatige teelt, als gevolg waarvan vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 2 september 2022 werd op de zolder van een pand aan de [adres 2] te [plaats] een hennepkwekerij met 174 hennepplanten aangetroffen. [2]
Op de bovenverdieping bevonden zich twee slaapkamers. In één slaapkamer stond een bed en een kledingkast. In de andere slaapkamer lag een matras op de grond. In die slaapkamer stond een doos van een afzuigslang. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat deze gebruikt worden bij hennepkwekerijen. De deur die toegang geeft tot de trap naar zolder zat op slot.
Aan de deur van de slaapkamer, waarin het matras op de grond lag, hing een badjas. In de zak van die badjas zat een sleutelbosje met diverse sleutels. Met één van de sleutels kon de deur naar de zolder geopend worden. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij. Hij woonde op dat moment in het pand aan de [adres 2] in [plaats] . Hij sliep in de slaapkamer met het bed. [4]
[medeverdachte] , de eigenaar van het pand aan de [adres 2] te [plaats] , heeft verklaard dat verdachte de eigenaar was van de aangetroffen hennepplantage en dat verdachte de planten verzorgde. Hij heeft verder verklaard dat hij de laatste tijd het gevoel had dat het niet lekker zat. Hij kwam er later pas achter maar hij durfde het niet te vragen toen. Daarmee doelt hij op ongeveer twee maanden geleden. Rond midden juli 2022 was dat volgens hem. Hij hoorde dat er een paar jongens kwamen en toen voelde het niet goed. [5]
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] over “een paar jongens” en gelet op de aanwezigheid van een tweede slaapkamer in de woning, waarin onder andere de sleutel naar de zolderverdieping werd aangetroffen, eveneens voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het ten laste gelegde bestanddeel medeplegen.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank vast dat de elektriciteit ten behoeve van de in het pand aan de [adres 2] in [plaats] aangetroffen hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Evenwel volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet dat verdachte wegnemingshandelingen, als ten laste gelegd, heeft verricht. De rechtbank overweegt verder dat de betrokkenheid van verdachte bij de teelt van hennep op zichzelf nog niet meebrengt dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit (o.a. Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511). De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Feit 3
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 2 september 2022 te [plaats] 992 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat er op 2 september 2022 in de woning aan de [adres 2] te [plaats] een zak met henneptoppen is aangetroffen. Deze hennep werd gewogen en het bleek om 992 gram te gaan.
Hasjiesj en hennep zijn beide middelen genoemd in de bij de Opiumwet behorende lijst II en zijn daar omschreven. Hasjiesj betreft een gebruikelijk vast mengsel van de afgescheiden hars verkregen van planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten. Hennep betreft elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De rechtbank concludeert dat hennep en hasjiesj - hoewel afkomstig van dezelfde plant - twee verschillende middelen zijn en dat – nu de tenlastelegging is toegesneden op hasjiesj – verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Er is immers hennep aangetroffen, zodat “hasjiesj” niet kan worden bewezen.
Feit 4
Op 22 december 2022 werden in een loods in Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal de volgende goederen aangetroffen:
- 1 assimilatielamp;
- elektriciteitssnoeren;
- 2 snelheidsregelaars;
- 1 tijdschakelaar;
- 1 luchtafzuiger;
- 6 ventilatoren;
- 3 Optic Climates;
- 2 kachels;
- 1 Hygro-ph meter;
- meerdere kweektenten. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende loods huurde en dat het klopt dat de voorwerpen zoals genoemd in de tenlastelegging in die loods stonden. [7]
Gezien de aard van de aangetroffen goederen en de onderlinge combinatie is de rechtbank van oordeel dat de aangetroffen voorwerpen redelijkerwijs niet anders kunnen worden aangemerkt dan als te zijn bestemd voor grootschalige en/of beroepsmatige hennepteelt en dat verdachte dat wist. Voorts had de verdachte wetenschap van de aanwezigheid van deze goederen in de loods en had hij daar, als huurder van de loods, ook de beschikkingsmacht over. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van dit feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 september 2022 te [plaats] ,
atlhans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2]
te [plaats] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 174 planten hennep,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram vaneen materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op
of omstreeks22 december 2022 te Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas
en Waal
stoffen en/ofvoorwerpen heeft
bereid, bewerkt, verwerkt, te koop
aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd ofvoorhanden
gehad, te weten
- 1 assimilatielamp
- elektriciteitssnoeren
- 2 snelheidsregelaars
- 1 tijdschakelaar;
- 1 luchtafzuiger
- 6 ventilatoren
- 3 Optic Climates
- 2 kachels
- 1 Hygro-ph meter, en/of
- meerdere kweektenten
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de
Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de ouderdom van de zaak, het feit dat verdachte ernstige gevolgen heeft ondervonden van deze strafzaak en dat hij nu werkzaam is in de zorg. De raadsman heeft verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten die uitgaan van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft gewezen op de mogelijkheid van een geldboete.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is betrokken geweest bij een hennepkwekerij. Verdachte heeft hierbij uit financieel gewin gehandeld. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Personen die verdovende middelen gebruiken, kunnen hier verslaafd aan raken en strafbare feiten plegen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Daarnaast gaat deze handel vaak gepaard met verschillende vormen van criminaliteit. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van deze handel.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verschillende voorwerpen die bestemd waren voor het opzetten van een hennepkwekerij.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij langer geleden onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden voor zover deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. Verdachte lijkt een positieve wending aan zijn leven te hebben gegeven. Zo volgt hij een opleiding, heeft hij een baan in de zorg en heeft hij gebroken met zijn contacten van vroeger. Dat biedt vertrouwen voor de toekomst.
Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, passend en geboden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende. Op 2 september 2022 is de hennepkwekerij, in aanwezigheid van verdachte, ontmanteld door de politie en is jegens hem een handeling verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat door het Openbaar Ministerie strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. De rechtbank zal op 9 oktober 2024 – en derhalve niet binnen twee jaren na dit moment – vonnis wijzen. De redelijke termijn is dus met ruim een maand overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn valt niet aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op de geringe mate van overschrijding en de aard en geringe hoogte van de op te leggen straf, te weten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een beperkte taakstraf, ziet de rechtbank geen reden voor compensatie in de vorm van strafvermindering. De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 en 11a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.L. Braaksma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2024.
Mr. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 -2022456917, gesloten op 28 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 199-201.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 231.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 410.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 454-455.
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.