ECLI:NL:RBGEL:2024:6864

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05.194660.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen en bijbehorende munitie, wederspannigheid, bedreiging en belediging met recidive

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 14 juni 2024 in [plaats 2] een doorgeladen vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, geboren in 1983 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en belediging van opsporingsambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en dat hij de politieagenten had bedreigd en beledigd tijdens zijn aanhouding. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank benadrukte de impact van het ongeoorloofd wapenbezit op de rechtsorde en de veiligheid in de samenleving. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, een politieagent, voor de geleden schade door bedreiging en belediging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/194660-24
Datum uitspraak : 9 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [land] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] , in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats 1] .
Raadsman: mr. C.Y. Kekik, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te [plaats 2] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type TR-34, kaliber 9mm. zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 (volmantel) kogelpatronen, van het kaliber 9x17mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te [plaats 2] opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, door die [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- ‘Jullie komen aan de beurt. Als ik je tegenkom dan maak ik je dood. Jij gaat liggen.’ en/of
- ‘Je gaat het nog wel zien en ik ga je dood maken.’ en/of
- ‘Kanker wouten, ik pak jullie nog wel. Ik maak jullie af.’ en/of
- ‘Ik schiet je dood.’ en/of
- ‘Ik pak je nog wel een keer als je alleen in de stad loopt’ en/of
- ‘Ik maak je dood kankerhoer’ en/of
- ‘Als ik je zie, maak ik je dood’ en/of
- ‘Zet je hand op je wapen, ik neuk jou’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] beiden in diens hoedanigheid van hoofdagent bij Politie Oost-Nederland;
3.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te [plaats 2] zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen de ambtenaren,
[opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, [opsporingsambtenaar 1] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, en/of [brigadier] , brigadier bij Politie Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van en/of het aanleggen van de (transport)boeien bij verdachte en/of de transport door:
- zijn arm(en) (met kracht) los te rukken en/of
- zijn armen, en/of bovenlichaam en/of benen in een richting te bewegen, anders dan voornoemde agenten hem trachtten te bewegen en/of
- in de richting van voornoemde agenten te trappen/schoppen, althans trappende/schoppende bewegingen te maken;
4.
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te [plaats 2] opzettelijk de ambtenaren, [opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, en/of [opsporingsambtenaar 1] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- ‘Kankerbitch je hebt geluk bro’ en/of
- ‘Kankerslet’ en/of
- ‘Kankermoeder’ en/of
- ‘Kankerhoer’ en/of
- ‘Puta madre’ en/of
- ‘Kankersukkels’ en/of
- ‘Niemand pleegt geweld op jou vuile slet’ en/of
- ‘Je hebt geluk he vuile puta’ en/of
- ‘Fuck jullie moeder’ en/of
- ‘Kanker op joh’ en/of
- ‘Je zit te kwebbelen vuile hoer’ en/of
- ‘Ik heb schijt aan jou, fuck jullie moeder’,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 t/m 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, nu bewijsuitsluiting dient te volgen, omdat sprake is van een vormverzuim. Het primaire handelen van de politie, de controle van verdachte, was onrechtmatig. Vervolgens is er een proces-verbaal aan het dossier toegevoegd om de oneffenheden glad te strijken. Er zijn vormen verzuimd en er is gehandeld in strijd met de artikelen 6 en 8 EVRM. Daarom moet de controle en alles wat daaruit is voorgekomen, van het bewijs worden uitgesloten.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen aan de zijde van de politie, waardoor sprake is van een vormverzuim. Verdachte is niet op de juiste wijze “gestopt” door de politie en dat moet in de visie van de verdediging leiden tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank stelt vast dat bij de politie een melding is gedaan van een beroving op straat. Een getuige heeft een signalement van de dader opgegeven en naar aanleiding daarvan zijn verbalisanten op zoek gegaan. Toen verbalisanten [opsporingsambtenaar 2] en [verbalisant 1] naar het slachtoffer en de getuige gingen om verklaringen op te nemen, liep verdachte voorbij. De getuige zei: “dit kan hem goed zijn”. Verdachte voldeed volgens verbalisanten aan het signalement. Zij wilden een controle uitvoeren en hielden verdachte staande. Verdachte reageerde daarop agressief en had zijn handen in zijn zakken. Het was verbalisant [opsporingsambtenaar 2] ambtshalve bekend dat verdachte altijd een wapen bij zich draagt. Verbalisanten vroegen bij herhaling, ter afwending van direct gevaar, of verdachte zijn handen uit zijn zakken wilde halen, wat verdachte telkens niet deed. Vlak voordat de politiehond zou bijten, haalde hij zijn handen uit zijn zakken. Verdachte beledigde de agenten vervolgens en werd toen aangehouden voor belediging. De fouillering vond na dit moment plaats, toen verdachte reeds aangehouden was.
Voor zover met het verweer bedoeld wordt dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest, omdat er op dat moment nog geen redelijk vermoeden van schuld bestond, wordt dit verweer gezien het voorgaande verworpen.
Verbalisant [opsporingsambtenaar 1] heeft verdachte in [plaats 2] op 14 juni 2024 gefouilleerd. [opsporingsambtenaar 1] zag dat een patroonhouder uit de jaszak van verdachte werd gehaald. [opsporingsambtenaar 1] voelde dat de rechterjaszak van verdachte zwaar was. Hij sneed de jaszak open. Een andere verbalisant haalde een vuurwapen uit de jas. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een doorgeladen vuurwapen op straat liep. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] , gespecialiseerd in het veiligstellen van vuurwapens, trof het vuurwapen aan met ontspannen haan. Na toepassing van de ontlaadprocedure zag verbalisant dat in de kamer van dit vuurwapen één patroon aanwezig was. Daarnaast was de patroonhouder gevuld met 4 patronen van 9 mm. Later bleek dat een collega nog een houder met 5 patronen in beslag had genomen. Het wapen en de houders met patronen zijn in het beslaghok opgeslagen. [4]
Het in beslag genomen wapen is onderzocht. Het betreft van origine een gaspistool van het merk BLOW, type TR-34 in het kaliber 9mm knal. Het wapen is getransformeerd en de originele loop is vervangen, waardoor het vuurwapen geschikt is gemaakt om kogelpatronen te verschieten. Het betreft een pistool bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Bij dit wapen werden twee passende patroonmagazijnen aangetroffen met in totaal 10 volmantel kogelpatronen van het kaliber 9 x 17 mm. [5]
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 juni 2024 een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en 10 volmantel kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Feit 2
Verbalisant [opsporingsambtenaar 2] was op 14 juni 2024 te [plaats 2] . Zij heeft verklaard dat verdachte meerdere bedreigingen naar haar uitte. Verdachte riep “Zet je hand op je wapen. Ik neuk jou”. [6]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij verdachte het volgende hoorde schreeuwen: “kanker wouten”, “ik pak jullie nog wel” en “ik maak jullie af”. Verbalisant [opsporingsambtenaar 1] heeft verdachte toen aangehouden voor belediging en bedreiging. [7]
Verbalisant [brigadier] heeft verklaard dat hij verdachte tegen zijn collega [opsporingsambtenaar 2] hoorde schreeuwen: “ik schiet je dood”, “ik pak je nog wel een keer als je alleen in de stad loopt”, “ik maak je dood kankerhoer” en “als ik je zie maak ik je dood”. [8]
Verbalisant [opsporingsambtenaar 1] heeft verklaard dat verdachte zei: “Jullie komen aan de buurt. Als ik je tegenkom dan maak ik je dood. Jij gaat liggen”. [9]
De rechtbank acht op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 14 juni 2024 te [plaats 2] de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] heeft bedreigd.
Feit 3
Verbalisant [opsporingsambtenaar 1] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, heeft verklaard dat verdachte zich op 14 juni 2024 te [plaats 2] verzette bij zijn aanhouding. Verdachte bewoog zijn armen, bovenlichaam en benen in een andere richting dan dat verbalisanten hem wilden hebben, waarna [opsporingsambtenaar 1] verdachtes rechterarm in de transportboeien heeft geslagen. Tevens heeft verdachte meerdere keren geprobeerd om zijn benen te bewegen en trappende bewegingen te maken. [10]
[opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, heeft verklaard dat verdachte zich hevig verzette en hij zijn arm met kracht lostrok op het moment dat [opsporingsambtenaar 2] de handboeien probeerde aan te leggen. Verder gaf verdachte [opsporingsambtenaar 2] met zijn rechterbeen een trap. [11]
Verbalisant [brigadier] , brigadier bij Politie Oost-Nederland, heeft verklaard dat hij de linkerhand van verdachte op verdachte’s rug deed. Daarbij moest [brigadier] al zijn kracht gebruiken, want verdachte trachtte zijn linkerarm de andere kant op te brengen. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn zelfbeheersing verloor. Het kan waar zijn dat hij begon te schoppen in het busje. [13]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen.
Feit 4
[opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij de Politie Oost-Nederland, heeft verklaard dat verdachte op 14 juni 2024 te [plaats 2] het volgende riep: “Kankerbitch, jij hebt geluk bro”, “kankerslet”, “Je kankermoeder man. Niemand pleegt geweld op jou vuile slet”, “Puta madre” en “Kankerhoer”. [14]
Een andere verbalisant heeft de bodycambeelden bekeken en beluisterd. Er lag een persoon onder bedwang van twee politieagenten met een spuugmasker over zijn hoofd op de grond (de rechtbank begrijpt: verdachte). Verbalisant hoorde verdachte de volgende bewoordingen bezigen: “Fuck jullie moeder.”, “Je zit te kwebbelen, vuile hoer”, “kankersukkel”, “kanker op joh”, “ik heb schijt aan jou, fuck jullie moeder”. [15] Ook wordt beschreven dat verdachte zei: “je hebt geluk he, vuile puta”. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij de verbalisanten heeft uitgescholden en dat hij alle ten laste gelegde beledigingen met het woord “kanker” heeft gebruikt. Ook heeft hij verklaard “fuck jullie moeder” te hebben gezegd. [17] Verdachte heeft ontkend de overige beledigingen te hebben geuit.
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de op ambtseed afgelegde verklaring van verbalisant [opsporingsambtenaar 2] . Zij acht, mede gelet het uitgewerkte verslag van de bodycambeelden, alle ten laste gelegde beledigingen wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te [plaats 2] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type TR-34, kaliber 9mm. zijnde een vuurwapen in de vorm van een
revolver en/ofpistool en
/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 (volmantel) kogelpatronen, van het kaliber 9x17mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te [plaats 2] opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en
/of[opsporingsambtenaar 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/of met zware mishandelingen
/ofmet verkrachting
en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid,door die [opsporingsambtenaar 1] en/of [opsporingsambtenaar 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- ‘Jullie komen aan de beurt. Als ik je tegenkom dan maak ik je dood. Jij gaat liggen.’ en
/of- ‘Je gaat het nog wel zien en ik ga je dood maken.’ en/of- ‘Kanker wouten, ik pak jullie nog wel. Ik maak jullie af.’ en
/of- ‘Ik schiet je dood.’ en
/of- ‘Ik pak je nog wel een keer als je alleen in de stad loopt’ en
/of- ‘Ik maak je dood kankerhoer’ en
/of- ‘Als ik je zie, maak ik je dood’ en
/of- ‘Zet je hand op je wapen, ik neuk jou’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [opsporingsambtenaar 1] en
/of[opsporingsambtenaar 2] beiden in
dienshunhoedanigheid van hoofdagent bij Politie Oost-Nederland;
3.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te [plaats 2] zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen de ambtenaren,
[opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, [opsporingsambtenaar 1] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, en/of [brigadier] , brigadier bij Politie Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van en
/ofhet aanleggen van de (transport)boeien bij verdachte
en/of de transportdoor:
- zijn arm
(en) (met kracht
)los te rukken en
/of- zijn armen, en
/ofbovenlichaam en
/ofbenen in een richting te bewegen, anders dan voornoemde agenten hem trachtten te bewegen en
/of- in de richting van voornoemde agenten te trappen/schoppen, althans trappende/schoppende bewegingen te maken;
4.
hij op
of omstreeks14 juni 2024 te [plaats 2] opzettelijk de ambtenaren, [opsporingsambtenaar 2] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, en
/of[opsporingsambtenaar 1] , hoofdagent bij Politie Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haarhunbediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haarhende woorden toe te voegen:
- ‘Kankerbitch je hebt geluk bro’ en
/of- ‘Kankerslet’ en
/of- ‘Kankermoeder’ en
/of
- ‘ Kankerhoer’ en
/of- ‘Puta madre’ en
/of- ‘Kankersukkels’ en
/of
- ‘ Niemand pleegt geweld op jou vuile slet’ en
/of- ‘Je hebt geluk he vuile puta’ en
/of- ‘Fuck jullie moeder’ en
/of- ‘Kanker op joh’ en
/of- ‘Je zit te kwebbelen vuile hoer’ en
/of- ‘Ik heb schijt aan jou, fuck jullie moeder’,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (pistool);
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (patronen);
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
en
bedreiging met verkrachting;
feit 3:
wederspannigheid;
feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd te bepalen op drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf met een groter deel voorwaardelijk dan de officier van justitie heeft geëist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het op straat voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende munitie. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Illegaal wapenbezit hoort niet thuis in de maatschappij en dient krachtig te worden bestreden. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van dergelijke wapens en munitie onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijke onomkeerbare gevolgen van dien. Dat verdachte dit doorgeladen vuurwapen bij zich droeg op de openbare weg, is des te kwalijker, nu een doorgeladen vuurwapen bovendien onbedoeld kan afgaan en ook dat legt nog eens bloot wat de risico’s zijn van het bezit van vuurwapens, óók als de gebruiker niet direct het doel heeft om een ander te verwonden, of erger.
De andere feiten betreffen strafbare feiten jegens de politie. Verdachte heeft zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding en heeft de politieagenten bedreigd en beledigd. Verdachte heeft door zijn handelwijze de politieagenten, die op die momenten eenvoudigweg hun werk deden, in de uitoefening van hun taken op onaanvaardbare wijze ondermijnd, hen in de eer en goede naam aangetast en hen angst aangejaagd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2024, waaruit blijkt dat hij vóór de bewezenverklaarde feiten eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijk feiten, waaronder wapenbezit en beledigingen van ambtenaren in functie. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan ernstige strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsadvies van 29 augustus 2024. Daaruit volgt dat ofwel eerdere pogingen tot reclasseringscontact niet van de grond kwamen omdat verdachte weigerde ofwel deze contacten moeizaam verliepen. De reclassering is desondanks bereid om verdachte te begeleiden. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, passend. Daarbij zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het pistool bij zich had voor zijn eigen veiligheid. Op de vraag of hij dan bereid was om het vuurwapen te gebruiken, heeft hij verklaard dat hij dit is en in het verleden ook al heeft moeten doen. Gelet op het strafblad van verdachte en het feit dat hij bereid is om een vuurwapen te gebruiken, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2] heeft in verband met de feiten 2 en 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 400,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Overweging van de rechtbank
Voor toekenning van immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet – kort gezegd – sprake zijn van aantasting in de persoon in de vorm van lichamelijk letsel (1), geschaad zijn in de eer of goede naam (2) of aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (3). Voor de laatste categorie geldt dat sprake moet zijn van geestelijk letsel (met onderbouwing) dan wel, bij afwezigheid daarvan, dat sprake moet zijn van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 lid 1 BW valt.
De benadeelde is ten eerste door de beledigingen in haar eer of goede naam geschaad. De benadeelde is ten tweede door verdachte bedreigd met een misdrijf tegen het leven en met verkrachting. Door iemand die zij als hoofdagent van politie beroepshalve kent. Verdachte is bekend wegens het dragen van (vuur)wapens. Verdachte heeft een uitbreid strafblad, ook voor geweldsfeiten en heeft tijdens zijn aanhouding ongeremd en zeer agressief gedrag laten zien. De benadeelde kan in de toekomst verdachte tijdens haar werk weer tegenkomen. Het is dan ook begrijpelijk dat de bedreiging een grote impact op haar heeft (gehad). Daarmee doet zich naar het oordeel van de rechtbank hier een situatie voor waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’, als hiervoor bedoeld, sprake is. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 400,00 dan ook toewijzen.
Verdachte is vanaf 14 juni 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 57, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
  • bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Iriszorg Reclassering op het adres Tarweweg 20, 6534 AM, Nijmegen . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
- zich laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start indien dit nodig wordt geacht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 en 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2] van € 400,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [opsporingsambtenaar 2] een bedrag te betalen van € 400,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2024.
Mr. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024273034, gesloten op 7 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59 en 61.
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 131.
5.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 135.
6.Proces-verbaal van aangifte [opsporingsambtenaar 2] , p. 38 en 41.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 59-62.
11.Proces-verbaal van aangifte [opsporingsambtenaar 2] , p. 38 en 41.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64-65.
13.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 38 en 41.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een beeld- en audioverslag door camerabeeldspecialist, p. 112-113, 115-116.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
17.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 september 2024.