Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand en het stelen van stroom van een bedrijf. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uur, maar de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat hij het pand verhuurde aan anderen en geen betrokkenheid had bij de hennepkwekerij.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat op 13 oktober 2021 in het pand een hennepkwekerij met ongeveer 586 hennepplanten was aangetroffen. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de hennepteelt of de diefstal van elektriciteit. De rechtbank benadrukte dat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in het pand of dat hij zelf aanwezig was in het gedeelte waar de hennepkwekerij was gevestigd.
Uiteindelijk kwam de rechtbank tot de conclusie dat het bewijs niet wettig en overtuigend was en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren, en werd in aanwezigheid van de griffier openbaar gemaakt.