ECLI:NL:RBGEL:2024:6857

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05/155345-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op supermarkt met nepvuurwapen en gevolgen voor slachtoffers

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een supermarkt. De overval vond plaats op 1 maart 2024, waarbij de verdachte een nepvuurwapen gebruikte om de caissière, [slachtoffer 1], te bedreigen. Tijdens de overval heeft de verdachte bankbiljetten uit de kassalade gepakt en de caissière bedreigd door te zeggen: 'Dit is een overval'. De verdachte is vervolgens de winkel uitgerend en heeft daarbij een andere medewerker, [slachtoffer 2], per ongeluk geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk een vooropgezet plan had om de overval te plegen, ondanks de verdediging die stelde dat het een impulsieve daad was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is aan de caissière een schadevergoeding van € 1.500,00 toegekend voor immateriële schade, terwijl de vordering van de winkelmedewerker is afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de overval op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn middelengebruik en de invloed van zijn sociale omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/155345-24
Datum uitspraak : 4 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] (Filipijnen) ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] ,
raadsman: mr. J.W.M. Soentjens, advocaat in 's-Heerenberg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te [plaats] meerdere bankbiljetten, in elk geval een geldbedrag/enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- terwijl de kassalade geopend is, bankbiljetten daaruit te grissen,
- tegen [slachtoffer 1] , de caissière, te zeggen "Dit is een overval",
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen,
- dat vuurwapen te richten op die [slachtoffer 1] , en/of
- bij het verlaten van de winkel een andere medewerker, te weten [slachtoffer 2] , aan de kant te duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 1 maart 2024 ’s avonds in de [bedrijf] aan de [adres 2] in [plaats] . Hij droeg gezichtsbedekking en had een nepvuurwapen bij zich. In de winkel deed verdachte zijn capuchon op. Verdachte heeft blikjes ingeleverd en is daarna naar de kassa gelopen. [2] Terwijl de caissière, [slachtoffer 1] , de kassalade opendeed om wisselgeld te pakken, deed verdachte een greep in de kassalade, pakte enkele biljetten en richtte het nepvuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] . Verdachte rende vervolgens de winkel uit. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een winkeloverval.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte geen vooropgezet plan had om de overval te plegen. Hij heeft in een impuls gehandeld. Tijdens de vlucht heeft verdachte de [bedrijf] -medewerker [slachtoffer 2] wellicht per ongeluk met zijn schouder geraakt, maar hij heeft hem niet aan de kant geduwd.
Beoordeling door de rechtbank
Op de camerabeelden die in de [bedrijf] zijn gemaakt, is te zien dat verdachte de winkel binnen kwam met een mondkapje en een muts op. Het mondkapje bedekte zijn gezicht bijna volledig, alleen zijn ogen en het bovenste gedeelte van zijn neus waren zichtbaar. In de winkel heeft verdachte de capuchon van zijn jas over zijn muts gedaan. [4] Ook had verdachte een nepvuurwapen meegenomen. [5] Op het moment dat de caissière de kassalade opende, zei verdachte zacht ‘dit is een overval’ en probeerde tegelijkertijd geld uit de kassalade te pakken. Daarbij richtte hij het nepvuurwapen op de caissière. Volgens de caissière had verdachte een paar briefjes in zijn hand. [6] Gelet op deze handelingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk een vooropgezet plan had om de overval te plegen en kennelijk zijn identiteit voorafgaand aan en tijdens de overval wilde verbergen. Het nepwapen heeft verdachte gebruikt om de caissière te bedreigen en zo de diefstal makkelijker te maken.
De rechtbank acht niet bewezen dat er ook sprake is geweest van (bedreiging met) geweld tegen de [bedrijf] -medewerker [slachtoffer 2] . Op de camerabeelden is te zien dat verdachte bij de kassa wegrende. [slachtoffer 2] heeft zijn collega horen roepen en ging in het pad staan waar verdachte door aan kwam rennen. Op het moment dat verdachte een stap naar rechts zette om langs [slachtoffer 2] te rennen, zette [slachtoffer 2] ook net een stap in die richting, waardoor zij tegen elkaar aan zijn gebotst. De rechtbank ziet hierin echter geen duwen vanuit de zijde van verdachte. Dat betekent dat verdachte wordt vrijgesproken van enige vorm van geweld tegen [slachtoffer 2] .
Conclusie
Op grond van het bovenstaande, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met bedreiging van geweld tegen [slachtoffer 1] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 maart 2024 te [plaats] meerdere bankbiljetten
, in elk geval een geldbedrag/enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan de [bedrijf]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
, en/ofo
m, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- terwijl de kassalade geopend is, bankbiljetten daaruit te grissen,
- tegen [slachtoffer 1] , de caissière, te zeggen "Dit is een overval",
-
een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp
,te tonen,
- dat
op eenvuurwapen
gelijkend voorwerpte richten op die [slachtoffer 1]
, en/of
- bij het verlaten van de winkel een andere medewerker, te weten [slachtoffer 2] , aan de kant te duwen..
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafbepaling rekening moet worden gehouden met de leefomstandigheden van verdachte. Na een lange delictvrije periode is hij in aanraking gekomen met een verkeerd milieu. Verdachte wil stappen nemen om weg te komen uit dat milieu. De raadsman heeft verzocht het door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te matigen naar 9 maanden, omdat het aannemelijk is dat met het voorduren van de detentie de intrinsieke motivatie van verdachte om zijn leven te verbeteren zal afnemen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder de justitiële documentatie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een supermarkt. Verdachte heeft daarbij op een jonge caissière een nepvuurwapen gericht. Ter terechtzitting bleek uit de namens haar voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring dat dit een behoorlijke impact op haar heeft gehad. Verdachte heeft uitsluitend gehandeld uit eigen financieel gewin en zo bij een greep uit de kassa voor een relatief gering bedrag, geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor betrokkenen. Een ernstig feit. De rechtbank houdt echter ook rekening met het gegeven dat het geen professionele en langdurige overval betrof, maar een enkele greep uit de kassalade waarna verdachte is weggerend.
In het rapport dat Reclassering Nederland op 7 augustus 2024 over verdachte heeft uitgebracht, staat dat het delictgedrag van verdachte verband houdt met zijn middelengebruik. Hij heeft een negatief sociaal netwerk bestaande uit drugsgebruikers. Ook op het gebied van huisvesting zijn er problemen. De reclassering twijfelt of verdachte momenteel in staat is om zelfstandig te wonen. Verdachte heeft paranoïde gedachten, maar of deze voortkomen uit drugsgebruik of uit aanwezige psychiatrische problematiek kon niet worden vastgesteld. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering heeft daarom geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
• meldplicht bij reclassering;
• ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
• begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• locatieverbod (zonder elektronische monitoring);
• meewerken aan schuldhulpverlening;
• meewerken aan middelencontrole.
Alles afwegende komt de rechtbank mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf, maar lager dan door de officier van justitie is geëist, vanwege de aard van de overval en de persoonlijke problematiek van verdachte. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. De tijd, die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ook de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] volledig kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Volgens de officier van justitie is het is een billijk bedrag en is de schade goed onderbouwd.
De officier van justitie is van mening dat ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig kan worden toegewezen. Naast de toekenning van de wettelijke rente vordert zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] volledig dient te worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is de raadsman van mening dat het gevorderde bedrag zich niet verhoudt tot de vordering van [slachtoffer 1] , gelet op de impact die het handelen op laatstgenoemde heeft gehad. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het bedrag te matigen.
Overweging van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die onder een van de genoemde grondslagen van artikel 6:106 BW valt. De benadeelde is door het handelen van verdachte aangetast in de persoon. Gelet op de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.500,00 passend. Dit bedrag zal daarom ook worden toegewezen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Op de grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die onder een van de genoemde grondslagen van artikel 6:106 BW valt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingsreclassering Arnhem IrisZorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (088 6061600) meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte zich niet in de [bedrijf] aan de [adres 2] te [plaats] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. P.M. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2024.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2024.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 17 en 18; proces-verbaal van bevindingen, p. 36 t/m 40.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2024.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 17.