ECLI:NL:RBGEL:2024:6855

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
05/176880-22; 05-211870-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvraag en vervolging van coffeeshophouder wegens bezit van grote hoeveelheden softdrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 september 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een coffeeshophouder, die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden softdrugs. De verdachte, geboren in Marokko en wonende in Nederland, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj, met een totale hoeveelheid die de wettelijk toegestane grens van 500 gram overschreed. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: op 11 september 2021 werd ongeveer 924,6 gram hennep aangetroffen, en op 29 juni 2022 meer dan 6.000 gram hasj en hennep. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er al bestuursrechtelijke repercussies waren geweest, waaronder de sluiting van de coffeeshop. De rechtbank oordeelde echter dat de vervolging ontvankelijk was, aangezien het bezit van softdrugs nog steeds strafbaar is onder de Opiumwet, ongeacht de gedoogstatus van de coffeeshop. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de regels en dat de aangetroffen hoeveelheden een legitiem vervolgingsdoel rechtvaardigden. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden, maar de rechtbank besloot geen straf op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte al financieel schade had geleden door de sluiting van zijn onderneming. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk strafdoel meer gediend was met een veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/176880-22; 05-211870-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 25 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1965 in [geboorteplaats] (Marokko) ,
wonende aan de [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/176880-22:
hij op of omstreeks 11 september 2021 te Tiel opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 924,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de zaak met parketnummer 05-211870-22:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 te Tiel, althans in Naderland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal)ongeveer,
- 6355 gram hasj, en/of
- 428 gram hasj, en/of
- 876 gram hennep, en/of
- 1411 (voorgedraaide) joints,en/of
- 1091 hennepmix,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat geen redelijk denkend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend is. Er zijn al bestuursrechtelijke repercussies geweest. Na een beslissing van de bestuursrechter is de coffeeshop zes weken gesloten geweest.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen uitlatingen zijn gedaan die zijn toe te rekenen aan het OM, op basis waarvan bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij niet (verder) zou worden vervolgd. Daarnaast is geen sprake van een zaak waarin door de strafrechtelijke vervolging geen door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend is, waardoor sprake zou zijn van strijd met het verbod van willekeur. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM dient dan ook te worden verworpen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het OM de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Uit vaste rechtspraak volgt dat de beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate leent voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het OM gedane, of aan het OM toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Daarnaast doet zo’n uitzonderlijk geval zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur (dat in de strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging). Aan het oordeel dat het OM om deze reden in de vervolging van een verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard dienen zware motiveringseisen te worden gesteld.
De rechtbank stelt voorop dat er geen uitlatingen zijn gedaan die zijn toe te rekenen aan het OM, op basis waarvan bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij niet (verder) zou worden vervolgd.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat zich in deze zaak niet de situatie voordoet dat de vervolging is ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte is coffeeshophouder. Het bezit van hennep en hasjiesj is echter nog steeds verboden en strafbaar gesteld in de Opiumwet. Het gedoogbeleid staat toe dat een coffeeshophouder met vergunning maximaal 500 gram hennep en/of hasjiesj in voorraad mag hebben. Verdachte heeft op twee verschillende dagen grote hoeveelheden softdrugs aanwezig gehad. Hij heeft op één dag bijna een kilogram softdrugs aanwezig gehad en op de andere dag meer dan tien kilogram. De aangetroffen hoeveelheden overschrijden de absolute grens van een handelsvoorraad van 500 gram in zeer ruime mate. Dit maakt dat er nog steeds een legitiem vervolgingsdoel is. Dat de coffeeshop van verdachte tijdelijk is gesloten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dit betreft immers een bestuurlijke maatregel.
De rechtbank verwerpt het verweer en acht het OM ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/176880-22 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 3-4;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2023.
Parketnummer 05-211870-22 [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 20;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 39-41, met bijlage ‘Goederenlijst, p. 77 van het aanvullend dossier met dossiernummer PL0600-2022292075, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Landelijke Eenheid, gesloten op 25 augustus 2022;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 78 van het aanvullend dossier met dossiernummer PL0600-2022292075, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Landelijke Eenheid, gesloten op 25 augustus 2022;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2023.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummers 05/176880-22 en 05/211870-22 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 05/176880-22:
hij op
of omstreeks11 september 2021 te Tiel opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal)
ongeveer924,6 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 05-211870-22:
hij op
of omstreeks29 juni 2022
te Tiel, althansin Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal) ongeveer,
- 6355 gram hasj, en
/of- 428 gram hasj, en
/of- 876 gram hennep, en
/of- 1411 (voorgedraaide) joints, en
/of- 1091 hennepmix,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars enplantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesjzijnde hasjiesj en
/ofhennep
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaken met parketnummers 05/176880-22 en 05-211870-22, telkens:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren. Hij heeft hierbij verwezen naar de grote hoeveelheden aangetroffen softdrugs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Verdachte heeft door sluiting van de coffeeshop en vernietiging van de softdrugs al financieel schade geleden. Bovendien is verdachte een bonafide coffeeshophouder en is er geen maatschappelijk belang gediend met strafoplegging.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van grote hoeveelheden softdrugs op twee verschillende dagen. Verdachte heeft dit ook bekend. De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan in het kader van de exploitatie van de coffeeshop van verdachte.
Zoals hiervoor reeds is overwogen wordt op grond van het gedoogbeleid gedoogd dat in een coffeeshop zelf een handelsvoorraad wordt aangehouden van maximaal 500 gram. Het aanhouden van een, al dan niet externe, grotere handelsvoorraad, wordt niet gedoogd. Ook de aanvoer van de softdrugs wordt niet gedoogd. Deze regel staat, zoals het Gerechtshof Amsterdam in haar arrest van 5 maart 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:448) heeft overwogen, vanwege de relatief beperkte aantal coffeeshops en de aanhoudende vraag naar softdrugs in zoverre los van de werkelijkheid, dat, gelet op de hoeveelheid softdrugs die er bij een reguliere coffeeshop aan de voordeur uit gaat, evident is dat er aan de achterdeur moet worden geput uit een handelsvoorraad die veel groter is dan 500 gram. Deze zogeheten achterdeurproblematiek kenmerkt zich door de paradoxale situatie waarin de exploitant van een bestuurlijk gedoogde coffeeshop strafbaar is voor het (elders) aanwezig hebben van een voorraad van meer dan 500 gram, welke voorraad voor een behoorlijke bedrijfsvoering evident noodzakelijk is.
In rechterlijke uitspraken wordt in bepaalde zaken, waarbij sprake was van het aanhouden van een externe handelsvoorraad in een coffeeshop, geen straf of maatregel opgelegd. In de rechtspraak zijn aspecten geformuleerd die van belang zijn voor de vraag in hoeverre bestraffing van het bewezenverklaarde nog een toegevoegde waarde heeft. De rechtbank heeft deze aspecten in haar beoordeling betrokken en overweegt hiertoe als volgt.
[coffeeshop] is door de overheid gedoogd en er zijn voor zover bekend geen klachten van overlast of verkoop aan minderjarigen. Ook is de bedrijfsvoering transparant en op orde. Verdachte heeft ter zitting openheid gegeven en de financiële stukken aan de rechtbank overgelegd. Gelet op de jaarlijkse omzet is aannemelijk dat de voorraad in de coffeeshop van maximaal 500 gram niet toereikend is voor de dagelijkse exploitatie van de coffeeshop. Verdachte heeft toegelicht dat hij per dag meer dan 1500 gram softdrugs verkoopt. De eerste aangetroffen hoeveelheid betreft volgens de aannemelijke verklaring van verdachte een handelsvoorraad toereikend voor minder dan een dag. De andere aangetroffen hoeveelheid betreft een handelsvoorraad toereikend voor ongeveer een week. Ten slotte is op basis van de overgelegde (financiële) stukken aannemelijk dat de voorraad uitsluitend werd aangehouden ten behoeve van de gedoogde coffeeshop. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat die voorraad mede bestemd was voor andere (illegale of niet-gedoogde) doeleinden of dat er sprake was van straat- of groothandel.
De rechtbank is, gelet op al het voorgaande, van oordeel dat in deze zaak kan worden volstaan met de constatering dat de verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij daarvoor strafbaar is, en dat met het opleggen van een straf geen redelijk strafdoel meer is gediend. De rechtbank zal daarom bepalen dat geen straf wordt opgelegd. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij een recent arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 5 maart 2024 (ECLI:NL:HR:2024:448).

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een personenauto, merk Renault met kenteken [kenteken] (voorwerpnummer [voorwerpnummer] ) in beslag genomen. Deze auto was voorzien van een verborgen ruimte. Daarnaast zijn verdovende middelen in beslag genomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto verbeurd te verklaren en de aangetroffen verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen personenauto (Renault, met kenteken [kenteken] (voorwerpnummer [voorwerpnummer] ) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen verklaarde feit onder parketnummer 05/211870-22 is met behulp van dit voorwerp begaan. Verdachte had immers softdrugs aanwezig in de auto. Het ongecontroleerde bezit van de auto, is gelet op de in de auto aanwezige verborgen ruimte, in strijd met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang en het feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • bepaalt dat geen straf wordt opgelegd;
Beslissing op het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de personenauto, kenteken [kenteken] , rood, merk: Renault;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Landelijke Eenheid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022292055, gesloten op