ECLI:NL:RBGEL:2024:6840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
048509-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 september 2024 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1972 en momenteel gedetineerd in een penitentiaire inrichting, had verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van deze maatregel. De rechtbank heeft besloten de maatregel voort te zetten, met als doel de maatschappij te beschermen tegen mogelijk recidiveren van de veroordeelde.

De procedure begon met een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 november 2023, waarin de ISD-maatregel voor twee jaar werd opgelegd. De raadsman van de veroordeelde stelde dat er geen noodzaak was voor voortzetting van de maatregel, omdat deze niet in verhouding zou staan tot de aard en ernst van het feit. De raadsman betoogde dat de veroordeelde met begeleiding van Domus in Nijmegen en ambulante hulp het recidiverisico laag kon houden. De officier van justitie daarentegen pleitte voor voortzetting van de maatregel, verwijzend naar het verleden van de veroordeelde en het belang van een uitgewerkt uitstroomplan.

De rechtbank overwoog dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en dat beëindiging van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en ernstige overlast. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde nog niet had deelgenomen aan noodzakelijke behandelingen en dat het recidiverisico hoog bleef. Daarom werd besloten de ISD-maatregel voort te zetten, zodat de veroordeelde kan profiteren van de aangeboden behandeling en de voorgenomen stappen voor extramurale zorg.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/048509-23
Datum uitspraak: 30 september 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] , [postcode] , in [plaats] ,
op dit moment gedetineerd in P.I. [verblijfplaats] in [plaats] .
Raadsman: mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat in Oirschot.

De procedure

Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden van 30 november 2023 is aan veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar opgelegd (hierna te noemen: ISD-maatregel). Bij brief van 23 juli 2024 is namens veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van tenuitvoerlegging van de maatregel.

Het onderzoek ter terechtzitting

Op de openbare terechtzitting van 16 september 2024 zijn gehoord:
- veroordeelde;
- de raadsman;
- de deskundige dhr. T.S.W. Lourens (casemanager ISD in de P.I. [verblijfplaats] ), en
- de officier van justitie.

Het standpunt van veroordeelde

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak is tot voortzetting van de ISD-maatregel. Een voortzetting van de ISD-maatregel staat namelijk niet in verhouding tot de aard en ernst van het feit en is niet langer opportuun om het recidivegevaar terug te dringen. Er is wat betreft behandeling niets in gang gezet en veroordeelde kan bovendien met de begeleiding vanuit Domus in Nijmegen en eventuele ambulante hulp het recidiverisico laag houden. De raadsman heeft bepleit dat het voorzetten van de ISD-maatregel zelfs contraproductief is. Vanuit Domus is er nu namelijk weinig urgentie om veroordeelde te plaatsen omdat hij een verblijfplaats heeft in de P.I. Bij beëindiging van de ISD-maatregel zal de urgentie om geplaatst te worden bij Domus worden verhoogd. Beëindiging van de ISD-maatregel zal niet leiden tot ernstige overlast omdat veroordeelde in de P.I. geen middelen heeft gebruikt en ook geen disciplinaire straffen heeft gehad.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de ISD-maatregel voort te zetten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het verleden heeft geleerd dat veroordeelde niet zonder hulp en begeleiding kan. Er ligt vanuit de P.I. een uitgewerkt plan voor uitstroom naar Domus en behandeling bij Iriszorg zodra daar plek is. Dat plan moet worden gevolgd.

De beoordeling

De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. De rechter beëindigt de maatregel indien hij naar aanleiding van de inlichtingen over de noodzaak van de voortzetting van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer is vereist.
Daarbij dient het volgende beslissingskader te gelden. Allereerst moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt. Daarbij is de bescherming van de maatschappij het primaire doel van de maatregel en derhalve van doorslaggevende betekenis.
Uit de tussentijdse ISD-rapportage van 5 september 2024 en de ter terechtzitting gegeven toelichting van de deskundige leidt de rechtbank het volgende af. De ISD-maatregel is per
17 december 2023 van start gegaan. Veroordeelde werkt op dit moment drie dagen in de week bij de [bedrijf] in [plaats] . Ook heeft hij zijn eerste onbegeleide verlof gehad. Er is nog niet gewerkt aan zijn verslavingsproblematiek, waardoor het risico op recidive nog niet beheersbaar is. Het ontbreekt veroordeelde aan motivatie om deel te nemen aan gedragsinterventies en behandeling in detentie. De GRIP-training (grip op gebruik) heeft veroordeelde na de eerste bijeenkomst afgebroken. Voor de BID-behandeling (Behandeling In Detentie), gericht op zijn verslaving, is veroordeelde aangemeld, maar deze behandeling wil hij niet volgen omdat hij dit in de P.I. te moeilijk vindt. De COVA-training is nog niet van start gegaan. Binnen de ISD-maatregel is derhalve nog niet gewerkt aan recidive vermindering. Veroordeelde staat op een wachtlijst voor de beschermde woonvorm bij Domus in Nijmegen. Ook is er een intake gepland bij Iriszorg Nijmegen voor ambulante behandeling. Ambulante behandeling is door Domus als voorwaarde gesteld voor plaatsing bij hen. Behandeling en structuur bij wonen zijn noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De rechtbank overweegt dat als de ISD-maatregel nu beëindigd zou worden, veroordeelde zonder behandeling terugkeert in de maatschappij. Veroordeelde heeft namelijk niet deelgenomen aan trajecten die vanuit de P.I. zijn aangeboden voor het verminderen van het recidiverisico. Het recidiverisico zal daardoor onveranderd hoog zijn. Het is dus te verwachten dat opheffing van de ISD-maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein.
Gelet op het vorenstaande en in het licht bezien van voornoemd beslissingskader acht de rechtbank het noodzakelijk dat de ISD-maatregel wordt voortgezet. Veroordeelde kan baat hebben bij de aangeboden behandeling en de voorgenomen stappen voor het extramurale traject in samenhang met ambulante behandeling. Een plek bij Domus is op dit moment nog niet beschikbaar en de intake voor ambulante behandeling bij Iriszorg moet nog plaatsvinden. Door het voortzetten van de ISD-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het mogelijk recidiveren van veroordeelde. Het beëindigen van de ISD-maatregel om daarmee meer urgentie ‘af te dwingen’ bij Domus, zoals door de raadsman bepleit, acht de rechtbank gelet op het niet behandelde recidiverisico en het belang van de beveiliging van de maatschappij onverantwoord. Voor beëindiging van de ISD-maatregel is geen grond.

De beslissing

De rechtbank:
beslisttot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij arrest van 30 november 2023 aan [veroordeelde] opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y. Yeniay-Cenik, als voorzitter, mr. A.T.G. van Wandelen en mr. J.M. Hollebrandse, als rechters in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2024.
De voorzitter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.