ECLI:NL:RBGEL:2024:6785

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
441408
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eisers in kort geding tegen gemeente en gedaagden inzake huisvesting alleenstaande minderjarige vreemdelingen

In deze zaak, die op 26 september 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, eigenaren van woningen aan de [straat] in [plaats], een kort geding aangespannen tegen de gemeente Berkelland, de besloten vennootschap [gedaagde sub 2] en de stichting Prowonen. De eisers vorderen een verbod op de huisvesting van acht alleenstaande minderjarige statushouders in hun woningen, die per 1 oktober 2024 zouden plaatsvinden. Eisers stellen dat deze huisvesting in strijd is met het omgevingsplan en hebben een preventief handhavingsverzoek ingediend bij de gemeente, dat op 25 september 2024 is afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering jegens de gemeente, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente een besluit heeft genomen op het handhavingsverzoek en dat eisers de mogelijkheid hebben om bij de bestuursrechter een voorlopige voorziening te vragen. De vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en Prowonen zijn eveneens afgewezen, omdat eisers geen zelfstandige onrechtmatige daad hebben aangetoond en hun vorderingen afhankelijk zijn van de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure.

Eisers zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten van de gemeente, [gedaagde sub 2] en Prowonen begroot en de eisers hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/441408 / KZ ZA 24-152
Vonnis in kort geding van 26 september 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[eiser sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[eiseres sub 7],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. N. Voogd,
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE BERKELLAND,

zetelende te Borculo,
advocaat: mr. M.B.J. Thijssen,
2. aanvankelijk: de stichting
[bedrijf 1],
thans: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevolmachtigde van [gedaagde sub 2] : [naam 1] ,
3. de stichting
STICHTING PROWONEN,
gevestigd te Borculo,
advocaten: mr. Z.A.G. Piroe en mr. B.H.H.M. Ramakers,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden,
hierna afzonderlijk te noemen: de gemeente, [gedaagde sub 2] en Prowonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen met producties 1 tot en met 20
- de akte tot wijziging c.q. vermeerdering van eis, tevens rectificatie
- de door [gedaagde sub 2] overgelegde stukken betreffende de verleende volmacht
- het bericht van de gemeente met productie 1, inhoudende het besluit naar aanleiding van verzoek om handhaving d.d. 25 september 2024
- de mondelinge behandeling van 26 september 2024
- de door mr. Voogd ter zitting overgelegde ‘samenwerkingsovereenkomst Huisvesten en begeleiden van alleenstaande minderjarige vreemdelingen’
- de pleitnota van eisers
- de pleitnota van de gemeente
- de pleitnota van Prowonen.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 26 september 2024 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn de eigenaren van de woningen aan de [straat] met de huisnummers [nummer] (eiser sub 1), [nummer] (eisers sub 2 en 3), [nummer] (eiser sub 4), [nummer] (eiser sub 5) en [nummer] (eisers sub 6 en 7).
2.2.
De gemeente, Prowonen en [gedaagde sub 2] hebben afgesproken om alleenstaande minderjarige vreemdelingen met een verblijfstatus te huisvesten en te begeleiden.
2.3.
Er ligt een plan om per 1 oktober 2024 acht alleenstaande minderjarige statushouders in de woning(en) aan de [straat] [nummer] - [nummer] te plaatsen.
2.4.
Eisers hebben vanaf juli 2024 getracht inspraak te krijgen in dit plan. Eisers zijn van mening dat het per 1 oktober 2024 plaatsen van acht alleenstaande minderjarige statushouders in de woningen aan de [straat] [nummer] - [nummer] te [plaats] in strijd is met het omgevingsplan.
2.5.
Eisers hebben op 24 september 2024 een preventief handhavingsverzoek ingediend bij de gemeente. Zij hebben verzocht preventief handhavend op te treden jegens Prowonen en [bedrijf 1] (thans: [gedaagde sub 2] ) in verband met voorzienbaar strijdig gebruik van het omgevingsplan.
2.6.
Bij besluit van 25 september 2024 heeft de gemeente het verzoek om preventieve handhaving afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de gemeente, Prowonen en [gedaagde sub 2] verbiedt om ter plaatse van de woningen aan de [straat] [nummer] en [nummer] , dan wel [straat] [nummer] - [nummer] , te [plaats] in gebruik te nemen of te geven als door de gemeente en/of Prowonen en/of [gedaagde sub 2] kennelijk is overeengekomen, dan wel zoals omschreven onder randnummer 5 in de dagvaarding, dan wel is aangekondigd in het artikel in “Nieuws in Berkelland” d.d. 16 juli 2024, tot twee weken nadat het besluit op het preventieve handhavingsverzoek bekend is gemaakt en, indien binnen die twee weken bezwaar is gemaakt tegen dit besluit en binnen dezelfde termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de rechtbank (bestuursrechter), totdat de bestuursrechter heeft beslist op het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, op straffe van een onmiddellijk opeisbare hoofdelijke dwangsom ad € 10.000,00 per dag, met een maximum van € 600.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan, dat de gemeente en/of Prowonen en/of [gedaagde sub 2] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
II. de gemeente, Prowonen en [gedaagde sub 2] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eiser leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. Zij wensen middels dit kort geding te voorkomen dat zij vanaf 1 oktober 2024 worden geconfronteerd met een voldongen feit, waartegen geen enkele rechtsbescherming heeft opengestaan. Volgens eisers handelt de gemeente onrechtmatig door zich op het standpunt te stellen dat haar geen planologische instrumenten ter beschikking staat om het plaatsen van acht alleenstaande minderjarige statushouders te verhinderen.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eisers.
3.4.
Prowonen voert verweer. Prowonen concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met hoofdelijke veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[gedaagde sub 2] voert verweer. [gedaagde sub 2] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, dan wel afwijzing van de vorderingen van eisers, met veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de stichting [bedrijf 1] , gevestigd te [plaats] , is gedagvaard (gedaagde sub 2). Op voorhand is aangegeven dat niet [bedrijf 1] , maar de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde sub 2] , gevestigd te [plaats] , de verhuurder is van de woningen aan de [straat] [nummer] - [nummer] te [plaats] . [gedaagde sub 2] is ter zitting verschenen en heeft verweer gevoerd. Daarom merkt de voorzieningenrechter [gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2] ) aan als procespartij (gedaagde sub 2). Niet aannemelijk is geworden dat eisers of [gedaagde sub 2] hierdoor worden benadeeld of in hun belangen worden geschaad.
4.2.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de voorzieningenrechter in kort geding fungeert als ‘restrechter’ in alle zaken met een spoedeisend karakter. De aanwijzing van een andere bevoegde rechter of van een speciale rechtsgang maakt de voorzieningenrechter in beginsel niet onbevoegd. Slechts wanneer de andere aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt, zal de weg naar de voorzieningenrechter in kort geding afgesloten zijn. Hiertoe is vereist dat in spoedeisende gevallen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat, waarin de eiser een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken [1] . Die laatste situatie doet zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval voor.
4.3.
De gemeente heeft op 25 september 2024 een besluit genomen naar aanleiding van het door eisers op 24 september 2024 ingediende preventieve handhavingsverzoek. Dit betreft een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:1 Awb kan een belanghebbende bij de bestuursrechter procederen tegen een besluit van een bestuursorgaan. In dit geval is sprake van een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, nu een onafhankelijk en onpartijdig rechterlijk college (de bestuursrechter) kennis kan nemen van het geschil en een effectief rechtsmiddel kan bieden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter eisers niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vordering jegens de gemeente.
4.4.
Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat zij het preventief handhavingsverzoek niet eerder hebben ingediend, omdat zij er op grond van de uitlatingen van de gemeente van uit gingen dat de bestuursrechtelijke procedure (te) lang zou duren. Aangezien de alleenstaande minderjarige statushouders al op 1 oktober 2024 in de woning zouden trekken, hebben eisers er voor gekozen om de vordering bij de voorzieningenrechter in kort geding aanhangig te maken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de reden waarom het preventief handhavingsverzoek (pas) op 24 september 2024 is ingediend, voor de beoordeling niet van belang. Wel is van belang dát inmiddels is beslist op het preventief handhavingsverzoek beslist, waardoor de weg naar de bestuursrechter openstaat.
Het staat eisers vrij om bij de bestuursrechter een voorlopige voorziening te vragen.
De omstandigheid dat de uitkomst in de bestuursrechtelijke procedure mogelijk pas bekend wordt nadat de alleenstaande minderjarige statushouders in de woning zijn getrokken, leidt – anders dan eisers betogen – niet tot de conclusie dat de rechtsgang naar de bestuursrechter hen onvoldoende rechtsbescherming biedt. Bovendien heeft de gemeente ter zitting verklaard dat zij handhavend zal optreden in het geval de bestuursrechter (onherroepelijk, zo begrijpt de voorzieningenrechter) in het voordeel van eisers beslist.
4.5.
De vorderingen van eisers jegens [gedaagde sub 2] en Prowonen zullen worden afgewezen. Eisers hebben jegens [gedaagde sub 2] en Prowonen geen zelfstandige onrechtmatige daad aangedragen. Eisers hebben het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] en Prowonen immers gebaseerd op het gestelde onrechtmatig handelen van de gemeente. Hiervoor is overwogen dat het aan de bestuursrechter is om hier over te oordelen. De vraag of [gedaagde sub 2] en Prowonen in strijd handelen met het omgevingsplan door per 1 oktober 2024 acht alleenstaande minderjarige statushouders in de woningen aan de [straat] [nummer] - [nummer] te [plaats] te plaatsen, is afhankelijk van de uitkomst in de bestuursrechtelijke procedure. Nu eisers geen andere grondslag hebben aangedragen voor hun vordering jegens [gedaagde sub 2] en Prowonen, is niet aannemelijk geworden dat het handelen van [gedaagde sub 2] en Prowonen jegens eisers onrechtmatig is.
4.6.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van gedaagden betalen.
4.7.
De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
4.8.
De proceskosten van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht
688,00
4.9.
De proceskosten van Prowonen worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
4.10.
De door Prowonen gevorderde hoofdelijke proceskostenveroordeling, alsmede de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
t.a.v. de vordering jegens de gemeente
5.1.
verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering jegens de gemeente,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
t.a.v. de vordering jegens [gedaagde sub 2] :
5.3.
wijst de vordering jegens [gedaagde sub 2] af,
5.4.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 688,00,
t.a.v. de vordering jegens Prowonen:
5.5.
wijst de vordering jegens Prowonen af,
5.6.
veroordeelt eisers hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de ander zal zijn bevrijd tot het bedrag van die betaling, in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt eisers hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de ander zal zijn bevrijd tot het bedrag van die betaling, tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
t.a.v. alle vorderingen:
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.

Voetnoten

1.vlg. HR 28 februari 1992, NJ 1992/687 en HR 16 maart 1990, NJ 1990, 500.