ECLI:NL:RBGEL:2024:6783

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
05/122895-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en vrijspraak voor explosie

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het dealen van drugs en het medeplegen van een explosie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor het dealen van heroïne en cocaïne, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van het medeplegen van de explosie op 10 februari 2024. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij het plaatsen van explosief materiaal bij de woning van de aangever. De verdachte had weliswaar frequent contact met de medeverdachte, maar er was geen bewijs dat hij de persoon was die het vuurwerk plaatste. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en tapgesprekken, waaruit bleek dat de verdachte en de medeverdachte samenwerkten in de drugshandel, maar niet in de explosie. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de maatschappelijke gevolgen daarvan, wat leidde tot de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte had een ondergeschikte rol in de drugshandel ten opzichte van de medeverdachte, wat ook in aanmerking werd genomen bij de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/122895-24
Datum uitspraak : 7 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. te [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat in Hattem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief/zwaar vuurwerk op en/of nabij de voordeur van een flatwoning gelegen aan [adres 1] aan te brengen en/of aan te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die woning en/of omringende woningen aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die woning en/of omringende woningen verblijvende personen te duchten was;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 augustus 2023 tot en met 29 maart 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of Lochem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie dat er delen van vuurwerk zijn aangetroffen op de galerij aan de [adres 1] , er een conflict is dat aangever heeft met [medeverdachte] en [medeverdachte] blijkt medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Daarnaast zegt [medeverdachte] in een gesprek tegen verdachte “we hebben een C4 laten afgaan” en er zijn nitraten met de opdruk C4 aangetroffen in de woning waar [medeverdachte] verbleef. Het telefoonnummer van verdachte straalt vlak voor en na de explosie aan in de buurt van de [adres 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres 2] was toen hij de explosie hoorde, maar alle aanwezigen op dat adres zeggen dat dat niet zo was. De officier van justitie stelt dat er sprake is van een intensieve samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Omdat er geen logische verklaring is voor zijn aanwezigheid rondom het tijdstip van de ontploffing, de samenwerking en het contact met [medeverdachte] en de wijze waarop wordt gesproken over het plaatsen van de bom, kan het niet anders dan dat verdachte nauw betrokken was bij de uitvoering van de explosie.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie dat uit getuigenverklaringen volgt dat [medeverdachte] harddrugs verkoopt die dan onder andere worden afgeleverd door verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 stelt de raadsman dat verdachte dit feit ontkent en dat verdachte veel drugs gebruikte om te voorzien in zijn eigen behoefte.
Beoordeling door de rechtbank
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst beginnen met de beoordeling van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Feit 2 [1]
1.
Identiteit ‘ [medeverdachte] ’, identiteit gebruiker [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en gebruiker van de [adres 3] [plaats 1]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of vastgesteld kan worden dat medeverdachte [medeverdachte] de door getuigen omschreven ‘ [medeverdachte] ’ is, of hij de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en of hij in de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] verbleef. Zij overweegt in dit verband het volgende.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij één keer per drie maanden cocaïne gebruikt. Hij koopt drugs van [medeverdachte] , een Somalische jongen. Hij belt [medeverdachte] op het nummer [telefoonnummer 1] . Het nieuwe nummer van deze [medeverdachte] is [telefoonnummer 2] . Getuige ontmoette deze [medeverdachte] altijd bij een voetbalveld bij een park. [2] Deze [medeverdachte] [zo begrijpt de rechtbank] reed in een zwarte Golf. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] drugs dealt. Deze [medeverdachte] is een donkere man van ongeveer 187 centimeter lang, draagt een bril en heeft een baardje. Deze [medeverdachte] is een dealer en hij heeft wel eens drugs aan getuige geleverd. Deze [medeverdachte] rijdt in een nieuw type zwart of donkerblauw gekleurde Golf. [4]
[medeverdachte] voldoet aan het genoemde signalement; hij is geboren in Somalië, hij heeft een donkere huidskleur, heeft een baardje, droeg volgens oude signalement gegevens van de politie een bril en is volgens die gegevens 184 centimeter lang. [5]
Tijdens de observatie van 29 maart 2024 wijzen de masten uit dat het nummer van [medeverdachte] in de omgeving Brummen is. De Volkswagen Golf [kenteken] wordt gezien in Brummen en wordt gevolgd. [medeverdachte] wordt waargenomen op de bijrijdersstoel van de Golf. De mastgegevens van het nummer van [medeverdachte] gaan verder overal met [medeverdachte] mee, tot aan zijn aanhouding in Lochem. [6]
Op 18 oktober 2023 zat [medeverdachte] in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] en op 5 maart 2024 reed [medeverdachte] in deze auto. Op 29 maart 2024 werd gezien dat [medeverdachte] als bijrijder in deze zwarte Volkswagen Golf reed. Verdachte stapte op enig moment uit bij de flat aan de [adres 3] in [plaats 1] en verdween bij de percelen aan de [adres 3] . Ook is gezien dat [medeverdachte] op deze dag met een vuilniszak uit de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] kwam. [7] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] in deze woning verbleef en dat zij voor de kat zorgde. Het bleek dat een sleutel aan de sleutelbos, die onder [medeverdachte] werd aangetroffen, in het slot van de woning aan de [adres 3] paste. [8] Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] werd in de huiskamer een Pools rijbewijs met daarop de naam en geboortedatum van [medeverdachte] gevonden. [9]
[medeverdachte] had bij zijn aanhouding een rode iPhone bij zich. De iPhone hing aan een touwtje om zijn nek. Nadat het nummer [telefoonnummer 2] werd gebeld bleek dat dit nummer gekoppeld was aan deze iPhone. Ook het nummer [telefoonnummer 1] was gekoppeld aan deze telefoon en dit nummer was als laatst in gebruik in deze telefoon. De Apple ID [e-mailadres 1] was ook gekoppeld aan deze telefoon. Op 12 februari 2024 werd vanaf het eerstgenoemde nummer een bericht naar vrijwel alle contacten gestuurd dat er gebruik wordt gemaakt van een nieuw nummer, te weten [telefoonnummer 2] en dit bericht werd afgesloten met de naam ‘ [medeverdachte] ’. [10]
In de berging van de woning aan [adres 3] in [plaats 1] werd een zwarte iPhone gevonden en aan deze telefoon was het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gekoppeld, alsmede aan de Apple ID [e-mailadres 1] . [11]
Uit de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek dat voornamelijk de masten in de omgeving van de [adres 3] en de [straat] in [plaats 1] werden aangestraald. [12]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en de twee telefoons waar deze nummers aan waren gekoppeld. De rechtbank stelt ook vast dat [medeverdachte] in de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] verbleef en gebruik maakte van de bijbehorende berging. Uit de verklaring van getuige Erarslan volgt dat verdachte in deze woning verbleef en dit vindt steun in de onder verdachte aangetroffen sleutel van de voordeur, de observaties van de politie en het in die woning aangetroffen rijbewijs op naam van verdachte. Daarnaast waren de genoemde telefoonnummers aan de telefoon gekoppeld die [medeverdachte] bij zich had ten tijde van de aanhouding en is het nummer [telefoonnummer 1] gekoppeld aan de in de berging van genoemde woning aangetroffen iPhone. Beide telefoons waren gekoppeld aan een Apple ID met een mailadres waarin de achternaam en voorletter van verdachte is vermeld.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande, mede gelet op de verklaringen van de getuigen, tevens vast dat [medeverdachte] degene is die zich ‘ [medeverdachte] ’ noemt. [medeverdachte] voldoet immers aan het opgegeven signalement, reed in een Volkswagen Golf zoals getuigen hebben verklaard en maakte dus gebruik van de door getuige [getuige 1] genoemde telefoonnummers.
2)
Identiteit gebruiker telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4]
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of vastgesteld kan worden dat verdachte de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] . Zij overweegt in dit verband het volgende. Onder verdachte zijn twee mobiele telefoons in beslag genomen. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] was gekoppeld aan de iPhone X. De Apple ID was [e-mailadres 2] en de device name was [device name] Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] was ook aan deze telefoon gekoppeld als “last used MSISDN”. [13] Het telefoonnummer
[telefoonnummer 4] was gekoppeld aan de onder verdachte aangetroffen iPhone 13 mini, alsmede voormeld mailadres. [14] Het nummer [telefoonnummer 4] is verder in het politiesysteem en volgens informatie van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (hierna: CIOT) gekoppeld aan verdachte. [15] Verdachte heeft verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 3] is. [16]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker is van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] en de telefoons waar deze nummers aan waren gekoppeld.
3)
Tenlastegelegde gedragingen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen. Zij overweegt hierover als volgt.
Chatberichten en verklaringen getuigen
In de iPhone van medeverdachte [medeverdachte] werden onder meer de volgende gesprekken aangetroffen . Het laatste bericht was van de dag dat [medeverdachte] werd aangehouden, te weten 29 maart 2024.
In een gesprek met het contact [contactnaam] en [medeverdachte] , stuurde eerstgenoemde op 26 februari 2024 “maar waarom stuur je steeds dit je leverd poeder rommel waarvan de helft in dat kut zakje blijft hangen […] je moet echt betere vinden”. Medeverdachte [medeverdachte] reageerde daar op met “kom goed”. Op 2 maart 2024 vroeg [contactnaam] “Zijn er nog 7” en desgevraagd gaf hij aan dat hij zakjes bedoelde en daarop stuurde [medeverdachte] “ja […] ik kom eraan”. Op 16 maart 2024 stuurde [contactnaam] “ik heb 1 x zakje extra gehad van die andere jonge die eerst altijd kwam [….] Van jou heb ik weer een zakje te weinig gehad” en daar reageerde [medeverdachte] op met “ [verdachte] ”. [17]
In gesprekken met het nummer eindigend op [nummer 2] , dat gekoppeld wordt aan de hieronder genoemde getuige [getuige 1] en [medeverdachte] werd gesproken over hoeveelheden en werd ook gesproken over “koffie, 23 light, milk, brown.” Dit zijn allemaal synoniemen voor heroïne en cocaïne, zo relateert de politie. [18]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij één keer per drie maanden cocaïne gebruikt. Hij koopt drugs van [medeverdachte] , een Somalische jongen, die hij belt op het nummer [telefoonnummer 1] . Het nieuwe nummer van deze [medeverdachte] is [telefoonnummer 2] . Getuige ontmoette deze [medeverdachte] altijd bij een voetbalveld bij een park. [19] De gesprekken tussen [medeverdachte] en getuige gingen over drugshandel, namelijk “dat ik spul wil kopen, ik heb 6 nodig, ik heb 3 nodig”, zo heeft getuige verklaard. Getuige heeft verklaard dat drie zakjes 25 euro kostte en 6 kostten dan 50 euro. [20] Deze [medeverdachte] stuurde Nederlandse jongens naar getuige. Ene [verdachte] , die de politie ook heeft gepakt, kwam hem de drugs verkopen. [21]
In een gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en het nummer dat eindigt op [nummer 1] , dat gekoppeld wordt aan getuige [getuige 2] – een bij de politie bekende harddrugsgebruiker – werd in de periode van 7 oktober 2022 tot 2 april 2024 onder meer gesproken over “koffie” en “ik moet voor 50 hebben”. [22]
In een gesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en het nummer dat eindigt op [nummer 1] , dat gekoppeld wordt aan getuige [getuige 4] en [getuige 5] – beide woonachtig aan de [adres 4] en bij de politie bekende harddrugsgebruikers – werd in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 18 maart 2024 onder meer gesproken over “koffie” en “3 voor 25”. [23]
In een gesprek met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , het nummer van verdachte [verdachte] , stuurde medeverdachte [medeverdachte] op 24 februari 2024 “38 zakjes [..] 42 zakjes” en verdachte reageerde met “laat me weten ik moet weer beginnen”. [24] In een gesprek tussen beiden op 14 februari 2024 stuurde verdachte “jo jo de licht is bijna op” en op 16 februari 2024 “jojo ik heb nog maar een paar wit over kom je deze kant? […]” [25]
Een contact van medeverdachte [medeverdachte] , waarvan het nummer gekoppeld kan worden aan de hieronder vermelde getuige [getuige 6] , stuurde op 9 november 2022 foto’s van een voorwerp dat volgens de politie een base-pijp is. Hij stuurde vervolgens “haal elke dag bij jullie klaag nooit en haal veel”, waarna medeverdachte [medeverdachte] stuurde “probeer die andere is dan”, waarna [getuige 6] reageerde met “Die is goed laat he[t]zelfde plek komen […] oke ben daar [m]et 5 min” [26]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] kent; hij verkocht drugs aan getuige. Verdachte [verdachte] kent getuige ook en dat is ook een dealer. Verdachte bracht getuige [getuige 2] bolletjes. Op 10 februari 2024 was getuige samen met [getuige 4] [de rechtbank begrijpt getuige [getuige 4] ]. In de avond had [getuige 4] drugs besteld. Hij had niet rechtstreeks contact met medeverdachte [verdachte] ; laatstgenoemde is een loopjongen. Kort daarna bracht medeverdachte [verdachte] die avond drugs. [27]
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij cocaïne heeft gebruikt. Hij kent [verdachte] en via hem weet hij dat ene [medeverdachte] , een donkere man, de zaken voor [verdachte] regelt. Hij heeft telefonisch contact gehad met [verdachte] en [medeverdachte] . [medeverdachte] is een dealer en [verdachte] is de loopjongen, zo heeft getuige verklaard. Getuige kocht sinds februari 2024 cocaïne bij [medeverdachte] . Twee zakjes of bolletjes kostte 20 euro. [28] [medeverdachte] stuurde een bericht inhoudende “in de buurt, 3 voor 25, 6 voor 50, snelle service” en getuige heeft verklaard dat hij daar cocaïne en heroïne mee bedoelde. Het is reclame voor drugs. Getuige heeft [medeverdachte] ook gevraagd om drugs te leveren, maar dan komt deze [medeverdachte] niet zelf. [29]
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , één van de nummers van medeverdachte [medeverdachte] , bleek dat hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 21 februari 2024 dagelijks en zeer frequent contact had met verdachte. Via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] had [medeverdachte] in de periode van 17 januari 2024 tot en met 23 februari 2024 ook frequent contact met verdachte. [30] Uit de historische gegevens van het telefoonnummer ( [telefoonnummer 3] ) van verdachte in de periode van 17 januari 2024 tot en met 23 februari 2024 blijkt dat verdachte frequent contact heeft met bovenvermelde [getuige 2] , [getuige 4] , [getuige 5] en daarnaast met [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] en dit zijn allemaal bij de politie bekende harddrugsgebruikers. [31]
Tapgesprek
Op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van medeverdachte [medeverdachte] , van welk nummer vanaf 20 maart 2024 de telecommunicatie werd opgenomen, kwamen bestellingen binnen van ambtshalve bekende drugsgebruikers. Er zijn meerdere tapgesprekken aan het dossier toegevoegd en daarin werd op 22 maart 2024 onder meer het volgende besproken:
[telefoonnummer 4] [het telefoonnummer van verdachte, hierna [telefoonnummer 4] ]: “binnenkort gaan we wel weer aan het werk jongen, op wat voor manier dan ook, kijk wel wat we doen
[telefoonnummer 2] [het telefoonnummer van [medeverdachte] , hierna [telefoonnummer 2] ]: oke […] zeg tegen die maatje van je, als je snuif nodig hebt of miauw dat hij mij gelijk moet b…
[telefoonnummer 4] : Ja ja, komt goed
[telefoonnummer 2] ; Ja, bel mij gelijk hé, niet andere mensen
[telefoonnummer 4] : Nee, goed jongen […] ik weet niet dan moet ik even kijken wat hij doet […]
[telefoonnummer 2] : Pak twee grammetjes, maakt niet uit ik kom gewoon. Ik spreek je morgen?” [32]
Waarnemingen politie en verklaringen getuigen
Op 30 augustus 2023 kregen verbalisanten de melding dat er dagelijks werd gedeald aan de Haydnstraat. Rond 15:00 uur die dag zagen ze verdachte en ze zagen dat de hun bekende harddrugsgebruiker [getuige 8] en verdachte elkaar iets kleins overgaven. Bij de fouillering van verdachte werden drie zakjes met vermoedelijk bruine drugs, een zakje met ‘wit’ en nog een zakje met ‘bruin’ aangetroffen. Ook ging de telefoon van verdachte constant af en had hij in zijn portemonnee eurobiljetten van 20, 10 en een biljet van 5 euro. [33]
Getuige [getuige 8] heeft op 30 augustus 2023 verklaard dat hij via WhatsApp contact had met verdachte. Getuige heeft verklaard dat hij met verdachte afsprak bij de flat aan de Haydnstraat in [plaats 2] en dat hij van verdachte een zakje ‘wit’ heeft gekocht voor 10 euro. [34]
Uit de stukken die achter de processen-verbaal van bevindingen – waarin het voorgaande is beschreven – zijn opgenomen blijkt het volgende. De vier gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder, wogen netto 0,55 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [35] Het gripzakje met witte brokjes en wit poeder woog netto 0,05 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [36]
Er werd op 26 september 2023 gezien dat verdachte verschillende woningen binnen ging en dit waren woningen van bij de politie bekende harddrugsgebruikers, waaronder [naam 1] , [getuige 4] , [getuige 5] en ene [naam 6] . Op straat werd een deal waargenomen en de afnemer, [getuige 9] , werd aangehouden. Na al deze contacten werd verdachte aangehouden. Verdachte had een gripzak met brokjes/pillen, 120 euro contant en drie mobiele telefoons bij zich. [getuige 9] heeft verklaard dat hij twee gripzakjes cocaïne van verdachte had gekocht. Hij had dit besteld bij ‘de baas’, waar hij vaker bestelde en dan kwam verdachte het leveren. Het telefoonnummer van deze ‘baas’ was [telefoonnummer 1] , te weten het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] . Genoemde [naam 1] , [naam 6] , [getuige 4] en [getuige 5] stonden in de telefoon waar medeverdachte [medeverdachte] gebruik van maakte. [37]
Uit onderzoek is gebleken dat de twee gripzakjes met witte brokjes en wit poeder netto 0,20 gram wogen en dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [38]
Op 12 september 2023 zag de politie verdachte samen met [getuige 6] , een bij de politie bekende harddrugsgebruiker, in een auto. Bij verdachte werden twee gripzakjes met heroïne en vijf zakjes met cocaïne aangetroffen. [39]
Uit onderzoek is gebleken dat de twee gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder netto 0,31 gram wogen en dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [40] De vijf gripzakjes met witte brokjes en wit poeder wogen netto 0,46 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [41]
Op 24 oktober 2023 werd verdachte samen met de bij de politie bekende harddrugsgebruiker
[naam 7] gezien. [naam 7] gaf verdachte een plastic zakje. Bij verdachte werd door de politie daarna een plastic zakje aangetroffen met daarin 10 gripzakjes wit poeder en 10 gripzakjes bruin poeder. Genoemde [naam 7] is aangehouden voor het afleveren van drugs aan [aangever] . [aangever] heeft verklaard dat hij de drugs, die door [naam 7] was geleverd, bij [medeverdachte] had besteld. Volgens [aangever] gebruikte deze [medeverdachte] het nummer [telefoonnummer 1] en dat nummer is gekoppeld aan de telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag is genomen. [42]
Uit onderzoek is gebleken dat de twee gripzakjes met witte brokjes netto 0,17 gram wogen en dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [43] De 10 gripzakjes met witte brokjes en wit poeder wogen netto 1,13 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [44] De 10 gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder wogen netto 2,26 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [45]
Op 21 december 2023 zag de politie dat verdachte een gripzakje overhandigde aan een man. Verdachte ging vervolgens naar ene [naam 8] , een bij de politie bekende harddrugsgebruiker. Toen verdachte wegging bij deze [naam 8] , werd hij gecontroleerd en onder hem werden 52 gripzakjes met cocaïne en 15 gripzakjes met heroïne aangetroffen. Genoemde [naam 8] stond in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . [46]
Uit het onderzoek is gebleken dat de 15 gripzakjes met bruine brokjes en bruin poeder netto 2,90 gram wogen en dat het ging om een materiaal dat heroïne bevat. [47] De 52 gripzakjes met witte brokjes en wit poeder wogen 5,84 gram en uit onderzoek bleek dat het ging om een materiaal dat cocaïne bevat. [48]
4)
Conclusie
De rechtbank heeft hierboven reeds vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] . Uit bovenvermelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder het navolgende af.
In de hierboven weergegeven berichten, zoals die zijn aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , wordt niet het woord cocaïne of heroïne gebruikt, maar wordt onder meer gesproken over “koffie”, “bruin”, “donker” en daarnaast wordt gesproken over “wit”, “licht”. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat – in Opiumwetzaken – met deze termen vaak wordt gedoeld op respectievelijk heroïne en cocaïne. Daarnaast wordt in de berichten gesproken over “zakje(s)”, “bollen” en “grammetjes”. Gelet op de termen die zijn gebruikt in de gesprekken, de door getuigen afgelegde verklaringen en de onder verdachte aangetroffen hoeveelheden drugs in gripzakjes, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het in de gesprekken over cocaïne en heroïne gaat. De rechtbank gaat er in dit verband van uit dat de in de berichten genoemde getallen gevraagde hoeveelheden heroïne en cocaïne en voorgestelde koop- en verkoopprijs voor deze drugs betreffen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte in de periode zoals in de tenlastelegging vermeld cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en aanwezig heeft gehad. Het ten laste gelegde medeplegen acht de rechtbank bewezen, omdat de gesprekken blijk geven van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. [medeverdachte] verstuurt aanbiedingen voor drugs en krijgt bestellingen door en zowel [medeverdachte] als verdachte leveren de bij [medeverdachte] bestelde drugs af.
De rechtbank acht op grond van de weergegeven bewijsmiddelen het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak feit 1
Op 10 februari 2024 rond 19:50 uur vond een explosie plaats bij de voordeur van de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Op de vloer van de balustrade ter hoogte van voornoemde woning lagen meerdere kartonnen/papieren snippers die werden veiliggesteld voor nader onderzoek. Blijkens de korte nadere omschrijving van deze snippers zou het gaan om fragmenten van vuurwerk. Op de camerabeelden van de camera’s van de flat aan de [adres 1] is te zien dat er op 10 februari 2024 rond 19:47 uur een persoon met zwarte kleding en zwarte schoenen richting de woning van aangever liep. Deze persoon rende ongeveer een minuut later weg. Op de beelden is op een bepaald moment een deel van het onderbeen van de persoon te zien en dan is te zien dat de huidskleur van deze persoon blank is. Medeverdachte [medeverdachte] is geboren in Somalië en heeft een donkere huidskleur.
Aangever [aangever] , bewoner van de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] , heeft verklaard dat hij harddrugs gebruikt en dat hij in het verleden is bedreigd door dealers, te weten ene [naam 9] en ene [naam 10] . Laatstgenoemde heeft hem twee of drie maanden voor de explosie nog geslagen. Op 12 februari 2024 heeft [aangever] in het tweede verhoor verklaard dat hij [naam 11] was tegengekomen en dat [naam 11] had gehoord dat ene [medeverdachte] een bom op [aangever] zijn deur had geplakt. [aangever] heeft toen verklaard dat deze [medeverdachte] ook drugs verkoopt en [aangever] meerdere keren heeft gevraagd om drugs voor hem te gaan verkopen. [aangever] weigerde dit en hier ontstond een conflict over. [aangever] heeft verklaard dat ene [verdachte] voor deze [medeverdachte] ‘loopt’ [de rechtbank begrijpt: voor hem drugs verkoopt en levert]. [verdachte] is rond de 30 jaar, blank, heeft blond haar en een normaal postuur. Een verbalisant merkte op dat het hier zou gaan om verdachte [verdachte] . Volgens [aangever] is deze [medeverdachte] de baas van [verdachte] . Aangever heeft verklaard dat het zou kunnen dat zij achter de aanslag zitten. Hij heeft namelijk een conflict met deze [medeverdachte] en deels met genoemde [verdachte] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij drugs kocht van [medeverdachte] , een Somalische jongen. Deze [medeverdachte] belde hij op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het nieuwe nummer van deze [medeverdachte] is [telefoonnummer 2] .Over deze [medeverdachte] heeft [getuige 1] het volgende verklaard: “Ik heb gehoord van die [medeverdachte] dat hij vuurwerk heeft gezet. Iets van Duitsland. Hij zegt dat het C4 is, maar C4 dat zijn weer andere soorten zaken […] Ik heb gehoord dat het die [medeverdachte] was. Heeft de [adres 1] . Dit heb ik een bericht gekregen […]”. Toen getuige werd gevraagd wat hij over de explosie had gehoord heeft hij verklaard: “Ik ken een paar andere mensen, ik heb ze gevraagd wat is dit. Ik heb iets gekregen over een explosie dit gehoord. Ze zeiden dat was [medeverdachte] .”
Zoals onder feit 2 is overwogen, is medeverdachte [medeverdachte] degene die zich ‘ [medeverdachte] ’ noemde en blijkt dat hij gebruik maakte van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] .
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 3] , waarover verdachte [verdachte] heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is, bleek dat de telefoon op 10 februari 2024 om 19:29 uur en om 20:16 uur een mast aanstraalde in de directe omgeving van de [adres 1] . Ook de [adres 2] valt binnen het bereik van deze mast. Voorafgaand aan en na deze tijdstippen had [verdachte] veelvuldig contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , een nummer dat in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte] . De bedoelde telefoonmast staat ook in de directe omgeving van de [adres 2] .
Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de ontploffing met [getuige 4] en [getuige 6] in de woning van [getuige 2] aan de [adres 2] was. [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] verklaren niet dat verdachte ten tijde van de ontploffing op de [adres 2] was.
[getuige 4] heeft eerst over 10 februari 2024 verklaard dat verdachte in de middag rond etenstijd, rond 17.00 uur wat had afgeleverd en weer weg was, op de betreffende avond niet bij hem was, later dat verdachte rond 19:00 uur of eerder wel bij hem was om drugs te leveren. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat verdachte ongeveer 10 minuten na de ontploffing drugs kwam leveren.
Op 27 maart 2024 belde de gebruiker van [telefoonnummer 2] naar telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Laatstgenoemd nummer is afgegeven aan verdachte [verdachte] . In dit gesprek werd onder meer het volgende besproken:
“[…] [telefoonnummer 2] : Jij wordt niet afgeluisterd joh. Jij wordt niet afgeluisterd joh. Als we worden afgeluisterd, zullen ze allang ons komen ophalen. “Snoes” als die dingen die wij gedaan hebben.
[telefoonnummer 4] : Maar voor zwart werken weet je niet he. Zwart werken is weer anders.
[telefoonnummer 2] : “Snoes” wij hebben een bom gezet bro. Hahaha. Wij hebben een facking C4 af laten gaan jonge en dan praat jij over facking zwart werken.
[telefoonnummer 4] : Ik weet niet wat jij bedoelt.
[telefoonnummer 2] : Ik zeg… Hoor je niet wat ik bedoel, hoor je niet wat ik zeg.
[telefoonnummer 4] : Jawel.
[telefoonnummer 2] : Oke bro. Daarom.
[telefoonnummer 4] : Ik snap het.
[telefoonnummer 2] : Kom op man. Als we dan niet afgeluisterd worden. What the fuck.”
In de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] werden op 29 maart 2024 nitraten gevonden waar de tekst “Original C4” op staat. Zoals onder feit 2 is overwogen, verbleef medeverdachte [medeverdachte] in de woning aan de [adres 3] in [plaats 1] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] en dat hij het bovenvermelde gesprek voerde met medeverdacht [medeverdachte] ..
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het medeplegen van het teweegbrengen van de explosie aan de [adres 1] te [plaats 2] op 10 februari 2024. Zij overweegt hierover als volgt.
Om tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van de ten laste gelegde feiten te komen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n). Op basis van het dossier moet vast komen te staan welke intellectuele en/of materiele bijdrage de verdachte heeft geleverd aan het delict.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande kan worden vastgesteld dat op 10 februari 2024 door een blanke persoon (zwaar) vuurwerk bij de woning aan de [adres 1] is geplaatst en dat er een explosie heeft plaatsgevonden. Niet bewezen kan worden dat verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte] de persoon is geweest die het vuurwerk heeft geplaatst. Er zijn belastende omstandigheden die vragen bij de rechtbank oproepen. In het weergegeven tapgesprek zegt [medeverdachte] immers onder meer tegen verdachte “wij hebben een facking C4 af laten gaan” en daarnaast zijn in de woning waar [medeverdachte] verbleef nitraten met het opschrift ‘Original C4’ aangetroffen. Verder heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft gehoord dat ‘ [medeverdachte] ’ [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ] “vuurwerk heeft gezet” en [getuige 1] noemt de [adres 1] , terwijl aangever heeft verklaard dat hij een conflict met “ [medeverdachte] ” [de rechtbank begrijpt [medeverdachte] ] en verdachte heeft. Dit maakt echter niet dat uit die omstandigheden een bewezenverklaring kan volgen. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting wordt immers niet duidelijk of en zo ja welke rol verdachte zou hebben gehad bij de explosie aan de [adres 1] . Allereerst blijkt uit het gesprek niet zonder meer wie met ‘we’ worden bedoeld en dus niet of daar onder andere verdachte mee wordt bedoeld. Ook blijkt uit het gesprek niet dat het gaat om de explosie aan de [adres 1] . Vastgesteld kan slechts worden dat bij [medeverdachte] nitraten met het opschrift ‘C4’ zijn gevonden en dat hij ongeveer anderhalve maand na de ontploffing aan de [adres 1] te [plaats 2] in een gesprek met verdachte heeft gezegd “wij hebben een facking C4 af laten gaan”. Hieruit volgt echter niet dat verdachte het vuurwerk aan de [adres 1] plaatste ofwel dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met degene die het vuurwerk aan de [adres 1] plaatste. Noch het procesdossier, noch het verhandelde ter zitting bevat wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde medeplegen van het teweegbrengen van de explosie. Verdachte wordt daarom van het hem onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 30 augustus 2023 tot en met 29 maart 2024
te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of Lochem, althansin Nederland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleenopzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk gevalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
/ofeen
(gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en
/ofcocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat, indien er een straf wordt opgelegd, er een straf dient te worden opgelegd waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich kort gezegd schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne gedurende een periode van ongeveer zeven maanden. Algemeen bekend is dat verspreiding van drugs ernstige nadelige maatschappelijke gevolgen kent, waaronder gezondheidsschade voor drugsgebruikers. De verspreiding van en handel in cocaïne en heroïne gaan daarnaast gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, welke criminaliteit een ontwrichtende werking op de samenleving heeft.
Verdachte heeft zich van de hiervoor genoemde negatieve effecten niets aangetrokken, terwijl juist hij als drugsgebruiker die negatieve effecten kent. Verdachte hield zich desondanks bezig met de handel in drugs, naar mag worden aangenomen om ook in zijn eigen drugsgebruik te kunnen voorzien. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat verdachte ten opzichte van [medeverdachte] een meer ondergeschikte rol had in de handel in drugs.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij eerder is veroordeeld, maar niet vanwege drugsgerelateerde feiten. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering vanwege de ontkennende houding van verdachte niet goed kan nagaan wat de delictgerelateerde factoren zijn geweest in onderhavige zaak. Wel erkent verdachte verslavingsproblematiek rondom de pleegdatum en de reclassering ziet het middelengebruik daardoor als delictgerelateerde factor. Daarnaast is duidelijk dat verdachte zich rondom de pleegdatum in een problematisch sociaal netwerk bevond, wat bestond uit mensen die zich in het criminele circuit en het gebruikerscircuit bevonden. Verdachte heeft een afkeurende houding ten opzichte van de reclassering en geeft nadrukkelijk aan niet mee te willen werken aan eventuele interventies en/of toezicht. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de feiten zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank legt een lagere straf op dan gevorderd, nu zij verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde feit en rekening houdt met de kleinere rol die verdachte had ten opzichte van [medeverdachte] . Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen, die zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, verbeurd worden verklaard. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Uit de bewijsmiddelen zoals vermeld onder de overwegingen ten aanzien van het bewijs volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de in beslag genomen telefoons, een zwarte telefoon van het merk Apple (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3190680 ) en een andere telefoon van het merk Apple (voorwerpnummer PL0600-2024064816-G3190681 ), zijn gebruikt om de drugs te verhandelen.
De genoemde telefoons, die aan verdachte toebehoren en onder hem in beslag zijn genomen en nog niet teruggegeven, zijn zodoende vatbaar voor verbeurdverklaring, nu feit 2 met behulp daarvan is begaan. De rechtbank zal deze telefoons verbeurd verklaren.
Er werd op 26 september 2023, nadat werd waargenomen dat verdachte drugs verkocht, € 120,- in contanten aangetroffen bij verdachte, bestaande uit de volgende eurobiljetten: 1 x 50, 3 x 10 en 2 x 20 (voorwerpnummers PL0600-2023445516-G3061095 en PL0600-2023445516-G3061093 ). Er werd op 30 augustus 2023, nadat werd waargenomen dat verdachte iets overhandigde waarvan de getuige heeft verklaard dat het drugs was, contant geld onder verdachte aangetroffen. Er werden biljetten van 20 euro, 10 euro, een briefje van 5 euro en muntgeld gevonden. Totaal werd er € 205,- aan briefgeld gevonden en € 23,- muntgeld. Mede gelet op de voorwerpnummers en de bijbehorende procesnummers begrijpt de rechtbank dat het totaalbedrag € 228,45 is (voorwerpnummers PL0600-2023398614-G3044085 en PL0600-2023398614-G3044091 ).
De rechtbank overweegt dat op de data dat deze geldbedragen onder verdachte in beslag zijn genomen, ook (dealer)hoeveelheden harddrugs bij hem zijn aangetroffen. Bij het ontbreken van aan andersluidende verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat deze geldbedragen, die aan verdachte toebehoren, geheel of grotendeels door middel van feit 2 zijn verkregen. De rechtbank zal deze geldbedragen daarom verbeurd verklaren. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de zwarte telefoons van het merk Apple (voorwerpnummers PL0600-2024064816-G3190680 en PL0600-2024064816-G3190681 ;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 70,- (voorwerpnummers PL0600-2023445516-G3061095 ), het geldbedrag van € 50,- (voorwerpnummer PL0600-2023445516-G3061093 ), het geldbedrag van € 205,- (voorwerpnummers PL0600-2023398614-G3044085 ) en het geldbedrag van € 23,45 (voorwerpnummer PL0600-2023398614-G3044091 ).
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, basisteamrecherche IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON33024001, gesloten op 26 mei 2024, het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, basisteamrecherche IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON33024001, gesloten op 20 juni 2024, het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON 2024064816, gesloten op 7 juni 2024, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 76-77 en 80.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 78.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 183-184.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281-282, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van observatie 26 maart 2024 en p. 348 en proces-verbaal van observatie 29 maart 2024, p. 354-355.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 275 en 278.
9.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 375, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen, p. 283.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 438-439 en 484.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 490-491.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 495.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 491.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 265, gelezen in onderlinge samenhang met afdrukrapport Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie, p. 1287.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 285 en proces-
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518-520.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520, gelezen in onderlinge samenhang met de weergave van de berichten op p. 521-536.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 76-77 en 80.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 82 en 85.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 79.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 910-912
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 912-921.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 463-464.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 803-806.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris, p. 2-3 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 95-96.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , p. 130-132 en 140-141.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , p. 133-134.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310-312, proces-verbaal van bevindingen, p. 405-411 en proces-verbaal van bevindingen, p. 414-415 en 418.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 414-415 en 418.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310-312, gelezen in onderlinge samenhang met weergave gesprekken op p. 485-486 en proces-verbaal van bevindingen, p. 912-921.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1144-1145.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] , p. 1140.
35.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1149, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1154.
36.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1150, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1155.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 336 gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal bevindingen p. 405-408, proces-verbaal van bevindingen p. 1175-1176 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] , p. 1170.
38.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1182, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1184.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 334, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen p. 4050408 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1100.
40.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1117, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1121.
41.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1107-1108, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1122.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 336, proces-verbaal van bevindingen, p. 1054, proces-verbaal van bevindingen 1056 en proces-verbaal van observatie 29 maart 2024, p. 354.
43.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1068, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1070.
44.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1073-1074 het rapport NFiDent, p. 1076.
45.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1073-1074, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1077.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1206-1207 en proces-verbaal van bevindingen, p. 405-408.
47.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1182, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1214.
48.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 1212, gelezen in onderlinge samenhang met het rapport NFiDent, p. 1215.