ECLI:NL:RBGEL:2024:6782

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/433640 / HA ZA 24-156
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van onbetaalde facturen en de vraag naar contractspartij en toepasselijkheid van algemene voorwaarden

In deze civiele zaak vordert Powerlight Group B.V., handelend onder de naam Lightboxx, betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 66.958,38, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van haar algemene voorwaarden. De gedaagde partij, Proactief Performance Solutions B.V. (PPS), betwist dat zij contractspartij is en stelt dat de algemene voorwaarden van Powerlight niet van toepassing zijn, omdat deze niet ter hand zijn gesteld. De rechtbank Gelderland heeft op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank oordeelt dat PPS wel degelijk contractspartij is en dat de algemene voorwaarden van Powerlight van toepassing zijn. De rechtbank wijst erop dat PPS niet heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn. De rechtbank concludeert dat Powerlight recht heeft op de gevorderde hoofdsom, de contractuele rente van 1,5% per maand en een bedrag van € 1.444,58 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens wordt PPS veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.610,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van contractspartijen en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden in commerciële overeenkomsten. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en komt tot de conclusie dat de vordering van Powerlight gegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/433640 / HA ZA 24-156
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
POWERLIGHT GROUP B.V., handelend onder de naam Lightboxx,
te Nijkerk,
eisende partij,
hierna te noemen: Powerlight,
advocaat: mr. Th.S.A. Berkhout,
tegen
PROACTIEF PERFORMANCE SOLUTIONS B.V.,
te Houten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PPS,
advocaat: mr. T. Hooyman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 september 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat de rechtbank een vonnis uitspreekt.

2.De zaak in het kort

2.1.
In deze zaak vordert Powerlight betaling van openstaande facturen tot een bedrag van € 66.958,38, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten op grond van de algemene voorwaarden van Powerlight. Volgens PPS is zij echter geen partij bij de overeenkomst met Powerlight en zijn de algemene voorwaarden van Powerlight niet van toepassing althans vernietigbaar omdat ze niet ter hand zijn gesteld.
2.2.
De rechtbank geeft Powerlight gelijk. Dit betekent dat PPS de facturen moet betalen. De algemene voorwaarden van Powerlight zijn van toepassing en zijn niet vernietigbaar, zodat PPS ook contractuele rente verschuldigd is. De buitengerechtelijke incassokosten zijn niet verschuldigd op grond van de algemene voorwaarden maar op grond van de wet. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn het erover eens dat overeenkomsten tot stand zijn gekomen naar aanleiding van de volgende offertes van Powerlight:
De offerte van 6 januari 2022 met nummer 65024 van € 7.600,- excl. btw, die is gericht aan [bedrijf 1] ;
De offerte van 22 juli 2022 met nummer 69463 van € 47.737,50 excl. btw, die is gericht aan [bedrijf 2]
Wie is contractspartij: PPS
3.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag wie partij is geworden bij de overeenkomsten: PPS (zoals Powerlight stelt) of [bedrijf 1] (zoals PPS aanvoert). Het antwoord op deze vraag hangt ervan af wat de betrokken partijen ten opzichte van elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [1] De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang:
Op 15 november 2022 heeft PPS een offerte voor de werkzaamheden van Powerlight gestuurd aan [bedrijf 1] voor een bedrag van € 56.997,63 excl. btw, inclusief een marge van 3% voor PPS. Op deze offerte wordt voor de kostenspecificatie van de werkzaamheden verwezen naar de onder 3.1. genoemde offertes van Powerlight.
Op 23 november 2022 heeft [bedrijf 1] een inkooporder aan PPS gestuurd voor een bedrag van € 56.997,63 excl. btw. Op dezelfde dag heeft PPS een factuur voor een bedrag van € 68.967,13 incl. btw gestuurd aan [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft die factuur voldaan.
Op 28 november 2022 heeft PPS een opdrachtbevestiging ‘werkzaamheden [bedrijf 1] ’ aan Powerlight gestuurd. Hierin staat dat PPS en Powerlight verklaren te zijn overeengekomen dat Powerlight de werkzaamheden van de offertes 65024 en 69463 uitvoert. Achter het kopje ‘opdrachtgever’ staat ‘PPS-Nederland’. Achter ‘factuuradres’ staat een adres en e-mailadres van PPS. De opdrachtbevestiging is ondertekend namens PPS door haar bestuurder Vermaas.
Op 27 februari 2023 heeft PPS een inkooporder voor 50% van het bedrag van de offertes 65024 en 69463 gestuurd aan Powerlight.
Op 2 maart 2023 (‘1e aanbetaling 50% bij opdracht’) en 13 november 2023 (‘2e aanbetaling 50% na levering’) heeft Powerlight een factuur voor telkens € 33.479,19 incl. btw toegestuurd aan PPS. Het totaalbedrag is dus € 66.958,38 incl. btw.
3.3.
Uit het voorgaande volgt dat PPS contractspartij is (en dus niet [bedrijf 1] ). In de opdrachtbevestiging aan Powerlight duidt PPS zichzelf aan als opdrachtgever en contractspartij, de inkooporder aan Powerlight was van haar afkomstig en zij heeft Powerlight verzocht om de factuur aan haar toe te sturen, wat ook is gebeurd. Verder heeft PPS – na een offerte, inkooporder en factuur aan [bedrijf 1] – de betaling voor de werkzaamheden van Powerlight, vermeerderd met 3% marge, ontvangen van [bedrijf 1] . Hieruit blijkt dat ook in de verhouding tussen PPS en [bedrijf 1] duidelijk was dat PPS slechts 3% marge mocht behouden en de rest van het factuurbedrag moest doorbetalen aan Powerlight.
3.4.
De omstandigheden waarop PPS wijst, maken dat niet anders. In het bijzonder vormt het conflict tussen PPS en [bedrijf 1] over een ander project (‘Van Renovation’), waarbij Powerlight niet betrokken was, geen goede reden om de facturen van Powerlight niet te betalen. Voor zover in deze zaak sprake is van een bemiddelingsovereenkomst (in de zin van art. 7:425 BW), zoals PPS aanvoert, is dat het geval in de contractuele verhouding tussen [bedrijf 1] en PPS. Dat PPS tussenpersoon was voor [bedrijf 1] en dat Powerlight daarvan op de hoogte zou zijn, omdat ‘opdrachtbevestiging in- en doorleen’ staat op de bevestiging die PPS aan Powerlight heeft gezonden, de werkzaamheden voor [bedrijf 1] werden uitgevoerd en offertes van PPS eerst moesten worden goedgekeurd door [bedrijf 1] , staat niet in de weg aan de totstandkoming van een overeenkomst tussen Powerlight en PPS.
3.5.
De gevorderde hoofdsom is dus toewijsbaar tot een bedrag van € 66.958,38.
De algemene voorwaarden van Powerlight zijn van toepassing
3.6.
Partijen twisten over de vraag of de algemene voorwaarden van Powerlight van toepassing zijn, zoals op de offertes van Powerlight staat. Volgens PPS zijn haar eigen algemene voorwaarden van toepassing, omdat dit op de opdrachtbevestiging aan Powerlight staat. Dit standpunt kan, gezien art. 6:225 lid 3 BW, slechts als juist worden aanvaard indien PPS daarbij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Powerlight uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Ter zitting heeft PPS erkend dat dit niet is gebeurd. De algemene voorwaarden van Powerlight zijn dus van toepassing (en die van PPS niet).
De algemene voorwaarden van Powerlight zijn niet vernietigbaar
3.7.
Ter zitting heeft PPS nog betoogd dat de algemene voorwaarden van Powerlight vernietigbaar zijn, omdat ze niet ter hand zijn gesteld. De rechtbank verwerpt dit standpunt.
3.8.
Op de offertes van Powerlight staat dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn “
zoals bijgaand afgedrukt.” Ter zitting heeft Powerlight gesteld dat de offertes en de algemene voorwaarden in één pdf-bestand per e-mail zijn toegestuurd aan [bedrijf 1] en dat [bedrijf 1] dit geheel heeft doorgestuurd aan PPS. Het standpunt van PPS dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn, berust slechts daarop dat zij de offertes van Powerlight niet heeft ontvangen van [bedrijf 1] . Dit standpunt is onvoldoende gemotiveerd. Bij conclusie van antwoord had PPS namelijk al erkend dat zij de offertes van Powerlight had ontvangen van [bedrijf 1] . Hier komt bij dat PPS de nummers (65024 en 69463) en bedragen (€ 7.600,- en € 47.737,50 excl. btw) van de twee offertes van Powerlight noemt in haar offerte van 15 november 2022 aan [bedrijf 1] . Hoe en wanneer deze informatie – anders dan door toezending van de offertes aan PPS – aan PPS zou zijn medegedeeld, heeft zij niet voldoende toegelicht.
3.9.
De rechtbank gaat er dus van uit dat PPS bekend was met de algemene voorwaarden van Powerlight. Voor vernietiging van de algemene voorwaarden bestaat dan geen grond.
De contractuele rente is verschuldigd
3.10.
Powerlight heeft onweersproken gesteld dat zij op grond van art. 6.2 van haar algemene voorwaarden aanspraak kan maken op vergoeding van een contractuele rente van 1,5% per maand met ingang van veertien dagen na de factuurdatum. Deze rente zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
PPS moet € 1.444,58 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.11.
Powerlight maakt primair aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van 15% van de hoofdsom op grond van art. 7.1 van haar algemene voorwaarden. Kort samengevat staat in dit art. 7.1 dat de koper, indien hij ondanks een aanmaning of ingebrekestelling niet betaalt, alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is die Powerlight genoodzaakt is te maken. Powerlight heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld dat en waarom (PPS moest begrijpen dat) uit dit artikellid een verdergaande verplichting tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voortvloeit dan uit art. 6:96 BW volgt, laat staan dat en waarom een percentage van 15% van de hoofdsom verschuldigd zou zijn. Dat dit percentage volgens Powerlight tussen zakelijke partijen gebruikelijk is, is daarvoor onvoldoende. De vordering wordt in zoverre afgewezen.
3.12.
Aan de wettelijke vereisten voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is het subsidiair gevorderde bedrag van € 1.444,58 toewijsbaar, te vermeerderen met wettelijke rente zoals is gevorderd.
PPS moet de proceskosten betalen
3.13.
PPS is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Powerlight worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.610,22
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
3.15.
Dit vonnis wordt, zoals Powerlight vordert, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt PPS om aan Powerlight te betalen een bedrag van € 66.958,38, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand over het toegewezen bedrag, vanaf veertien dagen na de data van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt PPS om aan Powerlight te betalen een bedrag van € 1.444,58 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt PPS in de proceskosten van € 5.610,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als PPS niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt PPS tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.
1906

Voetnoten

1.Zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.