ECLI:NL:RBGEL:2024:6772

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
05/061137-24 en 05/332772-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere strafbare feiten, waaronder rijden onder invloed, rijden zonder geldig rijbewijs, vernieling, diefstal, bedreiging en mishandeling

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een geldboete van 200 euro. De verdachte is onder andere veroordeeld voor het rijden onder invloed van drugs, het rijden zonder geldig rijbewijs, het verlaten van de plaats van een verkeersongeval, en het veroorzaken van gevaar op de weg. Daarnaast heeft de verdachte een auto vernield, goederen gestolen, een buurman bedreigd en zijn ex-partner mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk in de fout is gegaan en dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de overlast die de verdachte heeft veroorzaakt voor de samenleving. De verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om hulp te zoeken en zijn leven te beteren, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 213,87 euro toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/061137-24 en 05/332772-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak : 4 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/332772-23
1.
hij op of omstreeks 7 mei 2023 te Nijmegen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of cannabis (THC),
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 120 mgr cocaïne en/of 1,5 mgr cannabis (THC) bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2023 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten cocaïne en/of cannabis (THC), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op of omstreeks 7 mei 2023 te Nijmegen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oude Graafseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Oude Graafseweg, op of omstreeks 7 mei 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 7 mei 2023 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende (onder invloed van verdovende middelen op de weg, de van Schuylenburgweg, met het door hem, verdachte bestuurde voertuig (personenauto) door een of meer politievoertuig(en) is achtervolgd waarbij hij, verdachte met hoge snelheid te weten (gecorrigeerd) 148 kilometer per uur alwaar ter plaats een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan heeft gereden op de Nieuwe Dukenburgseweg en/of (vervolgens) meermalen rood uitstralende verkeerlichten heeft genegeerd en/of meermalen zonder noodzaak
(hard) heeft geremd en/of meermalen althans eenmaal een politievoertuig heeft geblokkeerd en/of het stopteken ("STOP POLITIE") gegeven middels een zogenaamd politietransparant heeft genegeerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Onder parketnummer 05/061137-24
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2023 te Nijmegen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Wijchenseweg, als bestuurder een motorrijtuig, te weten een personenauto, van die categorie of
categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2023 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Suzuki Alto voorzien van het kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Nijmegen, op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een boormachine en/of een fiets (merk Gazelle Orange), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Nijmegen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “ik steek je dood” en/of “ik prik je” en/of “ik maak je kapot”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 7 september 2023 te Nijmegen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld
door meermaals
- haar op de grond te duwen/trekken en/of
- haar te slaan op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam en/of
- haar te trappen op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam;
6.
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Nijmegen een wapen van categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestand was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/332772-23 [1] (de verkeersgedragingen op 7 mei 2023):
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feiten 1, 2 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Foto’s van de situatie ter plaatse en van de auto van verdachte ontbreken. Bovendien is niet duidelijk welk hekwerk is beschadigd en hebben verbalisanten hierover niets geverbaliseerd. Ook is de schade niet exact omschreven, waardoor niet kan worden vastgesteld of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade aan het hekwerk van aangever was toegebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 (rijden onder invloed)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 43-44;
- een geschrift, te weten een rapport, opgemaakt door dr. T.M. Bosch op 31 mei 2023, p. 48-49;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 84-85.
Feit 2 (rijden zonder geldig rijbewijs)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, p. 54-55;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21;
- een geschrift, te weten een besluit van het CBR d.d. 25 maart 2019, p. 61-62;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2024.
Feit 3 (verlaten plaats ongeval)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] , woonachtig op de [adres 3] te Nijmegen, heeft verklaard dat zijn tuinhek op 7 mei 2023 omstreeks 00:00 uur in goede staat verkeerde, maar dat hij omstreeks 11:00 uur zag dat zijn tuinhek kapot was. Er waren houten planken en betonnen palen van het hek afgebroken. Deze lagen op de grond. Verder lagen er een velg en een kentekenplaat met kenteken [kenteken 2] naast het beschadigde tuinhek. Een buurtbewoonster vertelde aan hem dat ze omstreeks 4:00 uur die dag sirenes en een klap had gehoord. [2]
Op 7 mei 2023 omstreeks 4:00 uur was de auto met kenteken [kenteken 2] betrokken bij een achtervolging door de politie door diverse wijken en straten in Nijmegen. De auto reed onder andere de Wolfskuilseweg op en sloeg vervolgens linksaf, de Oude Graafseweg op. Daarna reed hij de Daniëlsweg in. De auto reed zo snel dat de verbalisanten het zicht op de auto enkele keren zijn verloren bij het afslaan in straten. Daardoor hebben zij niet gezien dat de auto schade heeft veroorzaakt aan een hekwerk. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto met voornoemd kenteken die nacht heeft bestuurd. [4]
Beoordeling door de rechtbank
Alles bij elkaar en in samenhang bezien, is er voldoende wettig bewijs en heeft de rechtbank geen enkele twijfel dat het verdachte is geweest die met zijn auto tegen het hekwerk van aangever is aangereden. Verbalisanten hebben verdachte de Oude Graafseweg in zien gaan en bovendien lag de kentekenplaat van de auto waar hij in reed naast het beschadigde tuinhek. Door de aanrijding zijn er verschillende houten planken en betonnen palen van het hekwerk afgebroken. Het kan niet anders dan dat dit een flinke aanrijding moet zijn geweest, anders zou er niet zo veel schade zijn ontstaan. Dat blijkt ook uit het feit dat een buurtbewoonster die nacht een klap heeft gehoord. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat door het verkeersongeval schade was ontstaan. Verdachte is echter doorgereden zonder zichzelf kenbaar te maken. Daarmee heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. De rechtbank acht het feit in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Wat de raadsman ter terechtzitting heeft aangevoerd over de situatie ter plaatse zoals die uit Google Street View zou blijken, doet daar niet aan af, nu dit niet leidt tot enige twijfel bij de rechtbank.
Feit 4 (gevaarlijk rijgedrag)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal verkeersovertredingen, p. 14-16;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 20-22;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 27-29;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 30-32;
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 43-44;
- een geschrift, te weten een rapport, opgemaakt door dr. T.M. Bosch op 31 mei 2023, p. 48-49;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 83-84.
Ten aanzien van parketnummer 05/061137-24 [5] (verschillende feiten in de periode 16 augustus 2023 – 12 oktober 2023):
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feiten 1, 2 en 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen en dat verdachte dit zou hebben gedaan.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu de verklaringen van aangever en zijn moeder onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd. Hun verklaringen komen niet overeen met wat de moeder van aangever tijdens het buurtonderzoek tegen de politie heeft verklaard. Bovendien verklaart de aangever van feit 3 met geen woord over dit feit.
Ten slotte heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 5. Verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft geslagen, getrapt en op de grond geduwd en/of getrokken. De vermeende getuigen hebben geen verklaring willen afleggen en de huisarts heeft enkel een aantal striemen rondom de hals waargenomen. Verdachte heeft haar tijdens de worsteling slechts aan haar shirt getrokken, meer niet.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 (rijden zonder geldig rijbewijs op 16 augustus 2023)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 177;
- het proces-verbaal herkenning door opsporingsambtenaar, p. 180;
- een geschrift, te weten een besluit van het CBR d.d. 25 maart 2019, p. 197-199;
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2024.
Feit 2 (vernieling auto op 27 augustus 2023)
Bewijsmiddelen
[naam] heeft aangifte gedaan namens [slachtoffer 5] . Zij verklaarde dat zij op 27 augustus 2023 de auto van haar vader, een Suzuki Alto met kenteken [kenteken 1] , heeft geparkeerd voor de deur van de [adres 4] te Nijmegen, het adres van een vriendin. Toen ze bij haar vriendin aanbelde, werd de deur geopend door verdachte. Aangeefster had ruzie met hem door eerdere incidenten. Hij zei dat hij haar auto in de fik zou zetten. Aangeefster liep bij haar vriendin naar binnen en hoorde een harde knal. Toen ze naar buiten liep, zag ze dat de auto van haar vader was vernield. De twee linkerzijramen waren kapot. Er lag glas in en naast de auto. Ook de voorruit van de auto was kapot. Deze was gebarsten en er lag een stoeptegel op. Er lagen twee stenen in de auto, één op de bijrijdersstoel en de andere erachter. Deze lagen er nog niet toen ze de auto had geparkeerd. Verder stond de tankklep open en zat er iets van papier in. Er zat donkere verkleuring op het papier. Het leek verbrand. Ook lag er een fiets rechts naast de auto. Deze lag er nog niet toen ze de auto parkeerde. [6]
[getuige 1] zat die nacht bij aangeefster in de auto. Toen ze aanbelden bij de flat op de [adres 4] , hoorden ze ineens een deur heel hard dicht klappen. Ineens ging de toegangsdeur open en stond verdachte daar. Hij begon te schreeuwen en zei steeds: ‘Jouw auto gaat nu in de fik’. Aangeefster liep snel naar boven om hem te ontlopen. Verdachte liep naar de auto. Hij pakte een fiets en gooide deze tegen de bijrijderszijde van de auto. Hij maakte de tankdop open. Hij pakte een aansteker en propte wc-papier in de tankdop. Toen [getuige 1] aangaf dat er nog spullen in de auto lagen, gaf verdachte aan dat [getuige 1] op moest schieten. [getuige 1] stapte in de auto om zijn spullen te pakken. Terwijl [getuige 1] daarmee bezig was, zag hij dat verdachte de aansteker ontbrandde en het wc-papier in de tankdop aanstak. Verdachte pakte een stoeptegel en gooide deze tegen de voorruit van de auto. Daarna gooide hij dezelfde tegel door de zijruiten aan de bestuurderszijde. Vervolgens gooide hij de tegel weer tegen de voorruit van de auto. Naast de auto lag overal glas. Hij pakte een nieuwe stoeptegel. Vervolgens hoorde [getuige 1] een harde knal. Hij vermoedde dat verdachte de steen tegen de motorkap gooide. [7]
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de auto van de vader van aangeefster vernield. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (diefstal boormachine en fiets op 29 augustus 2023)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 29 augustus 2023 omstreeks 6:05 uur van zijn huisgenoot hoorde dat er werd ingebroken in de schuur van zijn woning aan de [adres 2] te Nijmegen. [slachtoffer 2] rende zijn tuin in. Hij zag dat een man naar de achterkant van de tuin liep en in de schuur bleef staan. Zijn linkerarm zat in het gips. De man had een kolomboormachine in zijn handen en zei: ‘Ik ga het terug leggen’. Vervolgens zette de man de boormachine terug in de schuur. De man verliet de achtertuin via het poortje. [slachtoffer 2] liep met hem mee en zag dat er op het trottoir nog vier gereedschapskoffers en een afkortzaag lagen. Hij herkende deze goederen als zijn eigendom. [slachtoffer 2] zag dat er ook een fiets stond. De man stapte op de fiets en vertrok. Omstreeks 7:00 uur merkte [slachtoffer 2] dat hij een boormachine en zijn grijze Gazelle Orange-fiets miste die zich normaal gesproken in zijn schuur bevinden. Toen [slachtoffer 2] terugdacht aan de fiets waarop de man vertrok, herkende [slachtoffer 2] weer zijn fiets. [8]
Op diezelfde datum omstreeks 6:00 uur kwam er een melding binnen bij het operationeel centrum van de politie van een heterdaad diefstal op het adres van [slachtoffer 2] . Ter plaatse trof een verbalisant de verdachte aan de achterzijde van de woning. De verdachte probeerde op de fiets weg te komen. Hij had een boor vast in zijn rechterhand. Zijn linkerarm zat in het gips. Vermoedelijk is de verdachte [verdachte] . [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij door de eigenaar is betrapt in de schuur. Hij wist niet van wie de fiets was waarop hij is weggereden. Hij dacht dat de boormachine die hij vast had van de eigenaar was. [10]
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het niet onvoorstelbaar dat aangever overvallen werd toen hij onverwacht een inbreker overliep in zijn schuur en daardoor niet meteen doorhad welke goederen precies ontbraken en dat de fiets waarop verdachte wegreed van hem was. Naar het oordeel van de rechtbank doet het feit dat aangever zijn fiets in eerste instantie niet als zodanig herkende dus niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen, die aangever toebehoorden, heeft weggenomen, zeker gelet op de verklaring van verdachte dat hij niet wist van wie de fiets was en dat hij dacht dat de boormachine van aangever was.
Feit 4 (bedreiging op 29 augustus 2023)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 29 augustus omstreeks 6:00 uur uit het raam keek en zag dat er in de achtertuin van zijn buurman van de [adres 2] te Nijmegen een conflict gaande was tussen de buurman en een persoon die hij herkende als [verdachte] . [slachtoffer 3] herkende hem, omdat er foto’s van hem zijn verstuurd in de buurt-app. [slachtoffer 3] rende naar buiten via de achtertuin en sprong over de poort. Hij rende richting [verdachte] , die direct schreeuwde: ‘Ik steek je dood, ik steek je dood’. [slachtoffer 3] voelde zich bedreigd, draaide zich gelijk om en sprong weer over de poort. [11]
[getuige 2] , de moeder van aangever, heeft verklaard dat zij zag dat er een persoon in de achtertuin van de buurman stond. Ze hoorde dat deze persoon verbaal agressief was tegen haar zoon. De persoon zei: ‘Ik prik je, ik steek je, ik maak je kapot’. [12]
Beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de door aangever en zijn moeder afgelegde verklaringen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat, hoewel zij pas een aantal maanden later zijn verhoord, de moeder van aangever op de dag van het incident meteen haar verhaal heeft gedaan bij de politie tijdens hun buurtonderzoek. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat hun verklaringen zijn verzonnen. Het enkele feit dat verdachte voor overlast zou zorgen in de buurt is hiervoor onvoldoende. Ook het feit dat aangever [slachtoffer 2] niets over de bedreiging heeft verklaard, is niet voldoende om die conclusie te rechtvaardigen, nu het goed denkbaar is dat de politie hem uitsluitend heeft verhoord over de diefstal waarvan hij slachtoffer is geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van aangever en zijn moeder betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Op basis van die verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 5 (mishandeling op 7 september 2023)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte op 7 september 2023 aanbelde bij haar woning aan de [adres 5] te Nijmegen. Verdachte liep haar woning binnen en zei dat het T-shirt dat [slachtoffer 4] aan had van hem was. Hierover kregen ze een felle discussie. Verdachte trok aan haar T-shirt. [slachtoffer 4] werd naar de grond getrokken. Vervolgens liet verdachte haar los en hij liep terug naar de woonkamer. Verdachte liep weer op haar af. Hij pakte haar vast, trok haar naar de grond en gaf haar meerdere trappen en klappen. Hierbij raakte hij haar op haar zij, onderrug, benen, hoofd en armen. Hierdoor had zij pijn aan haar linkerpols, linkerpink, hals, linkerbil, linkerbovenbeen en aan haar stuitje. [13]
Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] zagen dat verdachte in gevecht raakte met [slachtoffer 4] . Beide getuigen vertelden dat verdachte haar meerdere keren tegen het gezicht sloeg en haar naar de grond trok. Eén van de getuigen probeerde de politie te bellen, maar toen verdachte dat zag, maakte hij een slaande beweging in de richting van deze getuige. Hij riep dat ze de politie niet mocht bellen, omdat er anders iets ergs met haar zou gebeuren. Vervolgens liep verdachte terug naar [slachtoffer 4] en begon haar weer te slaan en te trappen. [14]
Op 8 september 2023 is [slachtoffer 4] bij een arts geweest, die rapporteerde dat deze pijn had aan haar stuitje, schaamstreek en linkerhand. In haar hals zag de arts drie striemen en petechiën (noot Rb:
kleine onderhuidse bloeding). [15]
Beoordeling door de rechtbank
Hoewel de getuigen niet zijn verhoord door de politie, hebben zij ter plaatse wel een verklaring afgelegd. De rechtbank ziet geen reden waarom hun verklaring niet voor het bewijs kan worden gebezigd, te meer nu deze aansluit bij de aangifte en de informatie van de arts, die letsel bij aangeefster heeft waargenomen.
De rechtbank acht daarmee het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6 (dragen van een keukenmes)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 297;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 303-304 en 307;
- het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar, p. 312;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 350.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feiten 1 primair, 2, 3 en 4 van parketnummer 05/332772-23 en het onder feiten 1 tot en met 6 van parketnummer 05/061137-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/332772-23
1. primair
hij op
of omstreeks7 mei 2023 te Nijmegen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van
een ofmeer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en
/ofcannabis (THC),
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 120 mgr cocaïne en
/of1,5 mgr cannabis (THC) bedroeg
, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
2.
hij op
of omstreeks7 mei 2023 te Nijmegen terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Oude Graafseweg, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieënheeft bestuurd;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Oude Graafseweg, op
of omstreeks7 mei 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] )
letsel en/ofschade was toegebracht;
4.
hij op
of omstreeks7 mei 2023 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende (onder invloed van verdovende middelen op de weg, de van Schuylenburgweg, met het door hem, verdachte bestuurde voertuig (personenauto) door een of meer politievoertuig(en) is achtervolgd waarbij hij, verdachte met hoge snelheid te weten (gecorrigeerd) 148 kilometer per uur alwaar ter plaats
eeen maximumsnelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan heeft gereden op de Nieuwe Dukenburgseweg en
/of(vervolgens) meermalen rood uitstralende verkeerlichten heeft genegeerd en
/ofmeermalen zonder noodzaak
(hard) heeft geremd en
/ofmeermalen
althans eenmaaleen politievoertuig heeft geblokkeerd en
/ofhet stopteken ("STOP POLITIE") gegeven middels een zogenaamd politietransparant heeft genegeerd, door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd.
Onder parketnummer 05/061137-24
1.
hij op
of omstreeks16 augustus 2023 te Nijmegen terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Wijchenseweg, als bestuurder een motorrijtuig, te weten een personenauto, van die categorie
ofcategorieënheeft bestuurd;
2.
hij op
of omstreeks27 augustus 2023 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Suzuki Alto voorzien van het kenteken [kenteken 1] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks29 augustus 2023 te Nijmegen, op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een boormachine en
/ofeen fiets (merk Gazelle Orange),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aanverdachtetoebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op
of omstreeks29 augustus 2023 te Nijmegen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “ik steek je dood” en/of “ik prik je” en/of “ik maak je kapot”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op
of omstreeks7 september 2023 te Nijmegen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld
door meermaals
- haar op de grond te duwen/trekken en
/of- haar te slaan op/tegen haar hoofd en
/ofhaar lichaam en
/of- haar te trappen op/tegen haar hoofd en
/ofhaar lichaam;
6.
hij op
of omstreeks12 oktober 2023 te Nijmegen een wapen van categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestand was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 05/332772-23
feit 1 primair:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet;
feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Onder parketnummer 05/061137-24
feit 1:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
diefstal, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5:
mishandeling;
feit 6:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de bewezen verklaarde misdrijven zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde overtreding feit 4 van parketnummer 05/332772-23 (gevaarlijk rijgedrag) heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar met een proeftijd van twee jaar.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde overtreding feit 6 van parketnummer 05/061137-24 (dragen van een keukenmes) heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de in een andere zaak (met parketnummer 05/338924-23) heel recent opgelegde straf voor een geheel voorwaardelijke straf gepleit. Daarbij heeft hij gewezen op het advies van de reclassering in die zaak dat oplegging van een werkstraf lastig wordt voor verdachte en dat het op de goede weg zijn van verdachte niet doorkruist moet worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid strafbare feiten. Verdachte is in zijn auto op de vlucht geslagen voor de politie. Vervolgens is hij tijdens een dollemansrit achtervolgd door de politie, waarbij hij meerdere ernstige verkeersovertredingen heeft begaan en deze eindigde doordat verdachte uit de bocht vloog en tegen een muur botste. De achtervolging vond plaats in verschillende wijken en het centrum van Nijmegen en hoewel deze zich in de vroege ochtenduren afspeelde, waren er – met name in het centrum – veel mensen op de been, getuige de bevindingen van de verbalisanten. De rechtbank neemt het verdachte ernstig kwalijk dat hij de overige verkeersdeelnemers in gevaar heeft gebracht. Het is een wonder dat er niemand gewond is geraakt en dat de schade beperkt is gebleven tot een kapot hekwerk, zeker nu hij met heel hoge snelheid heeft gereden, meerdere malen door rood licht is gereden en hij onder invloed was van cocaïne, cannabis en alcohol. In het bloed van verdachte werd zelfs 12 keer zoveel cocaïne aangetroffen als wettelijk is toegestaan bij gecombineerd gebruik van verdovende middelen.
Vervolgens heeft verdachte ongeveer drie maanden later weer een auto bestuurd, terwijl zijn rijbewijs – nog steeds – ongeldig was. Hiermee heeft hij opnieuw de overige verkeersdeelnemers in gevaar gebracht.
Verder heeft hij de auto van een vriendin van zijn ex-partner vernield en goederen gestolen uit een schuur. Hiermee laat verdachte zien dat hij weinig respect heeft voor het eigendom van anderen. Bovendien heeft verdachte hiermee overlast veroorzaakt voor de overige buurtbewoners. Zo heeft hij ook nog een man bedreigd die zijn buurman te hulp wilde schieten. Ook tijdens het plegen van deze feiten verkeerde verdachte – naar eigen zeggen – onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen.
Daarna heeft hij zijn ex-partner mishandeld. Kennelijk was hij boos, omdat zij een T-shirt aan zou hebben dat van hem was. Geweld is echter nooit een manier om boosheid te uiten of een conflict te beslechten. Zijn ex-partner bevond zich in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij haar pijn en letsel heeft toegebracht.
Ten slotte heeft verdachte een keukenmes bij zich gehad. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte het mes open en bloot in zijn hand vast had. Het is een feit van algemene bekendheid dat messenbezit en -gebruik op straat een steeds groter probleem is. Dit leidt namelijk tot onveilige situaties die snel kunnen escaleren, omdat mensen hun wapen makkelijker gebruiken.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte d.d. 13 augustus 2024 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Kennelijk heeft verdachte hier telkens geen lering uit getrokken, want het heeft hem er niet van weerhouden opnieuw meerdere strafbare feiten te plegen.
De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafboek van toepassing is, gelet op de veroordeling door de rechtbank Gelderland van 27 juni 2024 (parketnummer 05/338924-23). Het feitencomplex in die zaak hangt gedeeltelijk samen met een aantal van de feiten in de onderhavige zaak met parketnummer 05/061137-24. Verdachte is toen veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een flink pakket aan bijzondere voorwaarden. Aan de reclassering is opdracht gegeven hierop toezicht te houden. De gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Uit het reclasseringsadvies van 3 april 2024, opgemaakt in het kader van de hiervoor genoemde andere zaak, blijkt dat verdachte vaak delicten als diefstal en gewelds- en drugsgerelateerde delicten pleegde onder invloed of met als doel om aan geld voor middelen te komen. Verdachte gaf aan door traumatische gebeurtenissen in het recente verleden te zijn gevlucht in drank- en drugsgebruik. Middelengebruik en psychosociaal functioneren zijn daarmee de twee meest belangrijke delictgerelateerde risicofactoren. Financiën zijn eveneens delictgerelateerd, omdat hij delicten pleegde om aan geld voor middelen te komen. Zijn vlucht in middelengebruik leidde na 2022 tot een algehele teloorgang op alle leefgebieden. Hij had geen zinvolle dagbesteding, problemen met partner- en familierelaties en verkeerde in een negatief sociaal netwerk. Een beschermende factor op dit moment is zijn houding. Verdachte is in detentie abstinent van middelen, volgt een training, werkt en geeft aan gemotiveerd te zijn voor toezicht en behandeling.
De reclassering heeft op 18 september 2024 een voortgangsverslag uitgebracht over het verloop van dit toezicht, dat op 2 juli 2024 is gestart, en de opgelegde bijzondere voorwaarden. Verdachte is per 9 juli 2024 gestart met ambulante behandeling en begeleiding door het Forensisch Expert Team van IrisZorg. Verdachte heeft zich tot op heden aan alle gemaakte afspraken gehouden en meegewerkt met middelencontroles. Hij krijgt nu slaapmedicatie en de verwachting is dat hiermee ook het cannabisgebruik stopt. In de meldplichtgesprekken is ook aandacht voor zijn relatie met familie en partner. Verdachte heeft nog geen vaste dagbesteding, maar is hier wel naar op zoek.
De reclassering schat de risico’s op recidive en letsel in als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laaggemiddeld. Bij een terugval in middelengebruik van cocaïne en alcohol wordt het risico op recidive en geweld echter gezien als hoog. Dit zal ook de kans op het overtreden van de voorwaarden vergroten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij serieus wil blijven meewerken aan de eerder opgelegde voorwaarden. Hij ziet in dat zijn middelengebruik samenhing met niet verwerkte gebeurtenissen uit het verleden en dat de manier waarop hij leefde (zelf)destructief was en hij daar niet mee door kon/kan gaan. Hij zegt in zekere zin blij te zijn dat hij uiteindelijk is aangehouden en dat hij nu hulp heeft, waarvan hij dus de meerwaarde ziet. Verdachte heeft verder verklaard dat hij inmiddels een full-time heeft baan gevonden, waar hij op korte termijn mee begint.
Conclusie
Gelet op de veelheid aan feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, de overlast, schade en gevaarzetting die hij daarmee heeft veroorzaakt en het gegeven dat hij ten aanzien van de meeste feiten recidivist is, is de rechtbank van oordeel dat een forse straf moet volgen en niet volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke straf. Vanwege het in de eerdere zaak opgelegde toezicht en hulpverleningstraject, alsmede de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf matigen en in deels voorwaardelijke vorm opleggen, te weten een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank acht het namelijk van belang de door verdachte ingezette positieve lijn niet te veel te doorkruisen. Zo kan recidive in de toekomst hopelijk worden voorkomen.
De rechtbank ziet in dat het waarschijnlijk zeer belastend voor verdachte is om naast zijn baan en het toezicht met alle voorwaarden ook nog een taakstraf uit te voeren. Dat is een van de redenen waarom de taakstraf deels voorwaardelijk wordt opgelegd. Dan nog resteert een flink aantal uit te voeren uren taakstraf. De rechtbank geeft verdachte in overweging om met de reclassering te overleggen hoe een en ander zo goed mogelijk gecombineerd kan worden.
De rechtbank ziet geen reden om nogmaals bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen, omdat die in de eerdere zaak al zijn opgelegd. De rechtbank vertrouwt erop dat verdachte zal blijven meewerken met de reclassering en zich zal blijven inzetten om de bijzondere voorwaarden na te leven. Hierbij speelt dat de verdediging in die zaak uitsluitend hoger beroep heeft ingesteld vanwege de in die zaak toegewezen vordering tenuitvoerlegging, zo bleek ter terechtzitting.
De rechtbank legt de taakstraf op zonder aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, omdat het voorarrest reeds is afgetrokken in de zaak met parketnummer 05/338924-23.
Verder legt de rechtbank ten aanzien van het onder feit 6 van parketnummer 05/061137-24 bewezenverklaarde (dragen van een keukenmes) op een geldboete van € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis.
Ten slotte veroordeelt de rechtbank verdachte ten aanzien van het onder feit 4 van parketnummer 05/332772-23 bewezenverklaarde (gevaarlijk rijgedrag) tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 2 jaar met een proeftijd van 2 jaar.

8.De beoordeling van de vordering van [slachtoffer 1]

De heer [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 3 van parketnummer 05/332772-23 in zijn aangifte verklaard dat zijn hekwerk is beschadigd doordat er houten planken en betonnen palen waren afgebroken. In een aanvullend verhoor heeft hij aangegeven dat hij het hekwerk inmiddels zelf heeft vervangen. Hiervoor heeft hij voor een bedrag van € 213,87 aan onderdelen besteld. De factuur is als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van zijn verhoor. [slachtoffer 1] geeft aan dat hij de schade wil verhalen op verdachte. Vervolgens heeft hij zijn bankrekeningnummer opgegeven. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie laten weten – na recent nog contact te hebben gehad met [slachtoffer 1] – dat [slachtoffer 1] , die 80 jaar oud is, er vanwege zijn leeftijd niet in is geslaagd om het standaard-voegingsformulier in te vullen, maar dat hij zijn schade wel degelijk vergoed wenst te zien.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe deze situatie moet worden geduid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] moeten worden opgevat als vordering van de benadeelde partij, ongeacht het feit dat deze niet middels het standaardformulier is ingediend.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat [slachtoffer 1] zich op de juiste manier heeft gevoegd, stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Voorts is het niet duidelijk wat de geleden schade is, of de schade nog te repareren was en zo ja, wat de reparatiekosten zouden zijn geweest. Een enkele factuur met de kosten van een nieuw hekwerk is onvoldoende duidelijk.
De beoordeling door de rechtbank
Het bestaan van de vordering benadeelde partij
De rechtbank constateert dat het gebruikelijke voegingsformulier, waardoor een benadeelde partij kenbaar maakt een vordering te willen indienen, ontbreekt. De aangever heeft echter in een aanvullend verhoor aangegeven dat hij schadevergoeding wil, inclusief een onderbouwing van de kosten die hij heeft gemaakt en het vermelden van zijn rekeningnummer. Uit de toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting blijkt dat het de aangever wegens zijn hoge leeftijd niet lukte om het gebruikelijke voegingsformulier in te dienen.
Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval wel degelijk sprake is van een vordering van de benadeelde partij, die uitdrukkelijk kenbaar is gemaakt in het aanvullende verhoor en vervolgens ter zitting is ingediend bij monde van de officier van justitie.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt namelijk dat houten planken en betonnen palen van zijn hekwerk zijn afgebroken. [slachtoffer 1] heeft zijn hekwerk zelf gerepareerd en hiervoor kosten gemaakt, omdat hij nieuw materiaal, onder andere harmonicagaas, moest kopen.
De materiële schade is voldoende onderbouwd en de opgevoerde kosten komen redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat de schade en de reparatiekosten voldoende duidelijk uit het procesdossier blijken.
De rechtbank overweegt verder dat [slachtoffer 1] zijn schade zoveel mogelijk heeft beperkt. Zo heeft hij harmonicagaas gekocht voor de reparatie van zijn hekwerk, in plaats van nieuwe houten planken en betonnen palen terug te plaatsen. Ook heeft hij geen arbeidskosten gerekend, omdat hij de reparatie zelf heeft verricht.
Voor deze schade is verdachte dan ook naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 7 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 36f, 57, 62, 63, 285, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 7, 8, 9, 177, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstrafvan
200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 100 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt ten aanzien van het onder feit 6 van parketnummer 05/061137-24 bewezen verklaarde op een
geldboetevan
€ 200,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier dagen hechtenis;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder feit 4 van parketnummer 05/332772-23 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur
van 2 jaar;
 bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 3 van parketnummer 05/332772-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 213,87 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 213,87 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 4 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023553527, gesloten op 30 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 4.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11 en proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 82.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023515841, gesloten op 13 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 206.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 220.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 236-237.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 242.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 400-401.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 253.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 249.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 256-257.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 268.
15.Een geschrift, te weten medische informatie over [slachtoffer 4] , p. 262.