ECLI:NL:RBGEL:2024:6770

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
05/188405-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door insluiping en verbreking met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum 1] 1988, die samen met twee anderen een diefstal heeft gepleegd door middel van insluiping en verbreking. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De diefstal vond plaats op 5 april 2024 in de woning van [slachtoffer], de oma van de ex-partner van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een plan hadden opgezet om de kluis van het slachtoffer te stelen. De verdachte werd herkend op camerabeelden en door getuigen, en er werd forensisch bewijs verzameld dat zijn betrokkenheid bevestigde. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, inclusief materiële en immateriële schade, en proceskosten. De rechtbank benadrukte de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en de emotionele schade die het gevolg was van de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/188405-24
Datum uitspraak : 4 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats 2] .
raadsman: mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2024 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning te weten aan de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kluis met inhoud, te weten (verzekerings-/waarde-) papieren, sierraden en/of munten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, insluiping en/of een valse sleutel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de herkenning van verdachte niet door verbalisanten, maar door getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn gedaan. Er is daarnaast geen DNA of dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen in de woning en de omstandigheid dat het schoenspoor overeenkomt met de in de woning van verdachte aangetroffen schoenen, betekent niet dat verdachte deze schoenen heeft gedragen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) deed op 5 april 2024 aangifte van diefstal uit haar woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . Dit betreft een appartement op de bovenste verdieping. Omstreeks 15:25 uur werd bij haar voordeur aangebeld. Er stond een jongen voor de deur die zei dat hij tegen de auto van [slachtoffer] had aangereden. De jongen wilde dat [slachtoffer] mee naar beneden ging om papieren in te vullen. [slachtoffer] deed vervolgens haar deur dicht en ging met de jongen met de lift naar de garage. In de garage ging de jongen met de lift terug naar boven en zag [slachtoffer] dat er geen schade aan haar auto was. Toen zij terug bij haar appartement kwam zag ze dat haar voordeur open stond. Zij keek vanuit de gang haar badkamer in en zag een enorme ravage. Zij zag dat de kluis, die bevestigd was in de badkamerkast, volledig was verwijderd. In haar kluis had zij de volgende goederen liggen:
  • verzekeringspapieren;
  • sieraden;
  • munten.
[slachtoffer] verklaarde verder dat twee jaren geleden haar kleindochter en de toenmalige man van haar kleindochter in haar huis hebben gewoond. Zij waren op de hoogte van de locatie van de kluis. De man van haar kleindochter was [verdachte] (verdachte) en hij woonde in [woonplaats]. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] was op 6 april 2024 voor forensisch onderzoek in de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . Hij zag aan de linkerzijde in de badkamer een vernielde/beschadigde kast. Tevens zag hij na onderzoek middels scheerlicht en poeder op de badkamervloer meerdere schoenspoorfragmenten. Na selectie stelde hij 4 (vier) schoenspoorfragmenten middels folie veilig, waarna deze werden gewaarmerkt en benoemd als SIN: [nummer 1] ,
[nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] . [3]
Verbalisant [verbalisant 2] bekeek de camerabeelden van het binnenkomen en vertrek uit het appartementencomplex. De camerabeelden werden gemaakt door een benedenbuurman. Verbalisant beschreef meerdere personen die op de camerabeelden van 5 april 2024 te zien waren, waaronder drie verdachten. Verdachte 1 kwam om 15:27:15 uur het pand binnen lopen en liep direct linksaf de hal in. Om 15:27:23 liep verdachte 2 het pand binnen. Verdachte 3 liep om 15:27:26 uur het pand binnen en direct linksaf de galerij in liep. Verdachte 3 werd onder andere omschreven als een man met zwarte schoenen met een witte zool en een zwarte muts. Onder zijn rechterarm droeg verdachte 3 een verhuisdeken. Om 15:33:18 kwam verdachte 1 van de trap af en wilde naar buiten lopen. Verdachte 1 probeerde een deur open te trekken. Dit lukte niet. Verbalisant hoorde iemand roepen. Verdachte 1 drukte vervolgens op een knop naast de deur. Om 15:33:21 liep verdachte 2 de trap af. Verdachte 2 hield en voorwerp in zijn handen en liep naar buiten. Het leek volgens verbalisant op een houten steel van een stuk gereedschap. Het stuk gereedschap was in een grijze deken gerold. Om 15:33:26 uur zag verbalisant dat verdachte 3 van de trap af kwam lopen. Verdachte 3 droeg een op een kluis gelijkend voorwerp in zijn handen. Verbalisant hoorde iemand roepen: “Wacht op mij, wacht op mij”. [4]
Getuige [getuige 1] werd op 6 april 2024 als getuige gehoord. Zij verklaarde dat zij van haar moeder hoorde dat haar oma, te weten: [slachtoffer] , was overvallen. [getuige 1] bekeek de camerabeelden van een benedenbuurman. [getuige 1] herkende de eerste persoon die naar binnen ging als [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Toen zag zij een tweede man naar binnen lopen. Deze persoon was langer en lomper. Zij herkende de derde persoon die binnen kwam lopen als haar ex-man (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ). Zij herkende zijn lichaamstaal en zijn schoenen. Op het filmpje waarop te zien was dat de mannen het complex verlieten, zag zij dat er eerst een langere jongen de trap af kwam lopen. Daarna zag [getuige 1] [medeverdachte] met een stok en een verhuisdeken in zijn handen de trap af lopen. Vervolgens hoorde [getuige 1] het geluid van een stem die zei: “Wacht op mij, wacht op mij”. [getuige 1] herkende direct de stem van haar ex-man. [5] Op 16 april 2024 werd [getuige 1] aanvullend verhoord. Zij verklaarde onder andere zij dat op de camerabeelden op tijdstip 15:27:33 duidelijk de stem van verdachte hoorde. [6]
Getuige [getuige 2] werd op 19 april 2024 als getuige gehoord. [getuige 2] had de camerabeelden bekeken en verklaarde onder andere dat er op 5 april 2024 drie mannen bij de voordeur naar binnen proberen te komen. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) liep naar de lift met een lang voorwerp. [getuige 2] herkent verdachte aan zijn houding, zijn hele vorm van het lichaam, postuur en de beweging van zijn armen als hij loopt. Ook herkent zij de donkere kleur en de uitstaling van zijn ogen als de ogen van verdachte. Op de beelden waarop te zien is dat de mannen weer in beeld komen lopen en naar buiten gaan, ziet [getuige 2] dat verdachte als laatste rennend en met de kluis in zijn handen van de trap af komt. Verdachte roep dan nog: “Wacht op mij, wacht op mij”. [getuige 2] herkent verdachte duidelijk aan zijn stem. [7]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] betraden op 10 maart 2024 de woning van verdachte aan de [adres 1] te [woonplaats] . In de gang, aan de kapstok, troffen zij een zwarte muts aan. Deze was gelijkend aan de muts die verdachte droeg op de camerabeelden. In de woonkamer van de woning zagen zij in het zicht, op de grond bij de salontafel, één paar schoenen liggen. Zij herkenden deze schoenen aan het merk, type en kleurcombinaties als de schoenen die verdachte aan had op de camerabeelden van het appartementencomplex. [8] De schoenen van merk/type Balenciaga Speed Trainer werden in beslaggenomen en voorzien van goednummer PL0600-2024154571-3230176. [9]
Verbalisant [verbalisant 5] deed een vergelijkend schoensporenonderzoek met de vier schoenspoorfragmenten voorzien van SIN-nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] en een paar schoenen voorzien van het waarmerk PL0600-2024154571-3230176. [verbalisant 5] kwam tot de conclusie dat het zeer waarschijnlijk is dat de schoenafdruksporen voorzien van SIN-nummers [nummer 1] , [nummer 3] en [nummer 4] zijn veroorzaakt met de schoenen voorzien van het waarmerk PL0600-2024154571-3230176. [10] Bij meerdere schoenafdruksporen komt het profiel overeen, komen de afmetingen en door het schoenspoor weergegeven slijtage en onregelmatigheden met beschadigingen in de schoenzool praktisch overeen, terwijl onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen. [11]
Conclusie
Gelet op het resultaat van het schoensporenonderzoek stelt de rechtbank vast dat de in de woning van verdachte aangetroffen schoenen overeenkomen met de in de woning van [slachtoffer] aangetroffen sporen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ook verdachte is geweest die deze schoenen heeft gedragen op 5 april 2024. Verdachte is door zowel [getuige 1] als [getuige 2] herkend op de beelden aan onder meer zijn houding en stem. Daarnaast herkende getuige [getuige 1] de schoenen als die van verdachte. De schoenen werden bij de salontafel in de woning aangetroffen. Ook is er een muts in de woning aangetroffen die overeenkomt met de muts die is waargenomen op de beelden. Het verweer van de verdediging dat de schoenen door een ander dan verdachte werd gedragen en dat er vaak meerdere personen in de woning van verdachte aanwezig waren, wordt gelet hierop als onaannemelijk verworpen.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte op 5 april 2024 op de beelden te zien is als de persoon die het appartementencomplex als derde binnen komt lopen en ook als derde verlaat. Bij het verlaten van het appartementencomplex heeft verdachte een kluis in zijn handen.
Medeplegen
Verdachte wist dat zich in de woning van [slachtoffer] , de oma van zijn ex-partner, een kluis bevond. Hij is samen met twee andere personen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Een van de medeverdachten heeft [slachtoffer] met een list mee naar de garage genomen en verdachte is samen met een medeverdachte de woning van [slachtoffer] binnengegaan. Daar is de kluis uit de kast in de badkamer verwijderd en meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een duidelijk opgezet plan, waarbij de verdachten allemaal een rol hebben gehad. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een kluis met inhoud (verzekerings-/waardepapieren, sieraden en munten) door middel van verbreking en insluiping.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks5 april 2024 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenin een woning te weten aan de [adres 2] , alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), een kluis met inhoud, te weten
(verzekerings-/waarde-
)papieren, sierraden en
/ofmunten
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak,verbreking
, inklimming,eninsluiping
en/of een valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en insluiping.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de benadeelde partij is verzocht, te weten: een contact- en locatieverbod met aangeefster [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft oplegging van een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met twee andere personen een diefstal gepleegd door middel van insluiping en verbreking. Een mededader heeft door middel van een babbeltruc het slachtoffer uit de woning gelokt. Vervolgens zijn verdachte en een mededader de woning binnen gegaan. In de woning is de kluis uit een kast in de badkamer gebroken en zijn meerdere waardevolle spullen weggenomen. Het betreft niet alleen goederen met een hoge geldelijke waarde, maar ook met een grote emotionele waarde, zoals een trouwring en een munt ter herdenking van het veertigjarig huwelijk van het slachtoffer en haar inmiddels overleden echtgenoot. Diefstallen uit een woning zijn ernstige feiten, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers. Deze feiten veroorzaken veelal gevoelens van onveiligheid bij slachtoffers. Het zijn daarnaast feiten die in het algemeen, naast financiële schade, veel hinder en overlast met zich brengen. Daar komt in dit geval nog bij dat het – reeds op leeftijd zijnde – slachtoffer ten tijde van de insluiping haar woning werd uitgelokt door een brutale babbeltruc. Toen zij terug bij haar woning kwam, zag zij dat haar kluis was weggenomen en werd zij onmiddellijk geconfronteerd met het in haar woning begane strafbare feit.
De rechtbank weegt ten nadele van de verdachte mee dat sprake was van een vooropgezet plan. De drie daders zijn tien dagen eerder ook al bij de woning van het slachtoffer langs geweest, maar moesten hun plan toen afbreken omdat het te druk rondom het gebouw was. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat hij de kluis heeft weggenomen van de oma van zijn ex-partner die hem in het verleden onderdak heeft geboden. Hiermee heeft hij haar vertrouwen in de medemens ernstig geschaad, zoals ook blijkt uit haar slachtofferverklaring. Het gaat om een schaamteloze actie waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat het initiatief vanuit verdachte kwam. Verdachte heeft door zijn handelen enkel oog voor zijn eigen financiële gewin gehad. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet voor een soortgelijk strafbaar feit veroordeeld is.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 28 augustus 2024. De reclassering kan mede gelet op de ontkennende houding van verdachte geen inschatting geven van het algemene recidive- en het geweldsrisico. Op basis van hun bevindingen lijkt er op dit moment geen reden om verdere contacten te onderhouden met de reclassering. Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De ernst van het feit, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze is begaan, rechtvaardigt enkel een forse gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, en om daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden. Daarom zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een contact- en locatieverbod met het slachtoffer, [slachtoffer] .
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert (€ 35.438,80 minus € 13.653 die de verzekeraar heeft vergoed, en dus) € 21.785,80 aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Uit de toelichting ter terechtzitting is gebleken dat de toekomstige medische kosten opgevoerd zijn ten behoeve van een mogelijk hoger beroep. Verzocht wordt om deze kosten thans niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast is ten aanzien van de medische kosten van de psycholoog aangevoerd dat het in elk geval gaat om het eigen risico van 2024 en 2025 (twee keer € 385,-). Ten slotte wordt een proceskostenveroordeling gevorderd ter hoogte van € 7.771,50.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en proceskosten, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de medische kosten - osteopaat & psycholoog stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat minimaal twee keer het eigen risico toewijsbaar is.
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging de schadeposten voor een deel gemotiveerd betwist.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Gestolen sieraden en overige inboedel
De verdediging heeft de kosten van de oorstekers (€ 595,-) betwist. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor gestolen sieraden en overige inboedel voldoende onderbouwd zijn. Dit geldt ook voor de oorstekers, nu deze vallen binnen de bewezenverklaring, ook al waren deze aanvankelijk niet opgenomen in de bijlage met goederen bij de aangifte. De rechtbank vindt deze kosten ook redelijk. De verzekering heeft een bedrag van € 13.653,00 reeds vergoed. Toegewezen wordt een bedrag van € 15.145,00.
Reiskosten – bezoek advocaat in Amsterdam
De rechtbank acht deze kosten niet toewijsbaar. Dit volgt uit artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 39 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond van voormelde artikelen, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking de reis-, verlet- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die in persoon heeft geprocedeerd. Daarvan is geen sprake nu mr. Korver voor de benadeelde partij optreedt. Daarom wordt de benadeelde partij voor die posten, voor zover zij zien op voornoemde reiskosten en parkeerkosten, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Medische kosten – psycholoog en osteopaat
De verdediging heeft gesteld dat het bedrag gematigd dient te worden. De verdediging heeft de schade van het eigen risico niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. De rechtbank schat de schade van het eigen risico in 2024 hiermee op € 385,-. De rechtbank acht het aannemelijk dat het eigen risico in 2025 ook zal worden opgemaakt in verband met het starten van de behandeling. De rechtbank schat de schade van het eigen risico totaal op € 780,-. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Toekomstige medische kosten
Met de verdediging en de benadeelde partij is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar is. Daarom wordt de benadeelde partij voor die post niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Immateriële schade
Uit de onderbouwing van de gestelde schade volgt dat benadeelde last heeft van terugkerende – zich opdringende – beelden, concentratieproblemen, slaapproblemen en piekeren. Het slachtoffer is na ondersteuning door de praktijkondersteuner en de huisarts onder behandeling gesteld van een psycholoog. Deze behandeling start op 23 september 2024. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat aannemelijk is dat de benadeelde partij, gezien de aard en de ernst van het feit, en de daardoor gemaakte grove inbreuk op haar persoonlijke integriteit, in haar persoon is aangetast op andere wijze. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid schat zij de hoogte van de geleden immateriële schade op een bedrag van € 850,- en acht zij dit onderdeel van de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan dit deel van de vordering desgewenst nog bij de burgerlijke rechter indienen.
Proceskosten
De verdediging heeft de hoogte van de proceskosten gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt dat een redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Hoewel de rechtbank daarvan in voorkomende gevallen kan afwijken en de werkelijke kosten kan vergoeden, ziet de rechtbank ten aanzien van deze vordering geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt en het volledige bedrag aan gevorderde proceskosten toe te wijzen. De rechtbank overweegt hiertoe het een relatief beperkte vordering betreft met een beperkt aantal schadeposten, waardoor ook de aard en omvang van de vordering geen aanknopingspunten geven om van het uitgangspunt af te wijken. De bijzondere familiaire band met verdachte doet daar niet aan af.
De rechtbank zal daarom aansluiting zoeken bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief. Daarbij wordt de hoogte van het te vergoeden bedrag gebaseerd op het (totale) bedrag dat ter zake van materiële en immateriële schade wordt gevorderd, ongeacht of dat bedrag voor toewijzing vatbaar is. Het salaris wordt berekend aan de hand van een puntenstelsel, waarbij voor het opstellen en indienen van een voegingsformulier én voor het bijwonen van de zitting samen twee punten wordt gehanteerd. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 24.785,80. Voor bedragen tussen € 20.000,- en € 40.000,- wordt per punt een salaris toegekend van € 786,-. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 1.572,- toekennen ter zake van de proceskosten.
Conclusie
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 16.775,- toewijzen die bestaat uit:
  • € 15.925,- aan geleden materiële schade;
  • € 850,- aan geleden immateriële schade.
Daarnaast wijst de rechtbank € 1.572,- aan proceskosten toe.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan de volgende voorwaarden:
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1946) zal opnemen, zoeken of hebben, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte zich niet bevindt binnen in een straal van 200 meter rondom de [adres 2] , [postcode 2] [plaats 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 1.572,-;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 16.775,- aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 118 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. G. Pesselse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2024.
mr. A.P. Sno en mr. G. Pesselse zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024154571, gesloten op 23 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , incl. bijlage goederen, p. 26-34.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats 1] ), p. 50-51.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 108-110.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 72-73.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 80.
7.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 84-86.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 273.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten: Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing, p. 566.
10.Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, p. 314-317.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten: Vakbijlage vergelijkend schoensporenonderzoek, p. 326.