ECLI:NL:RBGEL:2024:675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
ARN 23/8155
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opheffing schorsing van omgevingsvergunning voor plaatsen van ecolodges

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek van de verzoekster om de schorsing van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van 43 ecolodges op een recreatieterrein op het perceel [locatie] op te heffen, afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op 29 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B. de Haan, aanwezig was. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. Z.P. Kruiver, was niet aanwezig, terwijl het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, vertegenwoordigd door mr. S. Bougarfa, wel aanwezig was.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de eerdere schorsing van de omgevingsvergunning, die was gehandhaafd bij uitspraken van 17 oktober en 24 november 2023, terecht is. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor het plaatsen van ecolodges, maar de voorzieningenrechter concludeert dat de lodges niet vergunningvrij konden worden opgericht en dat er geen geldige vergunning was voor de activiteit bouwen. Bovendien was er onduidelijkheid over de maatvoering van de lodges, die volgens de verzoekster nu onder de 75 m² zouden vallen, maar eerder groter waren dan toegestaan. De voorzieningenrechter benadrukt dat de onduidelijkheden voor rekening van de verzoekster komen, die wisselende bouwplannen heeft ingediend.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffing van de schorsing af, maar stelt wel dat de schorsing loopt tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/8155

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek van

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B. de Haan),
om de bij uitspraak van 24 november 2023 gehandhaafde schorsing op te heffen in het geding tussen

[belanghebbende] uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. Z.P. Kruiver).
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren uit Maurik(gemachtigde: mr. S. Bougarfa)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om opheffing van een bij uitspraak van 17 oktober 2023 getroffen en bij uitspraak van 24 november 2023 gehandhaafde voorlopige voorziening, waarbij de aan verzoekster verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van 43 lodges op het perceel [locatie] is geschorst. [1]
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben van de zijde van verzoekster deelgenomen [naam] , bijgestaan door de gemachtigde van verzoekster. Namens het college was mr. S. Bougarfa aanwezig. De gemachtigde van [belanghebbende] was met kennisgeving niet op zitting aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Op het perceel [locatie] is een recreatieterrein gevestigd. Ook stond hier een steenfabriek. Verzoekster wil het recreatiepark moderniseren en hier ecolodges plaatsen. Op 20 juni 2023 heeft verzoekster een aanvraag ingediend om te mogen afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het plaatsen van 43 ecolodges van 70 m2 per stuk.
3.1.
Het college heeft de aanvraag getoetst aan de op dat moment geldende bestemmingsplannen “Recreatiepark Verkrema Eck en Wiel” en “Buitengebied, reparatieplan verblijfsrecreatieterreinen”. Het perceel heeft daarin de enkelbestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie tot en met 75m²’ en de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterstaatkundige functie’.
3.1.1.
De gronden met de bestemming ‘Recreatie- Verblijfsrecreatie tot en met 75 m2’ (hierna: de recreatiebestemming) zijn bestemd voor verblijfsrecreatie door middel van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, waarbij voor buitendijks gebied, dat wil zeggen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' geldt dat geen recreatiewoningen zijn toegestaan. Dit is van toepassing op de locatie waar de ecolodges geplaatst worden. Los daarvan geldt dat op gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ (de waterstaatkundige bestemming) uitsluitend bouwwerken ten behoeve van die waterstaatkundige bestemming gebouwd mogen worden. Er is echter een binnenplanse mogelijkheid om, onder voorwaarden, andere bouwwerken toe te staan op gronden met deze bestemming (c-vergunning).
3.1.2.
Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een dergelijke binnenplanse vergunning om de ecolodges toe te staan op de waterstaatkundige bestemming. Het college heeft deze vergunning verleend. Hierbij heeft het college meegewogen dat de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig geschaad worden en zowel Rijkswaterstaat als het Waterschap Rivierenland hebben positief geadviseerd.
4. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 24 november 2023 kort gezegd overwogen dat de lodges, anders dan verzoekster stelde, op het onderdeel ‘bouwen’ niet vergunningvrij konden worden opgericht. Verzoekster had betoogd dat geen vergunning voor bouwen nodig was omdat de lodges geen bouwwerken waren en de oppervlakte van de lodges niet meer dan 70m2 bedroeg. Dit volgde de voorzieningenrechter niet omdat wel sprake was van bouwwerken en omdat uit de overgelegde plattegronden bleek dat de oppervlakte van die lodges meer dan 70m2 bedroeg. Er was echter geen vergunning voor de activiteit bouwen ingediend.
Verder heeft de voorzieningenrechter in die uitspraak overwogen dat de verleende vergunning voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan ten onrechte was verleend. Ten eerste was ook een vergunning nodig voor het afwijken van de recreatiebestemming. Op grond van het destijds geldende bestemmingsplan mochten namelijk alleen ‘kampeermiddelen’, waaronder (sta)caravans, worden geplaatst en geen recreatiewoningen. Verder liet het bestemmingsplan slechts kampeermiddelen of stacaravans toe met een maximum oppervlakte van 75 m2. Verzoekster had betoogd dat de ecolodges ‘kampeermiddelen’ zijn, geen ‘recreatiewoningen’, en dat ze minder dan 75 m2 groot zijn, zodat aan de eisen voor de recreatiebestemming wordt voldaan. [belanghebbende] had echter terecht betoogd dat, gelet op de definitiebepalingen in dat bestemmingsplan, de lodges niet als kampeermiddel of stacaravan konden worden aangemerkt, zodat deze daar niet mochten worden geplaatst. Verder bleek uit de plattegrond die bij het besluit was gevoegd dat de vergunde lodges een oppervlak hadden van meer dan 75 m2. Dit betekende dat niet alleen een vergunning wegens de waterstaatkundige bestemming nodig was, maar ook een vergunning voor het afwijken van de recreatiebestemming. Daar kwam bij dat hangende de bezwaarfase een nieuwe plattegrond van de te plaatsen lodges was overgelegd. Uit deze plattegrond volgde een oppervlakte van ongeveer 79 m2, dus ook aanzienlijk meer dan de toegestane 75 m2.
Verder heeft de voorzieningenrechter in die uitspraak overwogen dat voor het plangebied weliswaar inmiddels een nieuw bestemmingsplan was vastgesteld, bestemmingsplan Eck en Wiel, [plangebied], dat de plaatsing van ecolodges op deze locatie in de recreatiebestemming wel mogelijk leek te maken, maar dit bestemmingsplan was nog niet in werking getreden en daartegen werden nog rechtsmiddelen ingesteld. Ten tijde van de uitspraak was het dus niet mogelijk om vooruit te lopen op de rechtmatigheid van dit toekomstige bestemmingsplan. Bovendien bleef ook in het nieuwe bestemmingsplan de maximale oppervlakte van de lodges 75 m2, zodat niet duidelijk was of de geplande lodges qua oppervlakte volgens het toekomstige bestemmingsplan wel toegestaan zouden zijn. Gelet op deze onduidelijkheden was het niet mogelijk om vooruitlopend op het besluit op bezwaar een inschatting te maken van de door het college te nemen besluit op bezwaar. Daarom heeft de voorzieningenrechter de bij uitspraak van 17 oktober 2023 bij wijze van ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening, gehandhaafd.
5. Op 29 december 2023 heeft verzoekster gemotiveerd verzocht de schorsing op te heffen. Op 22 januari 2024 heeft verzoekster dit verzoek nader onderbouwd.
Verzoekster heeft betoogd dat de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2024 uitspraak heeft gedaan op het verzoek tot schorsing van het nieuwe bestemmingsplan en dit verzoek heeft afgewezen. [2] Het nieuwe bestemmingsplan Eck en Wiel, [plangebied] is derhalve in werking getreden. Op grond van dit bestemmingsplan mogen op de watervrije ophoging recreatiewoningen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 75 m². Verzoekster heeft inmiddels ook een omgevingsvergunning voor het bouwen van de ecolodges ingediend. In die aanvraag gaat zij uit van een oppervlakte van 74,9 m2. De ecolodges passen daarmee in het vigerende bestemmingsplan. Opheffing van de schorsing van de c-vergunning maakt het mogelijk de werkzaamheden te hervatten zodra de a-vergunning voor bouwen is verleend. Tegen die vergunning staan aparte rechtsmiddelen open. Dat deze vergunning nu nog niet is verleend mag derhalve niet in de weg staan aan opheffing van de schorsing van de c-vergunning, zo stelt verzoekster. Op de zitting heeft verzoekster nog toegelicht dat de eerder geplaatste lodges inderdaad groter waren dan 75 m2, maar dat deze lodges inmiddels zijn aangepast, waarbij een portaal is verwijderd en de wanden een aantal centimeter naar binnen zijn geplaatst. Hierdoor is de oppervlakte verkleind tot onder de 75 m2. Bovendien worden de nieuw te bestellen lodges conform deze aanpassingen geleverd.
6. [belanghebbende] heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren heeft geen schriftelijke reactie ingediend.
7. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat – hoewel het bestemmingsplan inmiddels in werking is getreden en het bouwplan daar mogelijk in past – het nog niet mogelijk is om vooruit te lopen op de beslissing op bezwaar. Er zijn nog teveel onduidelijkheden. Zo is de aanvraag ingediend voor lodges van 70 m² en de verleende en nu geschorste vergunning ziet ook op lodges met deze maatvoering. De uiteindelijk te plaatsen lodges wijken echter af van de voorgenomen lodges en zouden nu een oppervlakte hebben van 74,9 m². Onduidelijk is nog of en zo ja hoe dat in de beslissing op bezwaar hersteld zou kunnen worden. De commissie bezwaarschriften heeft zeer recent advies uitgebracht en dit moet grondig bestudeerd worden. De termijn om te beslissen op het bezwaar eindigt op 23 februari 2024. Er is geen reden om nu – vooruitlopend op die beslissing – de schorsing op te heffen, zo stelt het college.
8. Verzoekster heeft ter zitting gesteld dat de in de aanvraag genoemde 70 m² een verschrijving betreft en niet aan opheffing van de schorsing in de weg zou moeten staan. Bovendien is een vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en passen de lodges wat maatvoering betreft onverkort in het nieuwe bestemmingsplan. Er is dan ook geen reden om de schorsing te laten voortduren. Voldoen de lodges uiteindelijk niet aan de in het bestemmingsplan opgenomen eisen dan kan het college hier handhavend tegen optreden.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in deze procedure gaat om het bezwaar tegen de verleende vergunning om af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Zoals in de vorige uitspraak al geoordeeld bevat die verleende vergunning meerdere gebreken zodat aannemelijk is dat die vergunning niet ongewijzigd in stand kan blijven. Voor de vraag of deze gebreken in bezwaar hersteld kunnen worden is als eerste van belang dat in ieder geval voor het plaatsen van recreatiewoningen op de waterstaatkundige dubbelbestemming nog steeds een vergunning nodig is. Het zal dus nog steeds duidelijk moeten zijn waarvoor nu precies vergunning wordt verleend. De aanvraag zag op het plaatsen van ecolodges van 70 m² groot. Dat dit een verschrijving zou zijn geweest, zoals verzoekster op de zitting heeft beweerd, volgt de voorzieningenrechter niet. Dit is immers meerdere keren opgeschreven, ook ná de aanvraag, en werd ook op de vorige zitting door verzoekster volgehouden. Het was ook de belangrijkste reden voor de stelling dat geen vergunning voor de activiteit bouwen nodig was. Verder was bij de aanvraag en bij de verleende vergunning een bouwtekening van de ecolodges gevoegd. Zoals al in de eerdere uitspraak overwogen volgt uit die tekening een maximale oppervlakte van aanzienlijk meer dan 70m2. Verder staat vast dat deze bij de aanvraag en het besluit gevoegde tekening inmiddels allang is achterhaald. In de vorige procedure heeft verzoekster een tweede, gewijzigde, tekening overgelegd en vervolgens heeft zij in de huidige procedure een derde tekening ingebracht, die ook bij de aanvraag voor de vergunning voor het bouwen zou zijn gevoegd. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van verzoekster verklaard dat de oppervlakte van de ecolodges is teruggebracht tot onder de 75 m2 door onder meer het verwijderen van de portaaltjes. Op de opmerking van de voorzieningenrechter dat de portaaltjes op deze derde tekening nog steeds ingetekend stonden, heeft verzoekster verklaard dat er inmiddels weer een aangepaste, vierde, bouwtekening is, zonder portaaltje. Uit dit alles volgt dat de bouwtekening van de ecolodges zoals die is vergund onjuist is, en dat er nu meerdere tekeningen zonder formele status zijn zodat onduidelijk is waarvoor nu uiteindelijk een vergunning verleend zou moeten worden. De voorzieningenrechter heeft dan ook begrip voor het standpunt van het college dat er nog teveel onduidelijkheden zijn zodat op dit moment onvoldoende duidelijkheid is over de door het college te nemen beslissing op bezwaar, zeker nu het college hier zelf nog geen inschatting over durft te maken.
9.1.
Dit alles betekent dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de schorsing desondanks op te heffen vanwege de betrokken belangen. Daarbij is allereerst van belang dat de huidige onduidelijkheden voor rekening van verzoekster komen, die immers onjuiste en wisselende bouwplannen heeft ingediend. Verder is van belang dat de beslissing op bezwaar op korte termijn wordt verwacht en verzoekster nog niet over de vereiste omgevingsvergunning voor het bouwen beschikt. Dit betekent dat de werkzaamheden op dit moment sowieso nog niet zouden kunnen worden hervat. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de schorsing op te heffen, daarom af.
9.2.
De voorzieningenrechter stelt tot slot wel vast dat de ordemaatregel geen termijn bevatte en dat die ook niet in de eerdere uitspraak is opgenomen. Dit acht de voorzieningenrechter wel wenselijk. Hij zal bepalen dat de schorsing loopt tot twee weken na de beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, maar verbindt wel een termijn aan de schorsing. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om opheffing van een bij uitspraak van 17 oktober 2023 getroffen en bij uitspraak van 24 november 2023 gehandhaafde voorlopige voorziening, waarbij de aan verzoekster verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van 43 lodges op het perceel [locatie] is geschorst, af;
  • bepaalt dat de schorsing duurt tot twee weken na het door het college te nemen besluit op bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ARN 23/7023
2.202306744/2/R4