3.1.2.Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een dergelijke binnenplanse vergunning om de ecolodges toe te staan op de waterstaatkundige bestemming. Het college heeft deze vergunning verleend. Hierbij heeft het college meegewogen dat de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig geschaad worden en zowel Rijkswaterstaat als het Waterschap Rivierenland hebben positief geadviseerd.
4. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 24 november 2023 kort gezegd overwogen dat de lodges, anders dan verzoekster stelde, op het onderdeel ‘bouwen’ niet vergunningvrij konden worden opgericht. Verzoekster had betoogd dat geen vergunning voor bouwen nodig was omdat de lodges geen bouwwerken waren en de oppervlakte van de lodges niet meer dan 70m2 bedroeg. Dit volgde de voorzieningenrechter niet omdat wel sprake was van bouwwerken en omdat uit de overgelegde plattegronden bleek dat de oppervlakte van die lodges meer dan 70m2 bedroeg. Er was echter geen vergunning voor de activiteit bouwen ingediend.
Verder heeft de voorzieningenrechter in die uitspraak overwogen dat de verleende vergunning voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan ten onrechte was verleend. Ten eerste was ook een vergunning nodig voor het afwijken van de recreatiebestemming. Op grond van het destijds geldende bestemmingsplan mochten namelijk alleen ‘kampeermiddelen’, waaronder (sta)caravans, worden geplaatst en geen recreatiewoningen. Verder liet het bestemmingsplan slechts kampeermiddelen of stacaravans toe met een maximum oppervlakte van 75 m2. Verzoekster had betoogd dat de ecolodges ‘kampeermiddelen’ zijn, geen ‘recreatiewoningen’, en dat ze minder dan 75 m2 groot zijn, zodat aan de eisen voor de recreatiebestemming wordt voldaan. [belanghebbende] had echter terecht betoogd dat, gelet op de definitiebepalingen in dat bestemmingsplan, de lodges niet als kampeermiddel of stacaravan konden worden aangemerkt, zodat deze daar niet mochten worden geplaatst. Verder bleek uit de plattegrond die bij het besluit was gevoegd dat de vergunde lodges een oppervlak hadden van meer dan 75 m2. Dit betekende dat niet alleen een vergunning wegens de waterstaatkundige bestemming nodig was, maar ook een vergunning voor het afwijken van de recreatiebestemming. Daar kwam bij dat hangende de bezwaarfase een nieuwe plattegrond van de te plaatsen lodges was overgelegd. Uit deze plattegrond volgde een oppervlakte van ongeveer 79 m2, dus ook aanzienlijk meer dan de toegestane 75 m2.
Verder heeft de voorzieningenrechter in die uitspraak overwogen dat voor het plangebied weliswaar inmiddels een nieuw bestemmingsplan was vastgesteld, bestemmingsplan Eck en Wiel, [plangebied], dat de plaatsing van ecolodges op deze locatie in de recreatiebestemming wel mogelijk leek te maken, maar dit bestemmingsplan was nog niet in werking getreden en daartegen werden nog rechtsmiddelen ingesteld. Ten tijde van de uitspraak was het dus niet mogelijk om vooruit te lopen op de rechtmatigheid van dit toekomstige bestemmingsplan. Bovendien bleef ook in het nieuwe bestemmingsplan de maximale oppervlakte van de lodges 75 m2, zodat niet duidelijk was of de geplande lodges qua oppervlakte volgens het toekomstige bestemmingsplan wel toegestaan zouden zijn. Gelet op deze onduidelijkheden was het niet mogelijk om vooruitlopend op het besluit op bezwaar een inschatting te maken van de door het college te nemen besluit op bezwaar. Daarom heeft de voorzieningenrechter de bij uitspraak van 17 oktober 2023 bij wijze van ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening, gehandhaafd.
5. Op 29 december 2023 heeft verzoekster gemotiveerd verzocht de schorsing op te heffen. Op 22 januari 2024 heeft verzoekster dit verzoek nader onderbouwd.
Verzoekster heeft betoogd dat de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 januari 2024 uitspraak heeft gedaan op het verzoek tot schorsing van het nieuwe bestemmingsplan en dit verzoek heeft afgewezen.Het nieuwe bestemmingsplan Eck en Wiel, [plangebied] is derhalve in werking getreden. Op grond van dit bestemmingsplan mogen op de watervrije ophoging recreatiewoningen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 75 m². Verzoekster heeft inmiddels ook een omgevingsvergunning voor het bouwen van de ecolodges ingediend. In die aanvraag gaat zij uit van een oppervlakte van 74,9 m2. De ecolodges passen daarmee in het vigerende bestemmingsplan. Opheffing van de schorsing van de c-vergunning maakt het mogelijk de werkzaamheden te hervatten zodra de a-vergunning voor bouwen is verleend. Tegen die vergunning staan aparte rechtsmiddelen open. Dat deze vergunning nu nog niet is verleend mag derhalve niet in de weg staan aan opheffing van de schorsing van de c-vergunning, zo stelt verzoekster. Op de zitting heeft verzoekster nog toegelicht dat de eerder geplaatste lodges inderdaad groter waren dan 75 m2, maar dat deze lodges inmiddels zijn aangepast, waarbij een portaal is verwijderd en de wanden een aantal centimeter naar binnen zijn geplaatst. Hierdoor is de oppervlakte verkleind tot onder de 75 m2. Bovendien worden de nieuw te bestellen lodges conform deze aanpassingen geleverd.
6. [belanghebbende] heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren heeft geen schriftelijke reactie ingediend.
7. Tijdens de zitting heeft het college aangegeven dat – hoewel het bestemmingsplan inmiddels in werking is getreden en het bouwplan daar mogelijk in past – het nog niet mogelijk is om vooruit te lopen op de beslissing op bezwaar. Er zijn nog teveel onduidelijkheden. Zo is de aanvraag ingediend voor lodges van 70 m² en de verleende en nu geschorste vergunning ziet ook op lodges met deze maatvoering. De uiteindelijk te plaatsen lodges wijken echter af van de voorgenomen lodges en zouden nu een oppervlakte hebben van 74,9 m². Onduidelijk is nog of en zo ja hoe dat in de beslissing op bezwaar hersteld zou kunnen worden. De commissie bezwaarschriften heeft zeer recent advies uitgebracht en dit moet grondig bestudeerd worden. De termijn om te beslissen op het bezwaar eindigt op 23 februari 2024. Er is geen reden om nu – vooruitlopend op die beslissing – de schorsing op te heffen, zo stelt het college.
8. Verzoekster heeft ter zitting gesteld dat de in de aanvraag genoemde 70 m² een verschrijving betreft en niet aan opheffing van de schorsing in de weg zou moeten staan. Bovendien is een vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en passen de lodges wat maatvoering betreft onverkort in het nieuwe bestemmingsplan. Er is dan ook geen reden om de schorsing te laten voortduren. Voldoen de lodges uiteindelijk niet aan de in het bestemmingsplan opgenomen eisen dan kan het college hier handhavend tegen optreden.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in deze procedure gaat om het bezwaar tegen de verleende vergunning om af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Zoals in de vorige uitspraak al geoordeeld bevat die verleende vergunning meerdere gebreken zodat aannemelijk is dat die vergunning niet ongewijzigd in stand kan blijven. Voor de vraag of deze gebreken in bezwaar hersteld kunnen worden is als eerste van belang dat in ieder geval voor het plaatsen van recreatiewoningen op de waterstaatkundige dubbelbestemming nog steeds een vergunning nodig is. Het zal dus nog steeds duidelijk moeten zijn waarvoor nu precies vergunning wordt verleend. De aanvraag zag op het plaatsen van ecolodges van 70 m² groot. Dat dit een verschrijving zou zijn geweest, zoals verzoekster op de zitting heeft beweerd, volgt de voorzieningenrechter niet. Dit is immers meerdere keren opgeschreven, ook ná de aanvraag, en werd ook op de vorige zitting door verzoekster volgehouden. Het was ook de belangrijkste reden voor de stelling dat geen vergunning voor de activiteit bouwen nodig was. Verder was bij de aanvraag en bij de verleende vergunning een bouwtekening van de ecolodges gevoegd. Zoals al in de eerdere uitspraak overwogen volgt uit die tekening een maximale oppervlakte van aanzienlijk meer dan 70m2. Verder staat vast dat deze bij de aanvraag en het besluit gevoegde tekening inmiddels allang is achterhaald. In de vorige procedure heeft verzoekster een tweede, gewijzigde, tekening overgelegd en vervolgens heeft zij in de huidige procedure een derde tekening ingebracht, die ook bij de aanvraag voor de vergunning voor het bouwen zou zijn gevoegd. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van verzoekster verklaard dat de oppervlakte van de ecolodges is teruggebracht tot onder de 75 m2 door onder meer het verwijderen van de portaaltjes. Op de opmerking van de voorzieningenrechter dat de portaaltjes op deze derde tekening nog steeds ingetekend stonden, heeft verzoekster verklaard dat er inmiddels weer een aangepaste, vierde, bouwtekening is, zonder portaaltje. Uit dit alles volgt dat de bouwtekening van de ecolodges zoals die is vergund onjuist is, en dat er nu meerdere tekeningen zonder formele status zijn zodat onduidelijk is waarvoor nu uiteindelijk een vergunning verleend zou moeten worden. De voorzieningenrechter heeft dan ook begrip voor het standpunt van het college dat er nog teveel onduidelijkheden zijn zodat op dit moment onvoldoende duidelijkheid is over de door het college te nemen beslissing op bezwaar, zeker nu het college hier zelf nog geen inschatting over durft te maken.