ECLI:NL:RBGEL:2024:6723

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/404865 / HA ZA 22-246
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verhoging voorschot deskundige en verzoek tot vervanging deskundige

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 2 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen, waarna de deskundige verzocht heeft om verhoging van zijn voorschot. Beide partijen hebben bezwaar gemaakt tegen deze verhoging en één partij heeft verzocht om vervanging van de deskundige. De rechtbank heeft besloten het voorschot te verhogen, maar niet tot het door de deskundige gevraagde bedrag, omdat de deskundige niet meer hoeft in te gaan op aanvullende vragen van partijen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om de deskundige te vervangen. De rechtbank oordeelt dat de deskundige voldoende inzicht heeft gegeven in zijn tijdsbesteding en dat de kosten van de deskundige niet onredelijk zijn. De rechtbank heeft de deskundige verzocht om zijn conceptrapport definitief te maken en de vragen van partijen in een aparte paragraaf weer te geven, zonder verdere reacties. Het verzoek om een andere deskundige aan te stellen is door de rechtbank afgewezen, omdat er onvoldoende objectieve rechtvaardiging is voor twijfel aan de onafhankelijkheid van de deskundige. De rechtbank heeft de beslissing genomen om het voorschot met € 4.000,00 exclusief btw te verhogen en heeft partijen opgedragen om de kosten te delen. De rechtbank heeft verder aangegeven dat zij, indien nodig, aanvullende vragen aan de deskundige kan stellen of andere deskundigen kan benoemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/404865 / HA ZA 22-246
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van

1.[eis in conv/verw in reconv sub 1] ,2. [eis in conv/verw in reconv sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie, gedaagde partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. J.P. Hoegee te Nijmegen,
tegen

1.[ged in conv/eis in reconv sub 1] ,2. [ged in conv/eis in reconv sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conv/eisers in reconv] ,
advocaat: mr. T.J. van Veen te Ede Gld.
Partijen zullen hierna [eisers in conv/verw in reconv] en [gedaagden in conv/eisers in reconv] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 juli 2024,
  • de e-mail van de deskundige van 15 juli 2024
  • de akte van [eisers in conv/verw in reconv] van 21 augustus 2024,
  • de akte van [gedaagden in conv/eisers in reconv] van 21 augustus 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 3 juli 2024 is de deskundige gevraagd om een nadere onderbouwing van zijn verzoek tot verhoging van zijn voorschot. Per e-mail van
15 juli 2024 heeft de deskundige zijn verzoek tot verhoging nader toegelicht.
Partijen hebben daarop bij akte gereageerd.
2.2.
Hierna zal worden ingegaan op de stellingen van partijen.
Urenverantwoording deskundige
2.3.
Zowel [eisers in conv/verw in reconv] als [gedaagden in conv/eisers in reconv] stellen dat de deskundige onvoldoende inzicht heeft geboden in zijn tijdsbesteding. Daarbij hebben zij gewezen op de urenspecificatie van de deskundige. Partijen stellen dat uit die urenspecificatie onvoldoende blijkt welke werkzaamheden de deskundige heeft verricht omdat onder het opschrift “omschrijving” vaak alleen het woord “specialist” staat.
2.4.
Anders dan partijen aanvoeren, is de rechtbank van oordeel dat de deskundige wel degelijk voldoende inzicht heeft geboden in zijn tijdsbesteding. De deskundige heeft immers, deels in aanwezigheid van partijen, onderzoek verricht en naar aanleiding daarvan een conceptrapport afgeleverd van 79 pagina’s (exclusief bijlages). Met dit conceptrapport is op zichzelf voldoende duidelijk welke werkzaamheden met de opdracht gemoeid zijn geweest. [1] De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van de benoeming van de deskundige en de verhoudingen tussen partijen, in redelijkheid niet van de deskundige gevergd kan worden om uitgebreider rekening en verantwoording af te leggen. De “Leidraad deskundigen in civiele zaken” biedt daarvoor ook geen aanknopingspunten.
Hoogte kosten en aanvullend voorschot
2.5.
Verder stellen zowel [eisers in conv/verw in reconv] als [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat de deskundige zijn aanvullend voorschot te ruim heeft begroot. De deskundige stelt nog 75 extra uren nodig te hebben. Dat is volgens partijen te veel. Partijen stellen dat het onderzoek te duur is terwijl het bij verhoging van het voorschot nog duurder wordt.
2.6.
De rechtbank merkt allereerst op dat de kosten van de deskundige haar tot dusver niet onredelijk voorkomen. In andere zaken waarbij bouwkundig deskundigenonderzoek plaatsvindt worden vergelijkbare en regelmatig ook hogere bedragen gedeclareerd. Bovendien hebben partijen naar aanleiding van het conceptrapport een zeer omvangrijke hoeveelheid vragen en opmerkingen tot de deskundige gericht. Dat de deskundige daar meer tijd voor denkt nodig te hebben dan aanvankelijk door hem was ingeschat, is begrijpelijk.
2.7.
[eisers in conv/verw in reconv] stelt verder dat uit de urenspecificatie volgt dat de deskundige het onderzoek niet (volledig) zelf heeft verricht. [eisers in conv/verw in reconv] wijst erop dat de deskundige kantoorgenoten heeft ingezet, terwijl dat volgens [eisers in conv/verw in reconv] niet zou zijn toegestaan op grond van artikel 10.3 van de “Leidraad deskundigen in civiele zaken”. De rechtbank volgt [eisers in conv/verw in reconv] daarin niet. Uit de urenspecificatie volgt immers dat de ingezette medewerkers van zijn kantoor, die onder zijn verantwoordelijkheid hun werkzaamheden hebben verricht, een lager uurtarief hanteren. Indien de deskundige de door hen verrichte werkzaamheden zelf had verricht, was het onderzoek nog duurder uitgevallen en dat was niet in het belang van partijen geweest. De rechtbank is bovendien van oordeel dat voorafgaande toestemming, zoals bedoeld in de leidraad, slechts vereist is indien de deskundige iemand van buiten zijn kantoor had ingezet. Daarvan is geen sprake.
2.8.
Om desalniettemin aan de bezwaren van partijen tegemoet te komen, beslist de rechtbank dat de deskundige niet meer hoeft te reageren op de vragen en opmerkingen van partijen. De deskundige wordt verzocht om zijn conceptrapport definitief te maken op basis van zijn bevindingen tot op heden. Daarbij wordt de deskundige gevraagd om de vragen en opmerkingen van partijen slechts - één op één - weer te geven in een aparte paragraaf. Een reactie of antwoord daarop van de deskundige kan vooralsnog achterwege blijven.
2.9.
Het voorgaande neemt niet weg dat de deskundige reeds per brief van
29 januari 2024 heeft verzocht om verhoging van zijn voorschot met een bedrag van € 4.000,00 exclusief btw. Dat verzoek zal worden gehonoreerd. Uit de toelichting en urenspecificatie van de deskundige in diens e-mail van 15 juli 2024 volgt immers dat hij deze uren aan het onderzoek heeft besteed. De verhoging komt de rechtbank niet onredelijk voor gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen. Verder wordt meegewogen dat de deskundige bij het inschatten van zijn aanvankelijke voorschot nog niet beschikte over het volledige dossier, dat omvangrijk is. Een verdere verhoging van het voorschot, zoals door de deskundige is verzocht naar aanleiding van de omvangrijke hoeveelheid vragen en opmerkingen van partijen, kan achterwege blijven gelet op hetgeen hiervoor onder 2.8 is overwogen.
2.10.
Nadat de deskundige zijn definitief rapport ter griffie heeft gedeponeerd, worden partijen in de gelegenheid gesteld om daarop bij conclusie te reageren. Partijen wordt daarbij dringend in overweging gegeven om het zakelijk en beknopt te houden (bij voorkeur maximaal vijf pagina’s A4 per conclusie).
2.11.
Na deze conclusiewisseling komt de zaak in beginsel op de rol voor vonnis. Indien de rechtbank het dan nodig acht om aanvullende vragen aan de deskundige te stellen, dan zal zij daartoe bij vonnis overgaan.
Verzoek tot aanstelling andere deskundige
2.12.
Ten slotte heeft [eisers in conv/verw in reconv] nog verzocht om een andere deskundige te benoemen. Volgens [eisers in conv/verw in reconv] is de deskundige onvoldoende deskundig, is het conceptrapport ondeugdelijk en treedt de deskundige buiten beantwoording van de aan hem gestelde vragen.
2.13.
De rechtbank weigert dit verzoek. Benoeming van een nieuwe deskundige zal immers tot extra kosten leiden en daar zijn partijen nu juist op tegen. Vervanging van een deskundige kan aan de orde kan zijn indien sprake is van een objectieve rechtvaardiging voor twijfel van een procespartij aan diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eisers in conv/verw in reconv] onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat het de deskundige aan onafhankelijk en onpartijdigheid ontbreekt. Het drinken van een kop koffie bij [gedaagden in conv/eisers in reconv] levert in elk geval onvoldoende objectieve rechtvaardiging op in voornoemde zin, temeer nu [eisers in conv/verw in reconv] zelf aanvoert dat hij daar ook voor was uitgenodigd maar dat heeft geweigerd. Het feit dat [eisers in conv/verw in reconv] het kennelijk oneens is met de inhoud van het conceptrapport levert evenmin een objectieve rechtvaardiging op voor twijfel aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de deskundige.
2.14.
De rechtbank plaatst overigens nogmaals de kanttekening dat zij, indien zij dat nodig acht, bij vonnis aanvullende vragen aan de deskundige kan stellen of, na overleg met partijen, een of meer andere deskundigen kan benoemen (artikel 194 lid 5 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verhoogt het voorschot op de kosten van de deskundige met een bedrag van € 4.000,00 exclusief btw,
3.2.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot moeten overmaken
binnen twee wekenna de datum van de door hen nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.3.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
3.4.
weigert het verzoek van [eisers in conv/verw in reconv] om een nieuwe deskundige aan te stellen,
3.5.
verzoekt de deskundige om een definitief rapport op te stellen en dat schriftelijk en ondertekend in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.6.
verzoekt de deskundige om de vragen en opmerkingen van partijen in het definitief rapport in een aparte paragraaf weer te geven,
3.7.
verzoekt de deskundige om zijn antwoord of reactie op de vragen en opmerkingen van partijen in het definitief rapport achterwege te laten,
3.8.
verwijst voor het overige naar de beslissingen in de tussenvonnissen in deze zaak van 19 april 2023, 19 juli 2023 en 30 augustus 2023,
3.9.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Voetnoten

1.Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2018, 112.
2.EHRM 5 juli 2007,