ECLI:NL:RBGEL:2024:6720

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
05/037410.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontuchtige handelingen en feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een persoon die zich in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bevond, alsook van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De tenlastelegging betrof handelingen die op of omstreeks 29 september 2022 in Doetinchem zouden hebben plaatsgevonden. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 180 uur, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte zorgvuldig gewogen. De aangeefster verklaarde dat zij in de nacht van 28 op 29 september 2022 bij de verdachte had geslapen en dat hij haar borsten had betast en aan een van haar borsten had gelikt. De verdachte daarentegen verklaarde dat de aangeefster met haar billen tegen hem aan schuurde en dat zij het initiatief nam. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van beide partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden en dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen wettig en overtuigend te kunnen bewijzen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was van het tenlastegelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/037410.23
Datum uitspraak : 1 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. M. Bakhuis, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 september 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
met [slachtoffer] ,
van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening
en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat
was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (met zijn, verdachtes, mond en/of hand(en)) betasten van en/of knijpen in
en/of zuigen/likken aan de tepels en/of borsten van die [slachtoffer]
en/of
hij op of omstreeks 29 september 2022 te Doetinchem, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
te weten
- het (met zijn, verdachtes, tong/mond en/of vinger(s)/hand(en)) betasten van
en/of knijpen in en/of zuigen/likken aan de tepel(s) en/of borsten van die
[slachtoffer]
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan
dat verdachte, terwijl hij en die [slachtoffer] naast elkaar lagen
- (terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van verminderd bewustzijn
verkeerde, althans zich in slapende en/of ontwakende toestand, althans in niet
alerte toestand bevond,) haar shirt, althans haar (boven)kleding naar boven heeft
geschoven en/of
- (vervolgens) (onverhoeds) (en terwijl die [slachtoffer] sliep, althans in een staat van
verminderd bewustzijn verkeerde, althans zich in slapende en/of ontwakende
toestand, althans in niet alerte toestand bevond en/of nadat die [slachtoffer] wakker
was geworden maar zich slapende hield)
- de tepel(s) en/of borsten, van die [slachtoffer] (met zijn, verdachtes, tong/mond
en/of vinger(s)/hand(en)) heeft betast en/of hierin heeft geknepen en/of hieraan
heeft gezogen/gelikt en/of
- met zijn hand/duim de band van haar (pyjama)broek en/of string/onderbroek
omlaag heeft getrokken, althans heeft getracht haar (pyjama)broek en/of
string/onderbroek naar beneden te trekken en/of
- hij, verdachte, (aldus) voornoemde handelingen (onverhoeds) heeft verricht
zonder dat [slachtoffer] dit kon verhinderen en/of hiertegen verzet en/of weerstand
tegen kon bieden en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (fysieke) overwicht op die
[slachtoffer] en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft doen
ontstaan.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 28 september 2022 afgesproken met aangeefster in zijn woning in [woonplaats] . Verdachte en aangeefster hebben beide wijn gedronken en aangeefster heeft, zoals vooraf afgesproken, de nacht van 28 september 2022 op 29 september 2022 bij verdachte geslapen. Verdachte en aangeefster hebben samen in een bed geslapen. Op enig moment in de nacht heeft verdachte de borsten van aangeefster betast en aan een van de borsten van aangeefster gelikt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij voert aan dat in eerste instantie sprake was van overtreding van het bepaalde in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (oud) en nadat aangeefster wakker was geworden van het bepaalde in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (oud). Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uur.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zowel de verdenking ten aanzien van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (oud) als de verdenking ten aanzien van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Beoordeling door de rechtbank
Veel zedenzaken kenmerken zich door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat maakt dat extra zorgvuldig moet worden gekeken naar de afgelegde verklaringen bij de waardering daarvan voor het bewijs, zeker als een verdachte een andere lezing heeft dan een aangeefster. Uit de jurisprudentie volgt dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat de betwiste ontuchtige handelingen steun vinden in een ander bewijsmiddel. Voldoende is dat de aangifte op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron of bronnen.
Over wat er zich met betrekking tot de ten laste gelegde handelingen in de woning heeft afgespeeld, lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte sterk uiteen. Zo heeft aangeefster in haar aangifte verklaard dat zij in de nacht wakker werd, omdat verdachte aan haar borsten zat. Daarna heeft verdachte volgens haar verklaring haar borst in zijn mond gestopt en probeerde hij haar pyjama- en onderbroek naar beneden te trekken. Daaropvolgend is aangeefster volgens haar aangifte naar het toilet gegaan. Daar heeft zij haar vriend geappt dat ze weg moest bij verdachte en dat hij haar moest bellen met een smoes. Zij is daarna weer teruggegaan naar het bed waar zij met verdachte in lag. Toen haar vriend later belde is zij vertrokken.
Verdachte heeft omtrent het ten laste gelegde verklaard dat hij wakker werd, omdat aangeefster met haar billen tegen zijn penis aan het schuren was. Daarna heeft aangeefster volgens verdachte met haar hand over zijn penis gewreven. Verdachte raakte hierdoor, volgens zijn verklaring, opgewonden en is meegegaan in het initiatief van aangeefster. Hij heeft verklaard dat hij de borsten van aangeefster heeft aangeraakt en dat hij aan de tepel en borst van aangeefster heeft gelikt. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op dat moment besefte dat hij dit niet meer wilde en dat hij dit heeft uitgesproken naar aangeefster. Dat hij dit niet meer wilde hing samen met het feit dat aangeefster de vriendin is van een vriend van verdachte. Verdachte en aangeefster hebben het jaar ervoor een keer seks gehad, waar hij een schuldgevoel over kreeg. Hij heeft toen naar eigen zeggen aan aangeefster een ultimatum gesteld om dit aan haar vriend op te biechten, waar zij niet aan heeft voldaan. Daarna is aangeefster volgens verdachte naar het toilet gegaan en later, nadat zij door haar vriend gebeld was, vertrokken.
In de onderhavige zaak kan de rechtbank niet vaststellen wat er is gebeurd. De belastende verklaring van aangeefster staat lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte. De rechtbank constateert dat er zich in het dossier weliswaar enkele bewijsmiddelen bevinden, zoals getuigenverklaringen en chatberichten, die mogelijk steun geven aan de verklaring van aangeefster, maar dat de bewijsmiddelen samen niet voldoende zijn om aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te kunnen voldoen, nu die voor meerdere uitleggen vatbaar zijn. Al met al kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen wat er zich die bewuste nacht precies heeft afgespeeld. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en verdachte zal integraal worden vrijgesproken.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 423,19 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.