ECLI:NL:RBGEL:2024:6639

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
160195.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor openlijke geweldpleging na uitgaan

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen uit Vaassen, die zijn veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat een 21-jarige man een taakstraf van 200 uur moet uitvoeren, omdat hij op 19 mei 2023 samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in het uitgaansgebied van [woonplaats]. Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging, waarbij hij door de verdachten werd geslagen en getrapt, wat resulteerde in een gebroken neus en andere verwondingen. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en het advies van de reclassering, die bijzondere voorwaarden oplegde, waaronder contact met de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie Alcohol en Geweld. Daarnaast moet de verdachte ruim 1500 euro schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is voor de materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft de straf en de voorwaarden vastgesteld op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.160195.23
Datum uitspraak : 1 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. N.R. Pronk, advocaat in Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting op
18 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2023 tot en met 19 mei 2023 te [woonplaats] , gemeente [gemeente] openlijk, te weten in/aan de [adres 2] te [woonplaats] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- te slaan en/of te stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- met een stoel te slaan tegen de schouder en/of nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- te trappen tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer]
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of wonden in het gezicht, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van openlijke geweldpleging. Hij werd op 19 mei 2023 op de [adres 2] te [woonplaats] door twee hem onbekende personen geslagen en getrapt tegen zijn lichaam en hoofd. Ook werd hij daarbij met een stoel tegen zijn nek en hoofd geslagen. Aangever had een snee in zijn neus en zijn lippen waren kapot door het geweld. [2] In het ziekenhuis bleek dat de neus van aangever gebroken was. [3]
Verdachte heeft bekend dat hij een van de twee personen was die die avond aangever heeft geslagen en geschopt. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op 19 mei 2023 geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer] . Dit geweld heeft plaatsgevonden op de openbare weg, in of aan de rand van het uitgaansgebied van [woonplaats] .
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat door het door verdachte zelf toegepaste geweld een gebroken neus of wonden in het gezicht van aangever ten gevolge heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
in of omstreeks de periode van 18 mei 2023 tot en metop 19 mei
2023te [woonplaats] , gemeente [gemeente] openlijk, te weten
in/aan de [adres 2] te [woonplaats]
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
/of
- te slaan en
/ofte stompen in het gezicht en
/oftegen het hoofd van die [slachtoffer] en
/of
- met een stoel te slaan tegen de schouder en
/ofnek
, althans het lichaam van die [slachtoffer]en
/of
- te trappen tegen het hoofd en
/ofin het gezicht,
althans het lichaamvan die [slachtoffer]
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of wonden in het gezicht, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Hieraan dienen volgens de officier van justitie de voorwaarden te worden verbonden zoals deze zijn opgenomen in het reclasseringsadvies van 7 november 2023.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte en de poging tot mediation die namens verdachte is gedaan en verzocht dat verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk wordt opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich zal houden aan eventueel hierbij op te leggen bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens aangever, door hem verschillende keren te slaan op zijn hoofd en op zijn bovenlichaam. Medeverdachte heeft aangever ook met een terrasstoel tegen diens schouder en nek geslagen. Verdachte en medeverdachte hebben hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Naar de ervaring leert, zijn delicten als het onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het slachtoffer. Dit gedrag brengt daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte blijkt uit de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 augustus 2024 dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 7 november 2023. De reclassering spreekt daarin over een jongeman met de nodige stabiele factoren in zijn leven. Hij is thuiswonend, gaat nog naar school en heeft geen financiële problemen. Verder heeft hij goed contact met zijn (stief)vader en moeder en ervaart hij geen psychische klachten. Verdachte zou zich ook begeven in een positief sociaal netwerk. De medeverdachte in deze zaak zou niet tot zijn sociale netwerk behoren. De reclassering heeft wel zorgelijke signalen ten aanzien van het middelengebruik waargenomen. Verdachte liet de reclassering weten dat hij vaker ‘lollig’ wordt wanneer hij alcohol heeft gedronken. Op die momenten kan hij onbekende mensen aanspreken en een arm om hen heen slaan. Dat lijkt in dit geval de oorzaak van de problemen te zijn geweest, aldus de reclassering. De reclassering adviseert daarom verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de gedragsinterventie Alcohol en Geweld op te leggen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, passend en geboden en zal zij deze aan de verdachte opleggen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden stellen zoals de reclassering adviseert.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 798,95 aan materiële schade. Deze is als volgt opgebouwd:
eigen risico zorgverzekering: € 253,09
kosten kleding: € 250,-
kilometervergoeding: 60 km naar ziekenhuis € 19,80
382 km naar advocaat en rechtbank € 126,06
vervolg procedure in hoger beroep € 150,-.
Daarnaast vordert de benadeelde partij € 5.000,- aan smartengeld.
Verder is wettelijke rente gevorderd en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen. Ten aanzien van het smartengeld heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, te weten € 253,09 aan ‘eigen risico zorgverzekering en € 19,80 aan reiskosten naar ziekenhuis. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De post ‘kosten kleding’ ziet op de kleding die benadeelde partij droeg ten tijde van het bewezenverklaarde handelen en die beschadigd en bebloed was. Deze gevorderde schade is niet onderbouwd met stukken en door de verdediging betwist. De rechtbank zal de waarde van de kleding naar redelijkheid schatten op een bedrag van € 250,- en dit bedrag toewijzen.
De gevorderde post ‘kilometervergoeding: 382 kilometer naar advocaat en rechtbank’ heeft betrekking op kosten die de benadeelde partij heeft moeten maken voor het voeren van gesprekken met de advocaat, de officier van justitie en het bijwonen van de zitting in deze strafzaak. Deze kosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als rechtstreeks als gevolg van het bewezenverklaarde geleden schade en kunnen als zodanig dan ook niet worden toegewezen. Dergelijke reis- en aanverwante kosten kunnen in bepaalde gevallen wel als proceskosten toewijsbaar zijn, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. De benadeelde partij procedeert bij gemachtigde waarvoor de civielrechtelijke proceskostenregeling (artikelen 237 tot en met 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) voor vergoeding van reis- en aanverwante kosten geen basis biedt. Voor de vergoeding van deze kosten ontbreekt in het onderhavige geval dus een wettelijke grondslag. Van bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat de post ‘kilometervergoeding: 382 kilometer naar advocaat en rechtbank’ wordt afgewezen.
Ten aanzien van de schadepost ‘kilometervergoeding vervolg procedure’ overweegt de rechtbank dat dit gedeelte van de vordering ziet op onzekere toekomstige schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 1.000,00 worden toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte is vanaf 19 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht;
  • verdachte meldt zich op binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland op adres: Rosariumstraat 41, 7311 JR te Apeldoorn. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, in ieder geval voor de duur van de training Alcohol en Geweld;
  • verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 522,89 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst af het overige aan materiële schade gevorderde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 522,89 aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , brigadier van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023228072, gesloten op 4 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 128-130.
3.De brief van J. Franzen, arts-assistent, pagina’s 144-145.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 september 2024.