ECLI:NL:RBGEL:2024:6624

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
05.180799.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk binnendringen in besloten lokaal en diefstal met ISD-maatregel

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 juni 2024 drie flessen wijn heeft gestolen uit een Albert Heijn in Apeldoorn. De verdachte, die eerder een winkelverbod had gekregen, heeft wederrechtelijk het besloten lokaal betreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het winkelverbod, dat hem op 17 oktober 2023 was opgelegd. Tijdens de zitting heeft de verdachte bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd en zichzelf herkend op camerabeelden. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal en wederrechtelijk binnendringen, zoals omschreven in artikel 138 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad met meerdere eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en is eerder onderworpen aan ISD-maatregelen.

De rechtbank heeft besloten om de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen, conform de eis van de officier van justitie. Dit is gedaan ter bescherming van de maatschappij en om de verdachte de kans te geven om zijn gedrag te heroverwegen. De rechtbank heeft geen redenen gezien om de tijd in voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.180799.24
Datum uitspraak : 26 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. S.T.M. Eijsbouts, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Apeldoorn, althans in Nederland, een of meerdere flessen wijn, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 1 juni 2024 te Apeldoorn, althans in Nederland, in het besloten lokaal op/aan
de [adres 2] bij de Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in
gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 17
oktober 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 1 juni 2024 drie flessen wijn gestolen in de Albert Heijn aan de [adres 2] in Apeldoorn. [2] Op 17 oktober 2023 was aan verdachte de toegang tot de Albert Heijn aan de [adres 2] in Apeldoorn ontzegd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de raadsvrouw kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en 2.
Beoordeling door de rechtbank
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij de diefstal heeft gepleegd. Hij heeft zichzelf herkend op de camerabeelden. Hij heeft verder verklaard dat hij op de hoogte was van het winkelverbod, maar dat hij ten tijde van de diefstal niet helder van geest was en zich het winkelverbod op dat moment niet herinnerde. [4]
Ten aanzien van feit 1
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijk binnendringen in de zin van artikel 138 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake is indien dit “tegen de wil van de rechthebbende geschiedt” of “zonder toestemming van de rechthebbende”. Die wil, respectievelijk het ontbreken van toestemming, moet bij verdachte kenbaar zijn geweest ten tijde van het binnendringen in – in dit geval – het besloten lokaal. De rechtbank stelt vast dat op 17 oktober 2023 aan verdachte een schrijven is uitgereikt met de strekking dat hem voor een periode van één jaar de toegang tot de Albert Heijn aan de [adres 2] in Apeldoorn werd ontzegd. Het was daarmee voor verdachte kenbaar, zoals hij ook zelf ter terechtzitting heeft verklaard, dat hij niet in de Albert Heijn mocht komen. Verdachte is op 1 juni 2024 toch de winkel binnengegaan. Hiermee is aan de delictsomschrijving van artikel 138 lid 1 Sr voldaan. Dat verdachte, al dan niet door toedoen van derden, onder invloed en niet helder van geest was op het moment van binnendringen doet daar niet aan af.
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde huisvredebreuk.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 juni 2024 te Apeldoorn
, althans in Nederland, een ofmeerdere flessen wijn,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan Albert Heijn
, in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks1 juni 2024 te Apeldoorn
, althans in Nederland,in het besloten lokaal
op/aan
de [adres 2] bij de Albert Heijn
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in
gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 17
oktober 2023 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal
feit 2:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact, plaatsing via Iriszorg en eventueel aanvullende voorwaarden. Subsidiair heeft zij bepleit om verdachte simpelweg af te straffen bij onvoldoende perspectief op een geslaagd ISD-traject. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan om de zaak aan te houden, omdat het reclasseringsrapport naar haar mening laat is verschenen en gebrekkig is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft drie flessen wijn gestolen uit een filiaal van Albert Hein waar hem de toegang was ontzegd wegens eerdere misdragingen. Verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft daarmee voor schade en overlast gezorgd. Bovendien heeft verdachte de uitdrukkelijke wens van de rechthebbende, inhoudende dat verdachte zich niet in de winkel zou begeven, genegeerd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 7 augustus 2024. Uit dit strafblad volgt dat verdachte veelvuldig in aanraking is gekomen met politie en justitie, met name voor vermogensdelicten. Aan verdachte is driemaal een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd, te weten in 2011, 2019 en 2020.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsadvies van 28 augustus 2024.
Uit dit advies volgt dat sprake is van een delictpatroon inzake het plegen van vermogensdelicten. Er is bij verdachte sprake van psychische problematiek en instabiliteit op alle leefgebieden. Daarnaast speelt hardnekkige verslavingsproblematiek, hetgeen verdachte ontkent. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, aangezien eerdere reclasseringstoezichten en hulpverleningstrajecten voortijdig negatief zijn beëindigd. Verdachte heeft gedurende reclasseringstoezichten een vermijdende houding laten zien en weinig inzet en motivatie getoond. Verdachtes huidige motivatie is vooral gericht op praktische hulp, zoals inkomen, huisvesting en dagbesteding/werk. Hoewel verdachte niet open staat voor medewerking aan een vierde ISD-traject ziet de reclassering geen alternatieven.
ISD-maatregel
De gepleegde strafbare feiten zijn relatief lichte vergrijpen, die doorgaans met relatief milde straffen worden gesanctioneerd. In het onderhavige geval is echter sprake van een hardnekkig delictpatroon. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de opleggen van een ISD-maatregel voor verdachte de meest passende straf is. Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen wordt voldaan. Immers voor het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl hij in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel. De rechtbank constateert dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van verdachte is beëindigd. Daarbij komt dat het risico op herhaling en het risico op onttrekking aan voorwaarden door de reclassering worden ingeschat als hoog en het risico op letsel door de reclassering wordt ingeschat als gemiddeld. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel rechtvaardigt.
Ook wordt aan de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) voldaan. Immers, verdachte is een zeer actieve veelpleger die, over een periode van vijf jaren, processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf van 1 juni 2024.
De rechtbank is voldoende voorgelicht door de reclassering en acht nadere rapportage, zoals door de raadsvrouw voorwaardelijk is verzocht, niet nodig. De rechtbank neemt de bevindingen uit het reclasseringsrapport over en stelt vast dat op alle leefgebieden van verdachte problemen zijn en dat verdachte in het bijzonder kampt met hardnekkige verslavingsproblematiek. Door de zeer frequente recidive, de alcohol- en middelenproblematiek en psychische problematiek zorgt verdachte voor zeer veel overlast in de samenleving. De rechtbank ziet de noodzaak van beperking van recidive.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is het niet zo dat aan verdachte geen kansen zijn geboden. Uit het reclasseringsrapport en het strafblad van verdachte blijkt immers het tegendeel. Verdachte ontkent dat sprake is van problematisch middelengebruik en toont zich weinig gemotiveerd voor hulpverlening voor iets anders dan praktische zaken. Ter terechtzitting heeft verdachte zich dwingend opgesteld en er blijk van gegeven dat hij slechts hulp zal accepteren onder zijn voorwaarden en onder geen beding zal meewerken aan hulpverlening in het kader van een ISD-maatregel. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom verdachte zich zo hevig verzet tegen hulpverlening in het kader van een ISD-maatregel, terwijl hij wel bereid zegt te zijn om (soortgelijke) hulpverlening in een voorwaardelijk kader te accepteren. In de dwingende houding van verdachte, zijn gebrekkige motivatie en de (gedeeltelijke) ontkenning van de klachten ziet de rechtbank een bevestiging van hetgeen door de reclassering is gerapporteerd. Niet valt in te zien waarom hulpverlening in een voorwaardelijk kader deze keer wel zou slagen. Hoewel verdachte al drie keer eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en dit niet tot blijvende gedragsverandering heeft geleid, ziet de rechtbank, evenals de reclassering, geen andere optie dan het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen, conform de eis van de officier van justitie, voor de maximale duur van twee jaar. Dit ter optimale bescherming van de maatschappij. Bovendien wordt zo aan verdachte voldoende tijd geboden om (te heroverwegen) de kans op een succesvolle behandeling en op het beëindigen van de recidive aan te grijpen. De rechtbank ziet geen reden om de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering te brengen op de maximale duur van de maatregel.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024.
mr. Koch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024251810, gesloten op 3 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 21 en 22; Proces-verbaal van bevindingen, p. 23; Proces-verbaal van bevindingen, p. 25.
3.Winkelontzegging voor Albert Heijn aan de [adres 2] in Apeldoorn, bestemd voor [verdachte] , p. 31.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024.