ECLI:NL:RBGEL:2024:6621

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
05.065550.23, 05.051389.24, 96.063299.22 (tul) en 99.001357.21 (vordering herroeping V.I.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en vernieling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft meerdere feiten, waaronder het opzettelijk vernielen van goederen van derden en het afpersen van een slachtoffer door middel van bedreiging. De verdachte heeft in de periode van 15 juli 2023 tot en met 15 september 2023 het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 25.000 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft geïntimideerd en bedreigd, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan het vernielen van een kantoorpand en goederen daarin, wat heeft geleid tot schade voor de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van materiële schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat het bewezenverklaarde feit buiten de proeftijd viel. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van een iPhone van de verdachte uitgesproken, die is gebruikt in het kader van de afpersing. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05.065550.23, 05.051389.24, 96.063299.22 (tul) en 99.001357.21 (vordering herroeping V.I.)
Datum uitspraak : 26 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S. R. van Laar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23
is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of een muur en/of een radiator, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deuren en/of een muur en/of een radiator en/of een computer(scherm) en/of een bureau, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Doetinchem, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen op/aan de [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Ten aanzien van parketnummer 05.051389.24
is aan verdachte, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2023 tot en met 15 september 2023 te [plaats 1] en/of te Doetinchem en/of te Zeddam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, van in totaal ongeveer 25.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorden, door meermaals
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat verdachte en/of zijn medeverdachten de bedrijfshal/loods van die [slachtoffer 2] wilden huren en/of toen die [slachtoffer 2] zei dat hij daar niet aan wilde meewerken, tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij in dat geval geld moest betalen aangezien er al kosten waren gemaakt, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en/of er mensen bij hem thuis zouden komen en/of er mensen hem zouden opzoeken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij niet naar de politie mocht gaan, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] in persoon en/of via de telefoon te benaderen en/of zich hierbij dreigend en/of dwingend en/of intimiderend en/of agressief op te stellen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten onder parketnummer 05.065550.23 en aan het tenlastegelegde onder parketnummer 05.051389.24.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 05.051389.24 vrijspraak bepleit. Het dossier biedt onvoldoende ondersteuning voor de aangifte van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23 [1]
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5 en 6;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 10 en 11;
- het proces-verbaal van het verhoor van getuige [slachtoffer 4] , p. 13 t/m 15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024.
Ten aanzien van parketnummer 05.051389.24 [2]
Aangever [slachtoffer 2] , eigenaar van een schadeherstelbedrijf in [plaats 1] met daarbij een aangrenzende hal, heeft verklaard dat medio juli 2023 twee mannen aan hem hebben gevraagd of zij zijn leegstaande hal konden huren. Een van de mannen was [Getuige 5] . De tweede persoon werd ‘ [naam 2] ’/’ [naam 2] ’ genoemd. Zijn voornaam was [naam 3] of [naam 3] . Een aantal weken later is ‘ [naam 2] ’ alleen naar aangever toegekomen om te praten over het huurcontract. ‘ [naam 2] ’ vertelde toen dat het huurcontract niet op zijn naam gezet kon worden en overhandigde een kopie van het paspoort van een persoon uit Venlo, om het huurcontract op diens naam te zetten. ‘ [naam 2] ’ heeft toen verteld dat ze de hal wilden huren om te gaan ‘koken’ en dat aangever daar ‘vijf ruggen extra’ voor zou krijgen. Een week later is ‘ [naam 2] ’ met twee andere mannen opnieuw naar aangever gegaan. Een van de andere mannen heeft toen gevraagd wanneer ze de hal zouden krijgen en gezegd dat ze de hal wilden hebben of anders geld van aangever zouden krijgen, waarbij hij met de vuist op het bureau van aangever sloeg, en dat aangever maar niet naar de politie moest gaan. Een aantal dagen later heeft ‘ [naam 2] ’ aangever via WhatsApp gebeld om te zeggen dat hij met [Getuige 5] een aanhanger met spullen, te weten sandwichpanelen en houten balken, zou komen brengen. Zij hebben de aanhanger met spullen vervolgens in de hal gezet. Aangever heeft ongeveer vier dagen later [Getuige 5] laten weten dat hij niet mee wilde werken en heeft de aanhanger naar het bedrijf van de vader van [Getuige 5] gebracht. [Getuige 5] heeft toen gezegd: “Dan zullen wij een groot probleem hebben, als je het niet doet zullen ze wel geld van je willen hebben”. Na ongeveer een week heeft ‘ [naam 2] ’ via WhatsApp contact opgenomen om een afspraak te maken bij de Gamma in Doetinchem. ‘ [naam 2] ’ heeft toen gezegd: “Ze willen geld hebben, ze kunnen niet draaien. Het lijkt mij beter als jij die lui gaat betalen.”. Volgens ‘ [naam 2] ’ was aangever hen € 25.000,00 verschuldigd, omdat er al spullen, zoals ketels, waren besteld, anders zouden zij wel bij hem thuis komen. Na deze ontmoeting heeft ‘ [naam 2] ’ wel drie berichten per dag gestuurd met daarin bedreigingen dat aangever met geld moest komen en dat ze anders naar zijn woning zouden komen. Aangever heeft vervolgens € 20.000,00 geleend van zijn neef [naam 4] . Aangever had zelf € 5.000,00. Aangever heeft daarop een afspraak gemaakt met ‘ [naam 2] ’ op de parkeerplaats [parkeerplaats] in Zeddam en hem het geld overhandigd. [3]
[naam 4] heeft bevestigd dat hij € 20.000,00 heeft geleend aan [slachtoffer 2] . [4]
Getuige [getuige 2] , zwager van aangever en werkzaam in zijn bedrijf, heeft verklaard dat aangever hem vertelde dat mensen het pand wilden huren en dat zij een aanhangwagen hadden gebracht. De aanhangwagen met isolatieplaten en hout heeft een tijd onaangeroerd in de hal gestaan. Getuige heeft hier een foto van gemaakt. De foto is toegevoegd aan het dossier. Op 8 september 2023 heeft aangever aan het personeel verteld dat de afpersing voorbij was. Het personeel heeft daarop de aanhangwagen uit de hal gehaald. Getuige heeft gehoord dat aangever de aanhangwagen naar de vader van [Getuige 5] heeft gebracht. [5]
Getuige [getuige 3] , de vrouw van aangever, heeft verklaard dat haar man haar heeft verteld dat een man de hal wilde huren en dat die man toen de verhuur niet doorging aangever heeft bedreigd. [6]
Getuige [getuige 4] , een vriend van aangever, heeft verklaard dat hij eind september, begin oktober 2023 gebeld werd door aangever. Aangever vertelde hem dat mensen zijn pand wilden huren om er dingen in te doen die hij niet wilde hebben en dat hij om 19:00 uur of 20:00 uur naar de McDonald’s moest komen in Doetinchem. Getuige is met aangever in de auto van aangever op weg gegaan naar die afspraak. Halverwege de rit werden ze gebeld dat de locatie van de afspraak werd veranderd naar de parkeerplaats van de Gamma in Doetinchem. Op de parkeerplaats stapten [getuige 4] en aangever uit. Een Turkse jongen en een rossige jongen stapten uit de auto naast hen. De rossige jongen zei: “Wat maak je me nou [slachtoffer 2] ? Dit kan toch niet? Alles was toch geregeld. Ik heb kosten gemaakt. Mij maakt het niet uit, maar ik moet naar die mensen toe en wat moet ik nu tegen hun zeggen. Kom met een oplossing, [slachtoffer 2] ! Hoe moet het nou, [slachtoffer 2] ? Hoe gaan we het doen? We hebben allemaal kosten gemaakt en spullen gekocht en dat staat al in de hal.”. [7]
Getuige [Getuige 5] heeft verklaard dat hij met verdachte bij het bedrijf van aangever is geweest. [8]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij in opdracht naar aangever is gegaan omdat mensen nog geld van aangever tegoed hadden. Aangever dacht dat hij er al vanaf was, maar hij had alles verkeerd begrepen. Aangever had al een groot gedeelte betaald, maar nog niet alles. Een andere jongen zou het regelen, maar die had het niet goed opgelost. [9]
De iPhone 14 pro van aangever [slachtoffer 2] is door het onderzoeksteam onderzocht. Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in dat toestel opgeslagen onder de naam ‘ [naam 2] ’. Tussen 28 november 2023 en 30 november 2023 heeft een WhatsApp-gesprek plaatsgevonden tussen de gebruiker van de iPhone 14 pro en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Van dit chatgesprek zijn geen berichten opgeslagen. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] heeft zijn WhatsAppaccount zo ingesteld dat gesprekken na zeven dagen automatisch worden verwijderd. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed kan zijn dat [telefoonnummer] zijn nummer is en dat het eveneens goed kan zijn dat hij zijn telefoon zo had ingesteld dat zijn WhatsAppberichten na zeven dagen werden verwijderd. [11]
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever. Niet alleen heeft aangever bij de politie en bij de rechter-commissaris gedetailleerd en consistent verklaard, ook vindt zijn verklaring op wezenlijke onderdelen steun in overige bewijsmiddelen. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] bevestigen dat aangever hen vertelde dat sprake is geweest van afpersing/bedreiging. Aangever heeft hierover ten overstaan van zijn werknemers en zijn vrouw verteld. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat er een aanhangwagen met isolatieplaten en hout in de bedrijfshal van aangever was geplaatst en heeft daarvan een foto gemaakt. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op verzoek van aangever is mee gegaan naar een afspraak bij de Gamma in Doetinchem waar aangever naar toe moest omdat mensen het pand van aangever wilden huren om er dingen in te doen die aangever niet wilde hebben. Hij heeft gezien en gehoord dat daar een rossige man zei dat ‘ze’ allemaal kosten hadden gemaakt en spullen hadden gekocht die in de hal stonden en dat aangever met een oplossing moest komen. Ook [getuige 5] heeft verklaard over kosten die aangever nog zou moeten betalen/vergoeden. [naam 4] heeft bevestigd dat hij aangever geld heeft geleend. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat sprake is geweest van afpersing van aangever.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beoordelen is of verdachte degene is geweest die zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
Vaststaat dat verdachte met [Getuige 5] bij aangever is geweest. Zowel getuige [Getuige 5] als verdachte [12] hebben dat bevestigd. Dat uit de bewijsmiddelen volgt dat ‘een rossige jongen’ met de naam ‘ [naam 2] ’ (ook op andere momenten) betrokken was bij de afpersingen wijst - gelet op de haarkleur en de achternaam van verdachte – op betrokkenheid van verdachte. Zo heeft aangever verklaard dat bij de afspraak op de parkeerplaats van de Gamma in Doetinchem zowel [Getuige 5] als verdachte aanwezig waren, terwijl getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hierbij een Turkse jongen en een rossige jongen aanwezig waren. Ook in het onderzoek aan de telefoon van aangever ziet de rechtbank aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij geen WhatsAppgesprekken met aangever heeft gevoerd, volgt uit dit onderzoek het tegendeel. Dat de berichten inhoudelijk niet meer terug te lezen zijn maakt dat niet anders. Verdachte heeft niet uitgelegd waarop het WhatsAppcontact tussen hem en aangever in de periode van de afpersing (dan wel) heeft gezien.
Op basis van al deze feiten en omstandigheden in hun onderlinge verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever in de periode van 15 juli 2023 tot en met 15 september 2023 heeft afgeperst. Verdachte heeft aangever meerdere malen in het bijzijn van een of meerdere andere mannen in persoon benaderd en gezegd dat hij geld wilde hebben als/omdat aangever de hal niet wilde verhuren. Daarmee is bovendien sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor het onder parketnummer 05.051389.24 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23
is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeerdere deuren en
/ofeen muur en
/ofeen radiator,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 te Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerdere deuren en/of een muur en/of een radiator en/ofeen computer(scherm) en
/ofeen bureau,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 te Doetinchem, in
de woning,het besloten lokaal
en/of het besloten erf, gelegen
op/aan de [adres 2] en
/of[adres 3] en
/of[adres 4] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Ten aanzien van parketnummer 05.051389.24
is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 juli 2023 tot en met 15 september 2023 te [plaats 1] en
/ofte Doetinchem en
/ofte Zeddam
, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, van in totaal ongeveer 25.000 euro,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan die [slachtoffer 2] en
/ofeen derde toebehoorde
n, door meermaals
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat verdachte en/of zijn medeverdachten de bedrijfshal/loods van die [slachtoffer 2] wilden huren en
/of toen die [slachtoffer 2] zei dat hij daar niet aan wilde meewerken, tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij in dat geval geld moest betalen aangezien er al kosten waren gemaakt, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en
/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat wanneer hij het geld niet zou betalen, hij een probleem had en
/ofer mensen bij hem thuis zouden komen
en/of er mensen hem zouden opzoeken, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en
/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij niet naar de politie mocht gaan, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en
/of
- die [slachtoffer 2] in persoon en
/ofvia de telefoon te benaderen en
/ofzich hierbij dreigend en
/ofdwingend en
/ofintimiderend en
/ofagressief op te stellen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23
De eendaadse samenloop van:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegden
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort vernielen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegden
feit 3:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Ten aanzien van parketnummer 05.051389.24
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 386 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld in het reclasseringsadvies.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op het feit dat hij een nieuwe weg is ingeslagen, geen gevangenisstraf zal worden opgelegd voor een langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakte aan meerdere ernstige strafbare feiten. Zo is hij een pand binnengedrongen en heeft hij daar vernielingen aangericht en teksten gespoten als ‘KK Turk’. Aangever heeft verklaard te vermoeden dat de vernielingen samenhangen met een zakelijk conflict. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de slachtoffers zelf niet eens kent en bekend dat hij dit heeft gedaan in opdracht van mensen die hem vroegen daar dingen kapot te maken “omdat zij problemen met elkaar hadden”. De conclusie is dat het hier niet gaat om een eenvoudige vernieling maar dat verdachte zich heeft laten gebruiken om met geweld en dreiging een partij in een (zakelijk) conflict te intimideren. Hoewel er ten tijde van de vernielingen geen personen aanwezig zijn geweest in het pand, moet het daarbij een nare en zeer angstaanjagende ervaring zijn geweest voor aangevers maar ook voor hun personeel om het vernielde pand en de gespoten tekst aan te treffen.
Ook heeft verdachte iemand, die zijn medewerking aan het optuigen van een drugslab weigerde, meerdere malen geïntimideerd en geld afhandig gemaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de intimidaties en afpersingen in de zaak met parketnummer 05.051389.24 langere tijd hebben geduurd. Het moet voor aangever en zijn naasten een angstige tijd zijn geweest. Verdachte heeft aangever bovendien zodanig onder druk gezet dat deze hem een groot geldbedrag overhandigde. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een zo grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en diens gevoel van veiligheid dat zij dit als strafverzwarende omstandigheid zal meewegen.
De bewezenverklaarde feiten zijn sterk ondermijnend voor de samenleving en de rechtsorde en roepen het beeld op van maffia-praktijken. Het dossier schetst het beeld dat verdachte in verbinding staat met zware criminaliteit.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 15 juli 2024. Hieruit volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld, met name voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft verder gelet op het reclasseringsadvies van 29 augustus 2024. Uit het advies volgt dat verschillende leefgebieden, waaronder financiën, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren, kunnen worden gekenmerkt als criminogene factoren. Verdachte is sinds 15 juli 2024 geschorst uit de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden en elektronische monitoring. Hij heeft zich gedurende het schorsingstoezicht aan de voorwaarden gehouden en zich begeleidbaar opgesteld. De reclassering heeft het recidiverisico als ‘gemiddeld’ ingeschat en heeft geadviseerd om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de continuering van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij reclassering, een contactverbod met [slachtoffer 2] , een locatieverbod voor aangegeven gebieden in [plaats 1] (met elektronische monitoring), een locatiegebod (met elektronische monitoring) - beide voor de duur van drie maanden - inzicht geven in financiën en het meewerken aan middelencontrole met dagbesteding als aanvullende voorwaarde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur aan de orde zijn. In het advies van de reclassering en het forse strafblad van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een ommekeer in zijn leven heeft gemaakt en dat hij bang is om zijn goedlopende bedrijf kwijt te raken. Van een bestendige ommekeer in het leven van verdachte is, gelet op de relatief korte duur van het toezicht, nog onvoldoende gebleken.
Anders dan de raadsvrouw en de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte onvoldoende aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf zo te matigen dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest. De door de officier van justitie geëiste straf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst en het intimiderende en ontwrichtende karakter van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waarin die zijn gepleegd. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend, waarbij de door reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden gelden, met uitzondering van het door reclassering voorgestelde locatieverbod en –gebod met elektronische monitoring voor de duur van drie maanden. Gelet op de opgelegde gevangenisstraf heeft dit naar het oordeel van de rechtbank geen meerwaarde. Op het onherroepelijk strafdeel wordt de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van parketnummer 05.065550.23
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 784,70 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [bedrijf] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft materiële schade gevorderd ter hoogte van € 5.062,31, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Loonkosten
  • Inkomstenderving
  • Huisvestingskosten
  • Aanschaf monitoren
  • Plaatsing bewakingscamera’s
Daarnaast heeft de benadeelde partij smartengeld gevorderd ter hoogte van € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 316,00, zijnde een vergoeding voor twee vernielde computerschermen en muurbeugels, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade/smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden afgewezen voor zover die ziet op de vergoeding van het eigen risico. Ten aanzien van de reiskosten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen voor zover die ziet op de vergoeding voor twee monitoren en muurbeugels. Voor het overige dient de benadeelde partij naar de mening van de verdediging niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]De rechtbank heeft overwogen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte schade heeft veroorzaakt aan het kantoorpand in Doetinchem waarvan [slachtoffer 1] eigenaar is. Daarmee is sprake van rechtstreekse schade. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding gevorderd voor het eigen risico van de gebouwverzekering (€ 500,00) en voor reiskosten tussen haar woonplaats [plaats 2] en het kantoorpand in Doetinchem (€ 284,70). De posten zijn voldoende onderbouwd. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd betreft de Polis Gebouwverzekering (met als datum van 4 februari 2022) geen oude polis. De rechtbank zal de vordering dan ook geheel toewijzen (€ 784,70).
Wettelijke renteVerdachte is wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd vanaf de dag dat de schade is ingetreden. De ingangsdatum van de wettelijke rente is per schadepost in onderstaand schema weergegeven
Schadepost
Ingangsdatum wettelijke rente
Eigen risico
Vanaf 25 januari 2023 over een bedrag van € 500,00.
Reiskosten
Vanaf 1 januari 2023 over een bedrag van € 71,18.
Reiskosten
Vanaf 2 januari 2023 over een bedrag van € 71,18
Reiskosten
Vanaf 5 januari 2023 over een bedrag van € 71,18
Reiskosten
Vanaf 17 januari 2023 over een bedrag van € 71,18
Ten aanzien van de benadeelde partij [bedrijf]
Aanschaf monitorenUit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte schade heeft veroorzaakt aan computerschermen in het kantoorpand in Doetinchem. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd voor vier schermen. Op de foto’s in het dossier is te zien dat twee computerschermen beschadigd zijn geraakt. De verdediging heeft dit niet betwist. De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding van twee monitoren dan ook toewijzen (totaal € 258,00), en die betreffende de hiermee samenhangende kosten van twee muurbeugels om de monitoren aan te bevestigen (€ 58,00). De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 316,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, nu daarvoor nadere onderbouwing en bewijslevering vereist is waarvoor wat een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen.
Loonkosten, inkomstenderving, huisvestingskosten en bewakingscamera’s.
De vordering die ziet op genoemde posten is niet-ontvankelijk. Zonder nadere onderbouwing en bewijslevering kan niet worden vastgesteld dat de medewerkers [slachtoffer 3] , [naam 5] en [naam 6] , gelet op de vernielingen in het kantoorpand, niet elders hun werkzaamheden hadden kunnen verrichten. Hetzelfde geldt voor [slachtoffer 4] , de eigenaar van [bedrijf] . Ook valt zonder nadere toelichting niet voldoende in te zien waarom de beveiligingscamera’s nodig waren. Ook de gevorderde huisvestingskosten zijn onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek naar deze gemaakte kosten zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Ten aanzien van de betaling van de helft van het eigen risico van de gebouwverzekering van de eigenaresse van het bedrijfspand, [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank dat aan deze betaling kennelijk een tussen [slachtoffer 1] en benadeelde geldende afspraak ten grondslag ligt. De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij stelt dat hij de helft van het bedrag voor eigen risico van de verzekering van [slachtoffer 1] vrijwillig heeft betaald, waarmee deze post geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst op de toewijzing van de vordering van dat zelfde eigen risico in de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Het is aan benadeelde om die vrijwillige betaling bij [slachtoffer 1] terug te vorderen.
Smartengeld
Een benadeelde partij kan op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak maken op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat kan als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van ‘een aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hier op beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen ook de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. In beginsel zal degene die zich hierop beroept dat met concrete gegevens moeten onderbouwen. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder zo’n nadere concrete onderbouwing. De rechtbank constateert dat er in deze, nu het gaat om vernielingen begaan in een bedrijfsruimte in afwezigheid van eigenaren en werknemers, zonder nadere toelichting, geen wettelijke grondslag bestaat voor het toekennen van smartengeld. Ook hier geldt dat nader debat en onderzoek op dit onderdeel een te zware belasting voor het strafproces zou betekenen. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering van smartengeld.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd vanaf de dag dat de schade is ingetreden. De ingangsdatum van de wettelijke rente is per schadepost in onderstaand schema weergegeven
Schadepost
Ingangsdatum wettelijke rente
Aanschaf monitoren
Vanaf 6 januari 2023 over een bedrag van € 258,00
Muurbeugels
Vanaf 21 februari 2023 over een bedrag van € 58,00.
Ten aanzien van beide vorderingen
Schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van alle benadeelde partijen ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de toegewezen bedragen betaald te krijgen. De proceskosten tot vandaag worden begroot op nihil.

9.De beoordeling van het beslag

Blijkens het dossier is beslag gelegd op een telefoontoestel met omschrijving PL0600-2024067618-G3153761, Grijs, merk: IPhone. De iPhone behoort toe aan verdachte.
Het bewezenverklaarde onder parketnummer 05.051389.24 is met behulp van deze iPhone begaan. Immers heeft verdachte met de iPhone een WhatsApp-gesprek gevoerd met aangever (p. 44) in het kader van de afpersing.
De rechtbank zal de iPhone dan ook verbeurd verklaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(parketnummer 99.001357.21)

De buitenlandse rechtbank te Duitsland heeft verdachte op 29 juli 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1030 dagen met een periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 117 dagen. Op 10 februari 2022 heeft het de advocaat-generaal een besluit voorwaardelijke invrijheidstelling genomen met een op dat moment berekende ingangsdatum van 14 maart 2022 en een proeftijd van 117 dagen, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit besluit is op 15 februari aan verdachte betekend. Uiteindelijk is verdachte – kennelijk na een besluit uitstel v.i. - op 13 april 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
De officier van justitie vordert gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 60 dagen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Subsidiair heeft zij bepleit dat de vordering wordt afgewezen. Verdachte hoefde niet te begrijpen dat de vermelde proeftijd op de beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling een verschrijving was.
afwijzing
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen. Gelet op artikel 15c Sr bedraagt de proeftijd van de algemene voorwaarde ten minste een jaar. Het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05.065550.23 is gepleegd op 1 januari 2023 zodat verdachte na zijn invrijheidsstelling van 13 april 2022 (dan wel na de eerder berekende datum van 14 maart 2022) zich binnen die wettelijk geldende proeftijd van een jaar opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Echter, in het besluit tot voorwaardelijke invrijheidstelling van 10 februari 2022 heeft de advocaat-generaal een proeftijd bepaald van 117 dagen. Dit besluit is aan verdachte betekend op 15 februari 2022. Dat die proeftijd van 117 dagen afwijkt van de in artikel 15c Sr genoemde minimale proeftijd van een jaar kan aan verdachte niet worden tegengeworpen. Niet gezegd kan worden dat verdachte had moeten begrijpen dat de proeftijd van 117 dagen in strijd was met voornoemde wettelijke bepaling. Het betreft ook geen kennelijke verschrijving. Dat nadien nog een andere proeftijd is vastgesteld of dat verdachte nog op de hoogte is gesteld van een andersluidende proeftijd is niet gebleken. Het volgens de officier van justitie genomen besluit waarin de invrijheidstelling is herroepen dan wel is uitgesteld tot 13 april 2022 zit niet bij de stukken en kon desgevraagd ook niet door de officier van justitie worden aangeleverd. Of daarin dan nog een andere proeftijd is genoemd kan dan ook niet worden vastgesteld. De rechtbank gaat dan ook uit van de op het besluit van de advocaat-generaal van 10 februari 2022 bepaalde proeftijd van 117 dagen. Daarmee valt het door verdachte gepleegde strafbare feit op 1 januari 2023 buiten de proeftijd.

11.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96.063299.22)

De politierechter heeft verdachte op 7 november 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen. Subsidiair heeft zij bepleit de proeftijd te verlengen.
afwijzing
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Aan verdachte is inzake een andersoortig delict, te weten een overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van één week. Gelet op het uiteenlopend karakter van de verkeerszaak en de onderhavige zaken en gelet op de opgelegde straf in de onderhavige zaken, die qua duur niet in verhouding staat tot de relatief geringe voorwaardelijk opgelegde straf van één week, acht de rechtbank noch de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, noch een verlenging van de proeftijd opportuun.

12.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 55, 138 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

13.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
meldplicht bij reclassering
verdachte zich zal melden op afspraken met Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16A, 7201 ES in Zutphen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
-
contactverbod
verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1965 te [geboorteplaats 2] . De politie houdt toezicht op dit contactverbod, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
-
meewerken aan middelencontrole
verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
-
inzicht geven in financiën
verdachte inzicht geeft in zijn financiën. De reclassering ontvangt de benodigde stukken van verdachte om voldoende inzicht te krijgen. Indien de schuldenlast van verdachte dermate zorgwekkend blijkt te zijn, zal hij meewerken aan een schuldhulpverleningstraject. Verdachte geeft inzicht zo lang en zo vaak de reclassering dit nodig acht;
-
dagbesteding/betaald werk
verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 onder parketnummer 05.065550.23 tot betaling van schadevergoeding aan de
benadeelde partij [slachtoffer 1]van
€ 784,70aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals weergegeven in onderstaand schema tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Schadepost
Toewijsbaar bedrag
Ingangsdatum wettelijke rente
Vergoeding eigen risico
€ 500,00
25 januari 2023
Reiskosten
€ 71,18
1 januari 2023
Reiskosten
€ 71,18
2 januari 2023
Reiskosten
€ 71,18
5 januari 2023
Reiskosten
€ 71,18
17 januari 2023
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 onder parketnummer 05.065550.23 tot betaling van schadevergoeding aan de
benadeelde partij [bedrijf]van
€ 316,00aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals weergegeven in onderstaand schema tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Schadepost
Toewijsbaar bedrag
Ingangsdatum wettelijke rente
Aanschaf monitoren
€ 258,00
6 januari 2023
Muurbeugels
€ 58,00.
21 februari 2023
  • verklaart de benadeelde partij [bedrijf] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hierna te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals hierboven weergegeven tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij
Bedrag
Aantal dagen gijzeling
[slachtoffer 1]
€ 784,70
15
[bedrijf]
€ 316,00
6
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd een telefoontoestel met omschrijving PL0600-2024067618-G3153761, Grijs, merk: IPhone;
Beslissing ten aanzien van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
 wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af (parketnummer 99.001357.21);
Beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
 wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 7 november 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week af (parketnummer 96.063299.22).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van m. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024.
mr. Koch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023082448, gesloten op 8 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202410040924.DOS, gesloten op 10 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 150 t/m 154.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 194.
5.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 2] , p. 203 t/m 206.
6.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 3] , p. 197.
7.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 4] , p. 209 en 210.
8.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [Getuige 5] , d.d. 27 juni 2024,
9.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 5] , p. 112 en 114.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 292.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024.
12.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2024.