ECLI:NL:RBGEL:2024:6619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
C/05/427817 / HZ ZA 23-412
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake verzoek tot aanvulling van een eerder vonnis in civiele procedure

In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 19 september 2024, wordt het verzoek van gedaagde 1 om aanvulling van een eerder vonnis van 6 maart 2024 afgewezen. Gedaagde 1 had verzocht om de eisers te veroordelen in de proceskosten, omdat alle vorderingen tegen gedaagde 1 waren afgewezen. De rechtbank heeft de eisers in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over dit verzoek kenbaar te maken. De advocaat van de eisers, mr. E.R. Looijen, heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van gedaagde 1.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis kan aanvullen indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. De rechtbank stelt vast dat dit hier niet het geval is. In het eerdere vonnis is bedoeld om één gezamenlijke proceskostenveroordeling uit te spreken, aangezien gedaagde 1 en gedaagde 2 samen met dezelfde advocaat in het geding zijn verschenen en gezamenlijk verweer hebben gevoerd. Er is slechts eenmaal griffierecht in rekening gebracht en beide gedaagden hebben gezamenlijk proceskosten gemaakt. Daarom is er geen sprake van een verzuim te beslissen over een onderdeel van het gevorderde, en is het verzoek om aanvulling niet toewijsbaar.

De rechtbank wijst het verzoek om aanvulling van het vonnis van 6 maart 2024 af, en dit vonnis is openbaar uitgesproken op 19 september 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/427817 / HZ ZA 23-412
Herstelvonnis van 19 september 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] , en waar nodig ieder afzonderlijk: [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] en [eiseres sub 3] ,
advocaat: mr. E.R. Looijen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] , en waar nodig ieder afzonderlijk: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. P.F. Schepel.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 7 augustus 2024 heeft mr. Schepel namens [gedaagde sub 1] de rechtbank verzocht om aanvulling van het op 6 maart 2024 in deze zaak gewezen vonnis. [gedaagde sub 1] wil dat de rechtbank alsnog [eisers] veroordeelt in de proceskosten van [gedaagde sub 1] , omdat alle vorderingen tegen [gedaagde sub 1] zijn afgewezen.
1.2.
De rechtbank heeft [eisers] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. Bij brief van 20 augustus 2024 heeft mr. Looijen namens [eisers] aan de rechtbank laten weten bezwaar te maken tegen inwilliging van dat verzoek.
1.3.
De rechtbank gaat hierna nader in op de standpunten van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek tot aanvulling.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank zal het verzoek om aanvulling van het vonnis van 6 maart 2024 afwijzen. Zij overweegt daartoe als volgt.
2.2.
Op grond van artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vult de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. Deze situatie is hier niet aan de orde. Anders dan [gedaagde sub 1] meent, heeft de rechtbank in het vonnis van 6 maart 2024 bedoeld één gezamenlijke proceskostenveroordeling uit te spreken. Dit ligt ook voor de hand, aangezien [gedaagde sub 1] samen met [gedaagde sub 2] bij dezelfde advocaat in het geding is verschenen en zij gezamenlijk verweer hebben gevoerd. Er is ook slechts eenmaal griffierecht in rekening gebracht. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gezamenlijk dan ook slechts eenmaal proceskosten gemaakt. Gezien het voorgaande is geen sprake van een verzuim te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. Voor aanvulling van het vonnis bestaat dus geen grond. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek om aanvulling van het op 6 maart 2024 tussen [eisers] en [gedaagden] gewezen vonnis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. G.J. Meijer en mr. G.C.G. Metz en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2024.
JE/PB/GJM/GM