ECLI:NL:RBGEL:2024:6617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
C/05/426884 / HZ ZA 23-332
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verificatie van een onvoorwaardelijke preferente vordering in faillissement met betrekking tot een garantieregeling voor vroegpensioen

In deze renvooiprocedure heeft de eiser tot verificatie, geboren in 1957, een vordering ingediend met betrekking tot een garantieregeling voor vroegpensioen op zijn failliete werkgever, [bedrijf 1]. De eiser stelt dat hij een onvoorwaardelijke preferente vordering heeft van € 132.000,00 op [bedrijf 1], dat failliet is verklaard. De rechtbank heeft de curator opgedragen om nadere informatie over [bedrijf 1] te verstrekken, zodat de zaak verder kan worden beoordeeld. De eiser heeft zijn vordering ingediend na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de curator in augustus 2015 en heeft deze vordering betwist gezien de curator deze niet erkent. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen uitgesproken en de curator is verzocht om relevante stukken, waaronder de jaarrekening en het pensioenreglement, in te dienen ter onderbouwing van zijn verweer. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere aktewisseling en zal de beslissing later nemen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/426884 / HZ ZA 23-332
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser tot verificatie],
te [woonplaats] ,
eiser tot verificatie,
hierna te noemen: [eiser tot verificatie] ,
advocaat: mr. M.P.J. Rubens,
tegen
[verweerder tot verificatie],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 1] ,
te [vestigingsplaats] ,
verweerder tot verificatie,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. C.R.G. Gäbler.

1.De zaak in het kort

In deze renvooiprocedure stelt [eiser tot verificatie] zich op het standpunt dat hij een vordering met betrekking tot vroegpensioen heeft op zijn voormalige werkgever, [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is failliet verklaard. [eiser tot verificatie] wil zijn vordering indienen in het faillissement. Hij vordert daarom dat de rechtbank vaststelt dat hij inderdaad een vordering heeft op [bedrijf 1] . De rechtbank heeft nadere informatie over [bedrijf 1] nodig om de zaak verder te kunnen beoordelen. In dit vonnis draagt de rechtbank daarom aan de curator op om die informatie beschikbaar te stellen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 april 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 juli 2024.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser tot verificatie] is geboren op [datum] 1957. Hij was werkzaam bij [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ).
3.2.
De onderneming heette voorheen [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] was onderdeel van het Zuid-Afrikaanse papierconcern [bedrijf 3] .
3.3.
Op 10 juni 2014 zijn de aandelen in [bedrijf 2] verkocht aan de Britse vennootschap [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ). De naam van de onderneming is toen gewijzigd in [bedrijf 1] .
3.4.
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 augustus 2015 is [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator in zijn hoedanigheid.
3.5.
Op 14 augustus 2015 heeft de curator alle arbeidsovereenkomsten met de personeelsleden van [bedrijf 1] opgezegd, waaronder de arbeidsovereenkomst van [eiser tot verificatie] .
3.6.
Bij e-mail van 28 oktober 2015 heeft [eiser tot verificatie] bij de curator onder meer een vordering van € 132.000,00 ingediend vanwege een garantieregeling met betrekking tot een pensioenvoorziening. De curator heeft de vordering betwist.
3.7.
Op de verificatievergadering van 12 oktober 2023 heeft de rechter-commissaris de vordering van [eiser tot verificatie] verwezen naar de renvooiprocedure.

4.Het geschil

4.1.
[eiser tot verificatie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. zijn vordering verifieert en erkent, door vast te stellen dat hij een onvoorwaardelijke preferente vordering heeft op [bedrijf 1] van € 132.000,00 bruto, althans van een door de rechtbank te bepalen bedrag;
II. de curator beveelt om de vordering van [eiser tot verificatie] , zoals vastgesteld door de rechtbank, te erkennen en te plaatsen op de lijst van erkende preferente schuldeisers in het faillissement van [bedrijf 1] ;
III. de curator veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[eiser tot verificatie] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
4.3.
Per 1 januari 2006 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) ingevoerd. Als gevolg hiervan is het per 1 januari 2006 niet meer mogelijk om prepensioen op te bouwen. Op dat moment bestonden er echter
al aanspraken, die op een later moment tot uitbetaling zouden komen. Werkgevers die op dat moment een voorziening voor prepensioen hadden, konden verschillende keuzes maken om werknemers toch voor deze voorziening in aanmerking te laten komen.
4.4.
[eiser tot verificatie] was ten tijde van de invoering van de Wet VPL 47 jaar oud. Voordien had hij VUT-aanspraken opgebouwd. Bij de overgang van VUT naar pensioenregeling is een garantieregeling afgesproken. Op grond daarvan kunnen deelnemers die hun prepensioen nog niet volledig hadden opgebouwd, gedurende de prepensioenperiode – van 62 tot 65 jaar – onder voorwaarden aanspraak maken op een aanvulling van het laatst verdiende salaris. In april 2019 zou [eiser tot verificatie] , bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd, van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken.
4.5.
De wijze van financiering van de garantieregeling kon de ondernemer zelf bepalen. Ten aanzien van deze regeling is een uitzondering gemaakt op de reguliere financiering van pensioenen. Er is een voorwaardelijke pensioenaanspraak gecreëerd in het Sociaal Akkoord 2004, met ruimte om dit extra pensioen arbeidsvoorwaardelijk toe te zeggen, maar per later – in maximaal vijftien jaar – af te financieren (oftewel: onder te brengen bij de pensioenuitvoerder).
4.6.
Volgens [eiser tot verificatie] heeft [bedrijf 2] hem deze arbeidsvoorwaardelijke toezegging gedaan en is deze overgenomen door haar rechtsopvolger [bedrijf 1] .
4.7.
[eiser tot verificatie] stelt zich op het standpunt dat zijn aanspraak op het vroegpensioen op grond van de garantieregeling deel uitmaakt van de boedelschulden van [bedrijf 1] . [eiser tot verificatie] betoogt dat aan hem een garantie is gegeven die gepaard gaat met een boedelschuld. Deze premieschuld is gereserveerd geweest en is ingelost ten behoeve van collega’s die eerder gebruik hebben gemaakt van de prepensioenregeling. Ten behoeve van [eiser tot verificatie] is deze premieschuld niet ingelost, als gevolg van een keuze die de werkgever heeft gemaakt. Het is volgens [eiser tot verificatie] niet redelijk dat deze keuze in zijn nadeel werkt als hij geen aanspraak heeft op pensioen, maar ook niet op de boedel van de failliete onderneming. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser tot verificatie] hieraan nog toegevoegd dat sprake was van een pensioenaanspraak in eigen beheer, uitgevoerd door [bedrijf 1] . Die pensioenaanspraak zou op een later moment worden afgefinancierd, maar dat is niet gebeurd. [eiser tot verificatie] betoogt dat artikel 3:288 aanhef en onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de werknemer een preferente aanspraak geeft zolang deze niet is ondergebracht.
4.8.
De curator voert verweer en betwist dat [eiser tot verificatie] een (verifieerbare) vordering heeft in het faillissement van [bedrijf 1] . De curator concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser tot verificatie] , dan wel tot afwijzing van diens vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser tot verificatie] in de kosten van deze procedure.
4.9.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank moet in deze renvooiprocedure beoordelen of [eiser tot verificatie] een vordering heeft op [bedrijf 1] .
5.2.
[eiser tot verificatie] stelt dat [bedrijf 2] aan hem heeft toegezegd dat hij aanspraak kon maken op de garantieregeling en dat [bedrijf 1] deze toezegging heeft overgenomen. De curator betwist dat [bedrijf 1] de verplichtingen van [bedrijf 2] uit de VPL-regeling heeft overgenomen.
5.3.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet in geschil is dat [bedrijf 1] de rechtsopvolger onder algemene titel is van [bedrijf 2] . Dit betekent dat alle bestaande rechten en verplichtingen van [bedrijf 2] van rechtswege op [bedrijf 1] zijn overgegaan. Daaronder valt in beginsel ook de toezegging aan [eiser tot verificatie] . Namens de curator is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat destijds – de rechtbank begrijpt: in het kader van de overgang van [bedrijf 2] naar [bedrijf 1] – met de personeelsvertegenwoordiging is onderhandeld, zodat niet kan worden uitgesloten dat toen andere afspraken zijn gemaakt. Bovendien liep de cao “op een gegeven moment” af en is een procedure gevoerd bij de Ondernemingskamer, aldus (de advocaat van) de curator. Daarom zou de toezegging volgens de curator niet door [bedrijf 1] zijn overgenomen. De curator heeft dit verweer echter niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. De rechtbank verwerpt het daarom. Als onvoldoende weersproken staat dan ook vast dat [bedrijf 1] de door [bedrijf 2] aan [eiser tot verificatie] gedane toezegging heeft overgenomen. Daarmee staat ook vast dat [eiser tot verificatie] in beginsel aanspraak kon maken op de garantieregeling.
De toezegging is voorwaardelijk
5.4.
De curator voert op zichzelf terecht aan dat het gaat om een voorwaardelijke toezegging. Hij verwijst in dit verband naar het Uniform Pensioen Overzicht (productie 9 van de curator), waarin staat:
“(…)
Garantieregeling 2006
Verplichte tekst uit Besluit sociaal akkoord 2004: Het pensioen dat voor u zal worden ingekocht omdat u in het verleden gedurende uw dienstbetrekking(en) een of meer perioden hebt gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer uw deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft u alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor u is ingekocht en opgebouwd, heeft u dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan u is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer u binnen die vijftien jaar met pensioen zou gaan, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op het moment van uw pensionering. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet worden ingetrokken of gewijzigd.
(…)”
5.5.
Het komt erop neer dat het pensioen pas wordt opgebouwd als de aanspraken volledig zijn gefinancierd en dat – als de deelname daarvóór eindigt – alleen recht bestaat op het gedeelte van de pensioenaanspraken dat op dat moment is gefinancierd en opgebouwd. Financiering is dus een voorwaarde voor pensioenopbouw en daaraan is niet voldaan.
Heeft [bedrijf 1] de pensioenregeling in eigen beheer uitgevoerd?
5.6.
Op zichzelf is niet in geschil dat aan bovengenoemde voorwaarde niet is voldaan omdat [bedrijf 1] voor [eiser tot verificatie] geen pensioen heeft ingekocht bij een pensioenuitvoerder. Ook is op zichzelf niet in geschil dat er om deze reden geen aanspraak is op de pensioenuitvoerder. [eiser tot verificatie] betoogt echter dat er wel een aanspraak is op [bedrijf 1] , omdat de pensioenregeling door [bedrijf 1] in eigen beheer is uitgevoerd en het pensioen dus in eigen beheer van [bedrijf 1] is gebleven. Volgens [eiser tot verificatie] had [bedrijf 1] daar een apart “potje” voor.
5.7.
De curator betwist dat sprake is van een pensioen in eigen beheer. Volgens de curator heeft hij geen afgescheiden “potje” aangetroffen bij [bedrijf 1] .
5.8.
Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ligt het in beginsel op de weg van [eiser tot verificatie] om feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, die de conclusie kunnen dragen dat [bedrijf 1] de pensioenregeling in eigen beheer heeft uitgevoerd. Het stuk waaruit de juistheid van die stelling zou kunnen blijken, te weten de jaarrekening van [bedrijf 1] , bevindt zich echter in het domein van de curator. De rechtbank zal de curator dan ook op grond van artikel 22 Rv bevelen om bij akte de meest recente jaarrekening (balans en toelichting) van [bedrijf 1] in het geding te brengen met daarbij een toelichting, ter onderbouwing van zijn betwisting van de stelling van [eiser tot verificatie] dat [bedrijf 1] het pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd. [eiser tot verificatie] zal daarop vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.
5.9.
De curator heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van een voorwaardelijke toezegging niet alleen verwezen naar het Uniform Pensioen Overzicht (zie hierboven 5.4), maar ook naar de artikelen 52.4 en 52.5 van het pensioenreglement. In die bepalingen staat volgens de curator dat (1) de (garantie)toezegging geen toezegging omtrent pensioen is, zolang en voor zover de toegezegde aanspraak niet is gefinancierd en (2) de affinanciering pas gebeurt in 2020 mits en zolang de werknemer tot het moment van financiering ononderbroken bij werkgever in dienst is geweest. Volgens de curator kan de werknemer dus pas rechten ontlenen aan de pensioenregeling als hij bij de werkgever met pensioen gaat. Neemt of krijgt een werknemer ontslag, dan vervalt de regeling, aldus de curator. Het betreffende (deel van het) pensioenreglement bevindt zich niet in het dossier. De rechtbank wil er voor de verdere beoordeling van de zaak wel kennis van nemen. De rechtbank zal de curator dan ook op grond van artikel 22 Rv bevelen om bij zijn akte ook het pensioenreglement in het geding te brengen. [eiser tot verificatie] zal in zijn antwoordakte ook hierop mogen reageren.
5.10.
In afwachting van deze aktewisseling zal de rechtbank nu iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 9 oktober 2024voor het nemen van een akte door de curator over wat is vermeld onder 5.8 en 5.9, waarna [eiser tot verificatie] op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
JE/KH