ECLI:NL:RBGEL:2024:6601

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
05.142276.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van hard- en softdrugs, wapenbezit en verkeersfeiten met voorwaardelijke gevangenisstraf en rijontzegging

Op 30 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 juni 2022 in Nederland verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs, waaronder cocaïne en amfetamine, en softdrugs, zoals cannabis. Daarnaast was er sprake van wapenbezit, aangezien de verdachte een bus pepperspray bij zich had. Ook werd hij beschuldigd van gevaarlijk rijgedrag, omdat hij met een snelheid van circa 200 km/uur over de A50 reed en niet voldeed aan een stopteken van de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 123 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de behandeling die hij ondergaat in Duitsland. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte had veroorzaakt voor de verkeersveiligheid en de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.142276.22
Datum uitspraak : 30 augustus 2024
Tegenspraak (raadsvrouw gemachtigd art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
vertrokken onbekend waarheen,
nu verblijvend in [verblijfplaats] ,
[adres] , [postcode] [plaats] , [land] .
Raadsvrouw: mr. K. Elema, advocaat in 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 juni 2022, te Vaassen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of methadon en/of en/of XTC en/of MDMA en/of heroine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Vaassen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- Ongeveer 1,5 gram cannabis
- Ongeveer 1 gram cannabis
- Ongeveer 22,7 gram cannabis
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 5 gram cannabis en/of materiaal bevattende cannabis, zijnde een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te of nabij Arnhem-Noord en/of Vaassen, in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
meermaals, in elk geval eenmaal, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens artikel 50 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000 en/of enig ander bevel gedaan door
verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 3] die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen, althans van hem had gevorderd, het voertuig stil te doen brengen en/of verbalisanten te volgen en/of uit de auto te stappen wegens aanhouding, geen gevolg gegeven aan dit bevel;
4.
Hij op of omstreeks 9 juni 2022 te of nabij Dinxperlo en/of Arnhem-Noord en/of Vaassen, in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 520 microgram per liter bloed bedroeg, in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
5.
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te of nabij Vaassen, in elk geval in Nederland,
een bus pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met een
giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de
categorie II, onder 6, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 9 juni 2022, te of nabij Arnhem-Noord en/of Vaassen, in elk geval te of nabij één of meer (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personen)auto, bij een ander dan verdachte in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
7.
hij op of omstreeks 9 juni 2022, te of nabij Arnhem-Noord en/of Vaassen, in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), daarmee rijdende op de openbare weg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
immers heeft verdachte rijdende over de Rijksweg A50 gereden met een snelheid van (circa) 200 km/uur, althans met een (veel)hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid van 100 km/uur, en bij het naderen van en/of ter hoogte van de afslag 26 richting Vaassen zijn snelheid niet zodanig geminderd en/of geregeld en/of zijn voertuig niet (steeds)
voldoende onder controle gehad en/of gehouden dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg en/of de kruising kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor verdachte met zijn motorrijtuig de bebossing in reed en tot stilstand kwam;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hetgeen ten laste is gelegd met uitzondering van feit 5 en voor zover feit 1 ziet op de middelen cocaïne, methadon en heroïne. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat de aangetroffen middelen, cocaïne, methadon of heroïne bevatten zodat voor feit 1 partiële vrijspraak moet volgen. Verdachte heeft verklaard dat de pepperspray niet van hem was. Hij moet dan ook worden vrijgesproken van feit 5. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bij gebrek aan bewijs dat de bij verdachte aangetroffen middelen cocaïne, heroïne dan wel methadon bevatten, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren hiervan.
Ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding p. 4-6;
- het rapport NFiDENT p. 69-72 gelezen in onderling verband met proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 61;
- het rapport NFiDENT p. 95 en 98 gelezen in onderling verband met proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 76 en 86;
- het proces-verbaal van verhoor p. 20 en 25.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding p. 4-6;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 57, 58 en 80;
- het proces-verbaal van verhoor p. 25 en 32.
Feit 3 en 7
Gelet op de onderlinge samenhang worden de bewijsmiddelen voor feit 3 en feit 7 deels gezamenlijk besproken.
Op 9 juni 2022 waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] belast met het uitoefenen van toezicht op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Omstreeks 2:20 uur reden zij gekleed in uniform van de Koninklijke Marechaussee (Kmar) in hun dienstvoertuig over de A12 ter hoogte van Arnhem-Noord en zagen daar een auto rijden met kenteken [kenteken] . Zij wilden de bestuurder een volgteken geven om de auto te kunnen controleren op grond van voormelde wet. Zij zijn achter de auto aan gaan rijden en zagen dat deze bij hen wegreed terwijl hun boordsnelheidsmeter 160 kilometer per uur aangaf en verder opliep. De maximaal toegestane snelheid ter plaatse bedroeg 100 kilometer per uur. Hierop hebben de verbalisanten de stoptransparant aan de voorzijde van hun voertuig in werking gesteld en de optische en geluidssignalen aangezet. Zij bleven de auto volgen. Zij zagen dat de bestuurder van de auto de Rijksweg A50 opreed richting Apeldoorn, dat er spullen uit de auto werden gegooid en dat de boordsnelheidsmeter een snelheid van 200 kilometer per uur aangaf. Zij zagen dat de bestuurder de afrit Vaassen (nr. 26) nam, dat de boordsnelheidsmeter op dat moment 180 kilometer per uur aangaf en dat de bestuurder de afslag niet ging halen. De bestuurder verloor de macht over het stuur en reed met hoge snelheid de bebossing in waar hij tot stilstand kwam. De verbalisanten liepen naar de auto toe en riepen luidkeels tegen de bestuurder dat hij was aangehouden en uit de auto moest komen. Zij zagen dat de bestuurder druk aan het rommelen was in de auto en niet reageerde op hun aanroepen, ook niet na het lossen van een waarschuwingsschot. Nadat er een tweede waarschuwingsschot was gelost door de verbalisanten, gooide de bestuurder, verdachte, een plastic zakje met gripzakjes met bruin poeder uit de auto en stapte uit de auto. Hierop werd verdachte, om 2:34 uur aangehouden in Vaassen. [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij uit Dinxperlo kwam en onderweg naar Epe had gezien dat hij werd gevolgd door een voertuig van de politie of de Marechaussee. Hij heeft zijn snelheid hierop verhoogd naar zo’n 200 kilometer per uur. [3]
Bewijsoverweging feit 3
De niet onderbouwde stelling van verdachte dat hij bij het zien van het voertuig van de Kmar vanwege eerdere ervaringen waarschijnlijk in paniek is geraakt en daarom hard is weggereden, acht de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte onderweg – nadat het bevel reeds was gegeven – en bij zijn aanhouding voorwerpen uit de auto heeft gegooid met het kennelijke doel te voorkomen dat de Kmar deze bij hem zou aantreffen. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan bevelen van de verbalisanten, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Feit 7
Uit de bewijsmiddelen -waaronder de eigen verklaring van verdachte -volgt dat hij langere tijd met snelheden oplopend tot 200 kilometer per uur, ver boven het ter plaatse toegestane maximum over de A50 heeft gereden. Aangekomen bij de afslag Vaassen reed hij dusdanig hard, zo’n 180 kilometer per uur, dat hij de controle over de auto is verloren, van de weg af is geraakt en in de bebossing tot stilstand is gekomen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag zoals ten laste gelegd onder feit 7.
Feit 4
Op 9 juni 2022 om 4:29 uur werd een bloedmonster bij verdachte afgenomen. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het monster 520 microgram amfetamine per liter bloed bevatte, terwijl de grenswaarde voor amfetamine ligt op 50 microgram per liter bloed. [4] Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigd bewezen dat verdachte tijdens het rijden onder invloed van amfetamine was, te weten meer dan 10 keer de grenswaarde. De rechtbank acht daarom ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
Bij doorzoeking van de auto vond de Kmar in de portierdeur aan de bestuurderszijde een busje pepperspray. [5] Op een van de bijgevoegde foto’s in het dossier is te zien dat het busje op het moment van aantreffen in de portierdeur in het zicht binnen handbereik van de bestuurder lag. [6] Daar komt bij dat de eigenaar van het voertuig heeft verklaard dat het busje pepperspray niet van hem is en hij het busje, toen hij recent in het bestuurdersportier had gekeken, ook niet heeft gezien. Hij heeft gedetailleerd verklaard dat er toen alleen een ratel, zakdoekjes en een leeg blikje lagen. Gelet hierop, acht de rechtbank het standpunt van verdachte dat hij geen weet had van de aanwezigheid van het busje pepperspray, niet aannemelijk geworden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte de enige inzittende van de auto was en dat hij het voertuig vaker leende. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de pepperspray zich in de machtssfeer van verdachte bevond, dat hij als bestuurder hierover de feitelijke beschikkingsmacht had en dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de pepperspray. De rechtbank acht feit 5 dan ook bewezen.
Feit 6
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding p. 4-5;
- het proces-verbaal van aangifte p. 39;
- het proces-verbaal van verhoor p. 16 en 37.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 juni 2022, te Vaassen
, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd en
/ofopzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende
cocaïne en/ofamfetamine en
/of methadon en/of en/of XTC en/ofMDMA
en/of heroine,zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te Vaassen
, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft vervoerd en
/ofopzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 1,5 gram cannabis
- ongeveer 1 gram cannabis
- ongeveer 22,7 gram cannabis
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 5 gram cannabis en/of materiaal bevattende cannabis,zijnde een middel
/middelenals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te of nabij Arnhem-Noord en
/ofVaassen,
in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
meermaals
, in elk geval eenmaal,opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens artikel 50 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000
en/of enig ander bevelgedaan door verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 3] die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen, althans van hem had gevorderd, het voertuig stil te doen brengen en/of verbalisanten te volgen
en/of verbalisanten te volgenen
/ofuit de auto te stappen wegens aanhouding, geen gevolg gegeven aan dit bevel;
4.
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te of nabij Dinxperlo en
/ofArnhem-Noord en
/ofVaassen,
in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof
en/of alcoholals bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 520 microgram per liter bloed bedroeg,
in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
5.
hij op
of omstreeks9 juni 2022 te of nabij Vaassen,
in elk geval in Nederland,
een bus pepperspray, zijnde een voorwerp
enbestemd voor het treffen van personen met een
giftige en/of verstikkende en/ofweerloosmakende en
/oftraanverwekkende stof van de categorie II, onder 6, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op
of omstreeks9 juni 2022, te of nabij Arnhem-Noord en
/ofVaassen
, in elk geval te of nabij één of meer (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
(telkens)opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personen)auto, bij een ander dan verdachte in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
7.
hij op
of omstreeks9 juni 2022, te of nabij Arnhem-Noord en
/ofVaassen,
in elk geval te of nabij een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), daarmee rijdende op de openbare weg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althanskon worden veroorzaakt,
immers heeft verdachte rijdende over de Rijksweg A50 gereden met een snelheid van (circa) 200 km/uur,
althans met een (veel)hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid van 100 km/uur,en bij het naderen van en
/ofter hoogte van de afslag 26 richting Vaassen zijn snelheid niet zodanig geminderd en
/ofgeregeld en
/ofzijn voertuig niet
(steeds
)
voldoende onder controle gehad en
/ofgehouden dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
en/of de kruisingkon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor verdachte met zijn motorrijtuig de bebossing in reed en tot stilstand kwam;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermaals gepleegd.
feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 3:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd.
feit 4:
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
feit 6:
Overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 7:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1, 2, 3, 4 en 6 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur met aftrek van voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Voorts is een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 1 jaar geëist, eveneens met een proeftijd van 2 jaar. Voor feit 7, dat een overtreding is, is een afzonderlijke taakstraf van 30 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat verdachte gelet op zijn verslavingsproblematiek ten tijde van de feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Hij ondergaat hiervoor een langdurige klinische behandeling in Duitsland in een strafrechtelijk kader. Uit een verslag van de behandelaars blijkt dat verdachte gemotiveerd is en goed meewerkt aan de behandeling. Het is mede in het belang van de maatschappij dat de behandeling niet wordt doorkruist door een onvoorwaardelijke straf. Verder is in strafverminderde zin verzocht rekening te houden met overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte nog recent in Duitsland is veroordeeld. Ook is aangevoerd dat twee van de feiten geen misdrijven maar overtredingen zijn. Voor deze feiten is verzocht om de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is bepleit te volstaan met een geheel voorwaardelijke rijontzegging omdat verdachte na afloop van zijn behandeling zijn rijbewijs nodig zal hebben voor zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in één nacht schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Op 9 juni 2022 reed verdachte rond 2:20 uur over de A50 ter hoogte van Arnhem. Toen de Kmar verdachte een stopteken gaf om zijn auto te kunnen controleren, is hij er met een snelheid van 200 kilometer per uur van doorgegaan. Aangekomen bij de afslag Vaassen reed hij zo hard, dat hij de controle over de auto is verloren, van de weg af is geraakt en in de struiken tot stilstand is gekomen. Toen verbalisanten van de Kmar hierop riepen dat hij was aangehouden en uit de auto moest komen, reageerde hij niet en was hij druk aan het rommelen in de auto. Pas nadat de verbalisanten van de Kmar twee waarschuwingsschoten hadden gelost, kwam hij uit de auto. Uit hierop volgend bloedonderzoek bleek dat verdachte had gereden onder invloed van amfetamine. In zijn bloed werd meer dan 10 maal de geldende grenswaarde gemeten. Daarnaast was verdachte in het bezit van zo’n 25 gram harddrugs en ongeveer eenzelfde hoeveelheid cannabis, aangetroffen in de auto. Ook had hij een busje pepperspray in de auto. Bovendien reed verdachte zonder toestemming in de auto van een ander.
Het gevaarlijke rijgedrag van verdachte en zijn amfetaminegebruik getuigen van een gebrek aan verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid van anderen, ook al was er op dat moment geen ander naderend verkeer. Ook heeft hij zijn eigen veiligheid ernstig in gevaar gebracht. Door het negeren van de bevelen van de verbalisanten van de Kmar heeft verdachte hun gezag ondermijnd. Voorts heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom en had hij pepperspray, een verboden wapen, bij zich.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit en vervoer van hard- en softdrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik hiervan schadelijk is voor de volksgezondheid. Reden waarom deze middelen door de wetgever op de lijsten I en II van de Opiumwet zijn geplaatst. Bovendien gaat de handel en daarmee het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit. Verdachte heeft door zijn gebruik bijgedragen aan de instandhouding van het criminele drugscircuit.
Uit justitiële informatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opium-en verkeersfeiten, meest recentelijk in september 2023 door de Duitse strafrechter. Uit stukken van de Duitse autoriteiten en de mondelinge toelichting hierop van de raadsvrouw, volgt dat verdachte in het kader van een strafrechtelijke veroordeling in Duitsland op dit moment een langdurig klinisch traject ondergaat om zijn middelenproblematiek aan te pakken en daarmee het recidivegevaar terug te dringen. Uit informatie van de behandelaars uit Duitsland komt naar voren dat de behandeling zich nog in de beginfase bevindt en dat verdachte zich actief inzet. De behandeling is gericht op het bevorderen van ziekte-inzicht, abstinent blijven en het trainen van nieuwe copingvaardigheden. Ook is hierin te lezen dat verdachte voorlopig nog verblijft in een gesloten setting. De veiligheid van de maatschappij is daarmee gewaarborgd. De rechtbank acht het vanuit het belang van de maatschappij en het belang van verdachte niet wenselijk om het intensieve behandeltraject te doorbreken. Wel acht de rechtbank een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om de ernst van de feiten te onderstrepen en als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat.
Alles afwegend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 123 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar opleggen. Het onvoorwaardelijk strafdeel is hiermee gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 12 maanden aangewezen, eveneens met een proeftijd van 3 jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in stafverminderde zin rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn recente veroordeling in Duitsland en het tijdsverloop tussen het plegen van het bewezenverklaarde en de uitspraak. Anders dan de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
De rechtbank acht het niet passend voor feit 2 en feit 7, die geen misdrijf maar een overtreding zijn nog een aparte straf op te leggen. De rechtbank zal in zoverre toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 184 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8, 11, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat voor feit 2 en feit 7 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 veroordeelt verdachte voor de overige bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
123 (honderd drieëntwintig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van feit 4 de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
s
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. P.M. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2024.
Mrs. Van der Mei en Goossens zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de Kmar Brigade Oostgrens Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27NM/22-003089, gesloten op 2 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding p. 4-6, proces-verbaal p. 152.
3.Proces-verbaal van verhoor p. 21.
4.Formulier p. 110 en rapport van het NFI p. 107 en 107A.
5.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 117 en proces-verbaal 111.
6.Fotomap, foto 6 p. 126.