Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
wist[eiser] ook dat hij vanaf 2010 nakoming van de afspraak uit 2001 kon vorderen. Gelet op artikel 3:307 BW is zijn vordering tot nakoming (I) dan ook verjaard.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een vordering ingesteld door [eiser] tegen de Stichting Talis, waarbij [eiser] herstel van de oude toestand van een stukje tuin vorderde na het overlijden van de buurvrouw. De procedure omvatte een tussenvonnis van 1 maart 2024, waarin Talis de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren van een afspraak uit 2010, waarin werd gesteld dat het stukje grond niet meer bij de tuin van [eiser] zou behoren. Talis heeft getuigenverklaringen overgelegd, maar de kantonrechter oordeelde dat het bewijs niet geleverd was. De getuigenverklaring van [naam 1] ondersteunde de stelling niet, en er waren twijfels over de kennis van de afspraak uit 2001 door de getuigen. De kantonrechter concludeerde dat [eiser] al in 2010 aanspraak had kunnen maken op herstel, waardoor de vordering tot nakoming verjaard was volgens artikel 3:307 BW.
De overige vorderingen van [eiser] werden eveneens afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De kantonrechter oordeelde dat de huurwaarde van het stukje grond niet voldoende was aangetoond en dat de berekeningen van Talis niet werden betwist door [eiser]. Als gevolg hiervan werd [eiser] in de kosten van de procedure veroordeeld, inclusief nakosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. R.J.J. van Acht op 27 september 2024.