In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schadevergoeding van de gedaagde hypotheekadviseur, een besloten vennootschap, wegens onjuist advies met betrekking tot de aftrekbaarheid van rente op een aflossingsvrije familielening. De procedure begon met een tussenvonnis op 26 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 september 2023. De eisers hebben in 2014 een woning gekocht met een aflossingsvrije hypotheek en een familielening, waarbij de gedaagde adviseur hen ten onrechte heeft geïnformeerd dat de rente op de familielening onder het overgangsrecht viel en niet afgelost hoefde te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek. Dit advies bleek onjuist, aangezien de rente op aflossingsvrije leningen na 2012 niet meer aftrekbaar is zonder aflossing. De eisers hebben schade geleden door het onjuiste advies, wat resulteerde in navorderingsaanslagen van de Belastingdienst over de jaren 2017 tot en met 2019. De eisers hebben de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, die door een deskundige is begroot op € 9.924,65, plus bijkomende kosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere op basis van verjaring en het ontbreken van een klachtplicht. De kantonrechter oordeelt dat de eisers niet eerder konden weten dat het advies onjuist was en dat de verjaringstermijn pas begon te lopen toen zij voldoende zekerheid hadden over hun schade. De gedaagde wordt aansprakelijk gehouden voor de schade die voortvloeit uit het onjuiste advies, en de zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere uitlating.