Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.De bewezenverklaring
of omstreeksde periode van
13 mei 2023tot en met
15 juni 2023
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk
aan het wettig over hem gesteld gezag en/ofaan het opzicht van
Rechtbank Gelderland
Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onttrekken van haar minderjarige zoon aan het opzicht van Jeugdbescherming. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in België, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van hun zoon, geboren in 2015, aan het wettig gezag. De tenlastelegging betrof de periode van 3 november 2022 tot en met 11 juli 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en medeverdachte op de hoogte waren van de ondertoezichtstelling van hun zoon en dat zij op 13 mei 2023 naar België zijn vertrokken zonder toestemming van Jeugdbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte opzettelijk hebben gehandeld door hun zoon weg te houden van Jeugdbescherming, wat in strijd is met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het bewijs voldoende om de verdachte te veroordelen, maar beperkte de bewezen periode tot 13 mei 2023 tot 15 juni 2023, in tegenstelling tot de langere periode die in de tenlastelegging was opgenomen.
De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank weigerde de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden, omdat de verdachte en haar zoon inmiddels in België wonen en daar ook leerplichtig zijn. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke hechtenis werd afgewezen, omdat de proeftijd was verlopen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.J.H. Steenweg als voorzitter.