ECLI:NL:RBGEL:2024:6558

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
05.171724.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens onttrekking van minderjarige zoon aan het opzicht van Jeugdbescherming tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onttrekken van haar minderjarige zoon aan het opzicht van Jeugdbescherming. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in België, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van hun zoon, geboren in 2015, aan het wettig gezag. De tenlastelegging betrof de periode van 3 november 2022 tot en met 11 juli 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en medeverdachte op de hoogte waren van de ondertoezichtstelling van hun zoon en dat zij op 13 mei 2023 naar België zijn vertrokken zonder toestemming van Jeugdbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte opzettelijk hebben gehandeld door hun zoon weg te houden van Jeugdbescherming, wat in strijd is met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het bewijs voldoende om de verdachte te veroordelen, maar beperkte de bewezen periode tot 13 mei 2023 tot 15 juni 2023, in tegenstelling tot de langere periode die in de tenlastelegging was opgenomen.

De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank weigerde de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden, omdat de verdachte en haar zoon inmiddels in België wonen en daar ook leerplichtig zijn. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke hechtenis werd afgewezen, omdat de proeftijd was verlopen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.J.H. Steenweg als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/171724-23 en 05/188653-21 (tul)
Datum uitspraak : 27 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] (België).
Raadsman: mr. R. Zwiers, advocaat in Malden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 3 november 2022 tot en met 11 juli 2023
te [plaats 1] , gemeente Druten, en/of [plaats 2] , althans in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015,
heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van
degene die dit desbevoegd over hem uitoefende,
terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De officier gaat daarbij uit van medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu het bestanddeel opzet niet bewezen kan worden. Subsidiair is aangevoerd dat pleegperiode aanzienlijk korter is dan ten laste is gelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 november 2022 is [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] , bij beschikking van de kinderrechter onder toezicht van Jeugdbescherming Gelderland geplaatst. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [2]
[aangever] heeft namens Jeugdbescherming Gelderland aangifte gedaan van onttrekking aan het opzicht van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats 2] . Op 13 mei 2023 vond een BRP-controle plaats op de [adres 2] te [plaats 1] . Na het aantreffen van de moeder (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft Jeugdbescherming Gelderland onder andere de beschikking van de ondertoezichtstelling overhandigd aan verdachte. Het exemplaar voor vader (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) werd meegegeven aan een politieagent die het exemplaar zou overhandigen aan medeverdachte. Door verdachte werd toegezegd dat zij zich op maandag 15 mei 2023 zou inschrijven bij de gemeente Druten en dat zij op 17 mei 2023 zou verschijnen op het politiebureau in Wijchen voor een gesprek met Jeugdbescherming Gelderland. Zij is op beide momenten niet verschenen. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij op 13 mei 2023 een stapeltje papieren overhandigd heeft gekregen. [4] Verdachte heeft verder verklaard dat zij samen met medeverdachte en [slachtoffer] in de nacht na 13 mei 2023 naar België is vertrokken. Ze wonen sindsdien bij haar zus en twee kinderen aan de [adres 1] te [woonplaats] . [5]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte en hij op 15 juni (de rechtbank begrijpt: 15 juni 2023) zijn aangehouden in België. [slachtoffer] is toen meegenomen en overgedragen aan jeugdzorg in Nederland. [6]
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 november 2022 is [slachtoffer] onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Gelderland. De vraag die voorligt is of verdachte en medeverdachte [slachtoffer] opzettelijk hebben onttrokken aan het opzicht.
Verdachte en medeverdachte hebben op 13 mei 2023 de beschikking tot ondertoezichtstelling in persoon uitgereikt gekregen. Met ingang van die datum kan het niet anders dan dat verdachte en medeverdachte op de hoogte waren van de ondertoezichtstelling. Door vervolgens op 13 mei 2023 gezamenlijk met [slachtoffer] naar België te vertrekken, hebben verdachte en medeverdachte de uitoefening van het opzicht door Jeugdbescherming onmogelijk gemaakt tot op de dag dat zij op 15 juni 2023 werden aangehouden in België en [slachtoffer] werd overgedragen aan de autoriteiten.
Nu verdachte en medeverdachte, na het moment dat zij in elk geval op de hoogte waren geraakt van de ondertoezichtstelling, met [slachtoffer] in de nacht zijn vertrokken naar België en Boy aldus hebben weggehouden van Jeugdbescherming Gelderland, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking [slachtoffer] opzettelijk hebben onttrokken aan het opzicht in de zin van artikel 279 Sr.
Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs om te kunnen oordelen dat verdachte en medeverdachte ook al vóór 13 mei 2023 op de hoogte waren van de ondertoezichtstelling en dus in die periode al het opzet hadden om [slachtoffer] te onttrekken aan het opzicht. De rechtbank zal daarom een kortere periode bewezen verklaren dan ten laste is gelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van
13 mei 2023tot en met
15 juni 2023
te [plaats 1] , gemeente Druten, en/of [plaats 2] , althans in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk
een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015,
heeft onttrokken
aan het wettig over hem gesteld gezag en/ofaan het opzicht van
degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van onttrekking van een minderjarige aan het bevoegd opzicht.

5.De strafbaarheid van het feit

De raadsman heeft een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid gedaan, nu er nimmer gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn geweest. Dit zou zijn gebleken in het civielrechtelijke traject.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. In het dossier bevindt zich een beschikking van de kinderrechter tot ondertoezichtstelling van [slachtoffer] . De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze beslissing. Het verweer strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) is voor het overige onvoldoende onderbouwd en zal worden verworpen. Al hetgeen de raadsman overigens heeft aangevoerd wat tot OVAR zou moeten leiden, is onvoldoende onderbouwd en leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd op te leggen als bijzondere voorwaarde dat [slachtoffer] staat ingeschreven op een volgens de leerplichtwetten van het land waar [slachtoffer] ingeschreven staat erkende school, en dat hij daar ook volgens de regels van die wet en die school de school bezoekt. De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd te bepalen op drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank overgaat tot een veroordeling, gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (toepassing van artikel 9a Sr). Subsidiair is verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Meer subsidiair is aangevoerd dat, indien de rechtbank zou menen dat een onvoorwaardelijke straf op zijn plaats is, over te gaan tot een gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan onttrekking aan het opzicht van hun minderjarige zoon [slachtoffer] . Verdachte en medeverdachte zijn, zonder medeweten van Jeugdbescherming Gelderland, in de nacht van 13 mei 2023 met [slachtoffer] naar België vertrokken, terwijl zij op dat moment op de hoogte waren van het feit dat [slachtoffer] onder toezicht van Jeugdbescherming was gesteld. Daarmee hebben verdachte en medeverdachte de gerechtelijke uitspraak genegeerd. Dat is een ernstig feit.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 augustus 2024, waaruit blijkt dat verdachte enkele jaren geleden onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van de leerplichtwet. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 2 september 2024, waarin wordt geadviseerd bij een veroordeling over te gaan tot het opleggen van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uur passend. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan de door de officier van justitie voorgestelde bijzondere voorwaarde te koppelen, temeer nu [slachtoffer] ook in België – waar hij nu staat ingeschreven – leerplichtig is en er vanuit kan worden gegaan dat de Belgische autoriteiten erop zullen toezien dat aan de leerplicht wordt voldaan.
De straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank een kortere periode bewezen acht dan de officier van justitie.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/188653-21)

De kantonrechter heeft verdachte op 8 december 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis van 2 weken.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen, nu de proeftijd reeds was verlopen.
Conform de vordering van de officier van justitie, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering tenuitvoerlegging
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter van 8 december 2021 voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van 2 weken af (parketnummer 05/188653-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023225931, gesloten op 7 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten de beschikking van de kinderrechter van 3 november 2022, p. 20-23.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens Jeugdbescherming Gelderland, p. 14, 16
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 142 en 146.
6.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 108.